Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 25 januari 2017
- de conclusie van antwoord in reconventie
- het proces-verbaal van comparitie van 7 april 2017, en de ter gelegenheid van de zitting door [X] in het geding gebrachte producties 6 tot en met 8 en de door [Y] in het geding gebrachte producties 26 en 27
- het B16-formulier van 31 mei 2017 van mr. Van der Togt en de brief van 9 juni 2017 van mr. Schmitz naar aanleiding van het proces-verbaal van comparitie
- de akte houdende wijziging eis van [X]
- de (aangepaste) antwoordakte in conventie van [Y]
- de brief van 12 juli 2017 van mr. Schmitz, waarin bezwaar wordt gemaakt tegen de (aangepaste) antwoordakte in conventie van [Y] .
2.De feiten
tot zekerheid voor de betaling van al hetgeen de schuldeiser [opm. rechtbank: bedoeld wordt [X] ] blijkens zijn administratie van hen (…) [opm. rechtbank: bedoeld worden [Y] en [B] ], zowel van hen tezamen als van ieder van hen afzonderlijk te vorderen heeft of mocht hebben, uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, dan wel uit welken andere hoofde ook".
3.De vordering in conventie
4.De vordering in reconventie
5.Het geschil en de beoordeling daarvan
in conventie
bekend". Volgens [X] heeft hij de afspraken weliswaar met [B] gemaakt, maar moet [Y] als schuldenaar worden aangemerkt omdat de woning te [plaats] op haar naam is gezet. [X] vordert op grond van artikel 3:180 lid 1 BW dat de nalatenschappen van de erflaters verdeeld worden, opdat hij zich op de aandelen van [Y] daarin kan verhalen.
6.De beslissing
21 februari 2018om [X] in de gelegenheid te stellen het exploot waarmee [A] wordt opgeroepen ter griffie in te dienen en op de rol te laten inschrijven;