ECLI:NL:RBNNE:2017:3753

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 oktober 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
18/830164-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens mishandeling en vernieling met taakstraf

Op 2 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985, die werd bijgestaan door mr. E. van der Meer. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever. De zaak betreft mishandeling en vernieling, gepleegd op 30 maart 2015 te Winschoten. De verdachte heeft [slachtoffer 1] mishandeld door hem een kopstoot te geven en heeft opzettelijk een regenpijp, toebehorende aan [slachtoffer 2], vernield.

Tijdens de zitting op 18 september 2017 heeft de verdachte zijn verklaring afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers als bewijsmiddelen gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, met uitzondering van andere ten laste gelegde feiten, waarvan de verdachte is vrijgesproken.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de zaak, waaronder de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De officier van justitie had een taakstraf van 60 uren geëist, waarvan 30 uren voorwaardelijk. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke taakstraf van maximaal 30 uren. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 30 uren, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd van 1 jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. De rechtbank heeft ook bepaald dat vervangende hechtenis kan worden toegepast indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830164-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
18 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2015 te Winschoten, (althans) in de gemeente Oldambt, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een zogeheten kopstoot te geven;
2.
hij op of omstreeks 30 maart 2015 te Winschoten, (althans) in de gemeente Oldambt, opzettelijk en wederrechtelijk een regenpijp, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat het slaan met een knuppel tegen een regenpijp voorwaardelijk opzet op het beschadigen van die regenpijp oplevert.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd met betrekking tot voorwaardelijk opzet op vernieling van de regenpijp.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 september 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 maart 2015, opgenomen op pagina 119 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2015095531 d.d. 4 april 2015, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 18 september 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 31 maart 2015, opgenomen op pagina 127 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 maart 2015 te Winschoten [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een zogeheten kopstoot te geven;
2.
hij op 30 maart 2015 te Winschoten opzettelijk en wederrechtelijk een regenpijp toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield en onbruikbaar heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:

1. mishandeling;

2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander

toebehoort, vernielen en onbruikbaar maken.

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de oude justitiële documentatie en het feit dat verdachte licht verstandelijk beperkt is. De officier van justitie heeft voorts rekening gehouden met het tijdsverloop van de strafzaak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf van maximaal 30 uren, met een proeftijd van 1 dag. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het tijdsverloop van de strafzaak en het feit dat de strafzaak, gelet op de zwaarte daarvan, bij de politierechter had kunnen worden aangebracht. Voorts heeft de raadsman betoogd geen meerwaarde te zien in het opleggen van een deels voorwaardelijke werkstraf, nu verdachte na dit feit niet meer met justitie in aanraking is gekomen en zijn persoonlijke situatie dermate in gunstige zin is veranderd dat er geen gevaar voor herhaling bestaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich laten meeslepen in een conflict dat anderen met het slachtoffer hadden en heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Verdachte heeft het slachtoffer een kopstoot gegeven, waardoor het slachtoffer pijn heeft ondervonden en ten gevolge waarvan een bloedneus is ontstaan. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling, waardoor inbreuk is gemaakt op het eigendom van een ander.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de oudheid van de feiten.
Alles afwegende acht de rechtbank, anders dan door de officier van justitie is gevorderd, een geheel voorwaardelijke taakstraf passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 30 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mrs. F. de Jong en M.R.M. Beaumont, rechters, bijgestaan door mr. A. Boersma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 oktober 2017.
Mr. Beaumont is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.