ECLI:NL:RBNNE:2017:3871

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
18/930064-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in oplichtingszaak met betrekking tot criminele organisatie en witwassen

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting, valsheid in geschrifte en witwassen, heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De zaak betrof een vermeende betrokkenheid van de verdachte bij een criminele organisatie die zich bezighield met oplichting. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte actief betrokken was bij het oplichten van de aangevers of bij het witwassen van de verkregen geldbedragen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet de rol had gespeeld die nodig was om als deelnemer aan de criminele organisatie te worden aangemerkt.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van het openbaar ministerie kritisch beoordeeld. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor het eerste feit en veroordeling voor de andere twee feiten, maar de rechtbank vond dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte had zijn bankrekening ter beschikking gesteld voor geldtransacties, maar het was niet bewezen dat hij daadwerkelijk over deze rekening kon beschikken of dat hij opzettelijk deelnemer was aan de criminele organisatie.

Daarnaast was er een vordering van een benadeelde partij, de curator in het faillissement van een bedrijf, die schadevergoeding eiste. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank heeft de kosten voor de vordering voor beide partijen bepaald.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.930064-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 10 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
postadres: [plaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 mei 2015, 27 november 2015, 12 september 2017 en 26 september 2017.
Verdachte is ter terechtzittingen van 29 mei 2015 en 12 september 2017 verschenen, bijgestaan door mr. M.J. van Essen, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 1 december 2014, te Veendam, althans in de gemeente Veendam en/of te Amsterdam en/of te [pleegplaats], althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- handelende onder de (bedrijfs)naam [naam bedrijf], (ondermeer) [naam bedrijf] en/of [slachtoffer 1] namens [naam bedrijf] en/of [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed en/of
- handelende onder de (bedrijfs)naam [naam bedrijf], [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten 2541 euro, in elk geval van enig goed,
- handelende onder de (bedrijfs)naam [naam bedrijf] [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van (telkens) een hoeveelheid geld, in elk geval (telkens) van enig goed,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- aan (ondermeer) genoemd(e) bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen een factuur toegezonden, welke (telkens) moest doorgaan voor een reguliere factuur voor de plaatsing van een advertentie, in elk geval voor een verleende dienst, die in opdracht van genoemd(e) bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen (door [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf]) was verricht, en/of
- ( daarbij) (telkens) een opdrachtbevestiging, die zou/moest bevestigen dat de bedoelde opdracht was verstrekt, welke opdrachtbevestiging was voorzien van (een) valse en/of vervalste handtekening(en) van en/of namens de vermeende opdrachtgever(s) aan (ondermeer) genoemd(e) bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen toegezonden,
waardoor genoemd(e) bedrijf/bedrijven en/of persoon/personen (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij op verschillende tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 1 december 2014, te Veendam en/of te Amsterdam en/of te [pleegplaats], althans (elders) in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft verdachte op een stelselmatige en/of bedrijfsmatige wijze bedrijven en/of personen benaderd en/of bewogen tot het voldoen van (een) factuur/facturen voor (een) vermeende geleverde dienst(en), en/of heeft verdachte (vervolgens) (telkens) van een voorwerp, te weten (telkens) een hoeveelheid geld, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dat geld, althans dat voorwerp (telkens) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 1 december 2014, te Veendam, althans in de gemeente Veendam en/of te [pleegplaats] en/of te Amsterdam, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband handelende onder de bedrijfsnaam/bedrijfsnamen [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf] en/of [naam bedrijf], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het plegen van oplichting (artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- het plegen van valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht) en/of
- het plegen van witwassen (artikel 420bis/ter/quater Wetboek van Strafrecht),
hierin bestaande dat verdachte in/binnen het genoemde samenwerkingsverband toen aldaar als medewerker en/of werknemer van bovengenoemd(e) bedrijf/bedrijven werkzaam was, althans werkzaamheden verrichtte;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 ten laste gelegde en veroordeling voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf van 6 maanden.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat verdachte bewust zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld om de uit de door de medeverdachten gepleegde oplichtingspraktijken ontvangen gelden te kunnen witwassen. Dat verdachte actief betrokken is geweest en wist dat het ging om uit misdrijf afkomstig geld blijkt uit zijn telefonische contacten met medeverdachte [medeverdachte] en met [naam] die het bedrijf [naam bedrijf] op naam had staan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft op gronden als vermeld in de pleitnota betoogd dat de verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat verdachte betrokken is geweest bij handelingen die tot oplichting van de in de tenlastelegging genoemde bedrijven en personen hebben geleid.
Ook het onder 2 ten laste gelegde witwassen acht de rechtbank niet bewezen. Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte zijn bankrekening gedurende een periode ter beschikking heeft gesteld aan een ander of anderen en dat op die rekening van misdrijf afkomstige gelden zijn bijgeboekt. Niet is echter komen vast te staan dat verdachte in de ten laste gelegde periode over deze bankrekening kon beschikken in die zin dat hij gelden kon opnemen dan wel overboekingen kon verrichten. Veeleer is aannemelijk geworden dat verdachte zijn pinpas aan iemand anders heeft afgegeven en eerst later (na de ten laste gelegde periode) opnieuw de beschikking over een eigen pinpas had. Uit de opgevraagde bankafschriften blijkt namelijk dat de bankrekening in de ten laste gelegde periode alleen werd gebruikt voor geldtransacties en geldopnames bij pinautomaten en dat niet van aan verdachte te relateren uitgaven of inkomsten is gebleken. De rechtbank is van oordeel dat uit het onder voornoemde omstandigheden ter beschikking stellen van een bankrekening niet kan volgen dat verdachte pleger is geweest van het witwassen van op die rekening geboekte geldbedragen.
Dat leidt er toe dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
Nu niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de feiten onder 1 en 2 en het dossier ook anderszins geen bewijsmiddelen bevat waaruit afgeleid kan worden dat verdachte (opzettelijk) deelnemer is geweest aan een criminele organisatie, dient ook vrijspraak te volgen voor de onder 3 ten laste gelegde deelneming aan een criminele organisatie.

Benadeelde partij

Mr. [naam], curator in het faillissement van [naam bedrijf] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 83.010,02 ter zake van materiële schade.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de benadeelde partij mr. [naam], curator in het faillissement van [naam bedrijf], in de vordering niet ontvankelijk is. Bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. W.S. Sikkema en mr. F. Sieders, rechters, bijgestaan door D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 september 2017.