3.1.[W] en [X] vorderen van de rechtbank om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. De verdeling van de gemeenschappen te bevelen, met benoeming van een notaris ten overstaan van wie partijen de gemeenschappen dienen te verdelen en de wijze van verdeling vast te stellen op de hieronder nrs. 2 t/m aangegeven wijze.
2. Omtrent de verkoop of verdeling van de woning te bepalen dat:
a. De door uw rechtbank te benoemen boedelnotaris de bevoegdheid zal hebben om de hieronder sub b bedoelde verdeelwaarde bindend te laten vaststellen door een taxateur en tevens de bevoegdheid zal hebben een makelaar in te schakelen zoals onder sub c omschreven.
b. Gedaagde sub 1 tot 2 maanden na uw vonnis het recht heeft de woning aan de [adresgegevens] aan zich te laten toedelen tegen een door een taxateur vast te stellen waarde, onder de verplichting om de op deze woning rustende hypothecaire lening over te nemen dan wel voor haar rekening te houden en deze te voldoen als haar eigen schuld of althans de overige deelgenoten daarvoor te vrijwaren.
c. Indien gedaagde sub 1 de sub b genoemde termijn laat verlopen dan wel eerder kenbaar maakt dat zij de woning niet aan zich wil laten toedelen, de woning te koop gesteld zal worden, onder aanwijzing van een makelaar die als verkopend makelaar zal optreden.
3. Gedaagde sub 1 te veroordelen tot:
a. afgifte van de boedeladministratie aan de boedelnotaris en alsmede tot het verstrekken van alle door de notaris ten behoeve van de verdeling gevraagde en benodigde gegevens;
b. het verlenen van medewerking aan het laten taxeren van de roerende en onroerende zaken van de nalatenschap;
c. het verlenen van medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning, in ieder geval doch niet uitsluitend bestaande uit het tot stand brengen van een behoorlijke presentatie van de woning aan het publiek, het geven van rondleidingen aan belangstellenden door de makelaar, het verrichten van dagelijks onderhoud aan de woning en het presentabel houden van de woning;
d. het ontruimen en bezemschoon opleveren van de woning, indien deze is verkocht uiterlijk een week voor de overeengekomen eigendomsoverdracht.
alles onder 4 a t/m d op straffe van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat zij daartoe in gebreke blijft na betekening van Uw vonnis.
4. Gedaagde sub 1 vanaf (datum overlijden) te veroordelen tot het betalen van een gebruiksvergoeding aan de andere deelgenoten (eisers en gedaagde sub 2) tot het moment dat hetzij de woning aan haar in eigendom wordt overgedragen dan wel de woning metterwoon door haar verlaten wordt. De hoogte van deze gebruiksvergoeding zal door de boedelnotaris bindend worden vastgesteld op basis van de taxatiewaarde zoals hiervoor bedoeld onder 2a, overeenkomstig de arresten van de Hoge Raad van 22 december 2000 (NJ 2001/59) en Hof Den Bosch van 6 juni 2006 (LJN AZ3483).
Onzijdig persoon/dwangvertegenwoordiger
5. Een onzijdige persoon te benoemen ex artikel 3:181 BW jo 677 lid 1 en 2 Rv ten behoeve van gedaagden voor het geval dat zij niet meewerken aan de verdelingen daarbij te bepalen dat deze onzijdige persoon de bevoegdheid heeft om rechtshandelingen te verrichten zoals bedoeld in artikel 3:300 lid 1 BW (en in dat kader tevens als dwangvertegenwoordiger dient te worden beschouwd).
6. Te bepalen dat:
a. de kosten van de onzijdig persoon/dwangvertegenwoordiger uitsluitend voor rekening komen van degene namens wie de onzijdig persoon handelt, alsmede diens loon en/of de wijze van vaststelling daarvan te bepalen;
b. de boedelnotaris de bevoegdheid zal hebben om de kosten van de afwikkeling van de gemeenschappen (waaronder de notariskosten, taxatiekosten makelaarskosten en kosten onzijdig persoon) alsmede de gebruiksvergoeding te voldoen uit de opbrengsten van de verkoop van de woning.
7. Gedaagde sub 1 te veroordelen in de proceskosten.
3.1.1.[W] en [X] stellen te willen overgaan tot verdeling van de nalatenschap van erflater en in verband daarmee ook tot verdeling van het tot op heden onverdeeld gelaten, door echtscheiding ontbonden huwelijksgemeenschap van erflater en [Y] . Zij zijn er evenwel niet in geslaagd in onderling overleg met [Y] (en [Z] ) tot verdeling te geraken, omdat [Y] daaraan niet meewerkt en daartoe ook niet de benodigde informatie verschaft. Zij wijzen er daarbij op dat [Y] ten onrechte meent dat zij aanspraak kan maken op het door erflater bij testament aan haar gelegateerde vruchtgebruik, aangezien ten tijde van het overlijden van erflater tussen haar en erflater geen sprake meer was van een huwelijk, zodat op grond van artikel 4:52 BW het testament is komen te vervallen. Ter onderbouwing hiervan hebben zij de echtscheidingsbeschikking van 3 januari 2001 overgelegd waarbij tussen erflater en [Y] de echtscheiding is uitgesproken (productie 2 bij dagvaarding). Ook hebben zij een brief van de gemeente Achtkarspelen van 3 juni 2016 overgelegd, inhoudende - zakelijk weergegeven - dat de echtscheiding op vrijdag 6 april 2001 is ingeschreven door een ervaren medewerker en voorts dat de hierop betrekking hebbende brondocumenten inmiddels zijn vernietigd. Verder wordt in die brief gemeld dat [Y] sinds 1990 onafgebroken hetzelfde woonadres heeft gehad volgens de GBA (productie 1 bij repliek).
3.1.2.[W] en [X] stellen zich uit pragmatische overwegingen op het standpunt dat de banktegoeden bij helfte moeten worden gedeeld. Zij hebben opgemerkt geen belangstelling te hebben voor toedeling van roerende zaken en inboedel en af te zien van een verrekening van de waarde daarvan. Met name verlangen zij verdeling van de tot de onverdeeldheid behorende woning aan de [adresgegevens] .