ECLI:NL:RBNNE:2017:4222

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2017
Publicatiedatum
7 november 2017
Zaaknummer
18/830472-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Feitelijke aanranding van de eerbaarheid met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 6 november 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De verdachte, geboren in 1994 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was niet verschenen op de zitting, waardoor verstek werd verleend. De zaak was gebaseerd op een incident dat plaatsvond op 3 september 2016 in Delfzijl, waar de verdachte de aangeefster, een meisje, tegen haar wil heeft vastgehouden en ontuchtige handelingen heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als bewijs gebruikt. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie weken geëist, maar de rechtbank oordeelde dat een gevangenisstraf van tien dagen, waarvan zeven dagen voorwaardelijk, passend was. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De verdachte werd schuldig bevonden aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid en kreeg een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte het respectloze gedrag van de verdachte en de impact daarvan op de aangeefster. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij mr. A. Jongsma als voorzitter fungeerde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830472-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 6 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
23 oktober 2017.
Verdachte is niet verschenen. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 3 september 2016 te Delfzijl, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
-het onverhoeds van achteren vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer] en/of
-stevig tegen die [slachtoffer] aanduwen en/of die [slachtoffer] blijven vasthouden terwijl ze weg liep, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het vastpakken van de borsten van die [slachtoffer] en/of het knijpen in de borsten van die [slachtoffer].

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gelet op de inhoud van de stukken in het dossier veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor meerderjarige verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2016, opgenomen op pagina 45 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016252871 d.d. 3 september 2016, inhoudende de verklaring van verdachte.
Ik was op 3 september 2016 op een feest in Delfzijl. Ik had een arm om een meisje.
2.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 4 september 2016, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
We waren 3 september 2016 vrienden op stap in Delfzijl. Die jongen die nu vast zit, stond achter mij en hij pakte mij zo vast (
Opmerking verbalisant: aangeefster wijst met haar beide handen haar borsten aan).Die AZC-er pakte mijn borsten echt vast. Hij stond dus achter mij en ik kon dus niks. Hij ging met zijn armen onder mijn armen door naar mijn voorkant en pakte mijn beide borsten vol vast. Hij hield zijn vingers gespreid en bleef mijn borsten vasthouden. Zijn handen knepen mijn borsten en bleven maar knijpen. Die handen zijn er niet af geweest en hij bleef constant knijpen. Omdat die jongen mijn borsten vast bleef houden, liep ik naar mijn kameraad. Die jongen die dit bij mij deed liep met mij en bleef ondertussen mijn borsten vasthouden. De voorzijde van zijn lichaam was stijf tegen de achterzijde van mijn lichaam.
3.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 6 september 2016, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige].
We waren op 3 september 2016 in Delfzijl. Ik zag een jongen over [slachtoffer] heen hangen, vanaf haar rug over haar schouders heen, en ik zag dat die jongen vol in haar borsten kneep.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het op grond van vorenstaande bewijsmiddelen het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 3 september 2016 te Delfzijl, door geweld en een andere feitelijkheden, te weten
-het van achteren vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer] en
-stevig tegen die [slachtoffer] aanduwen en die [slachtoffer] blijven vasthouden terwijl ze weg liep, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het vastpakken van de borsten van die [slachtoffer] en het knijpen in de borsten van die [slachtoffer].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken. Bij het bepalen van de straf heeft de officier van justitie rekening gehouden met de aard en ernst van het feit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van aangeefster.
Verdachte heeft respectloos gehandeld richting aangeefster en haar recht op lichamelijke en geestelijke integriteit en haar gevoelsleven ondergeschikt gemaakt aan de kennelijk bij hem bestaande behoefte aan intimiteit en daarbij geen rekening gehouden met de mogelijke impact daarvan op de aangeefster.
De rechtbank acht in het licht van het bewezenverklaarde feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die door verdachte reeds in verzekering is doorgebracht passend en geboden. Voorts zal de rechtbank aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, nu de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt en beter aansluit bij in vergelijkbare gevallen opgelegde straffen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a,14b,14c en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 7 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A Jongsma, voorzitter, mr. F. de Jong en
mr. M.R.M. Beaumont, rechters, bijgestaan door mr. E.A.B. de Jong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2017.
Mr. Beaumont is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.