ECLI:NL:RBNNE:2017:4283

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
6100464 CV EXPL 17-4670
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzetprocedure met ontvankelijkheidsvragen in civiele zaak tussen opposante en Arenda I B.V. en Next Finance B.V.

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure die is ingesteld door [opposante] tegen een verstekvonnis van 22 februari 2011. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [opposante] en haar overleden echtgenoot [XX] in 2011 zijn gedagvaard door de besloten vennootschap Arenda I B.V. voor een vordering van € 4.775,03. Het verstekvonnis is aan hen betekend door achterlating van het exploot op hun adres. In 2012 is er beslag gelegd op de uitkering van [XX] door Arenda I, en in 2015 is de vordering overgedragen aan Next Finance B.V. [opposante] heeft in verzet gesteld dat zij pas na de brief van de incassogemachtigde van Next Finance op 23 mei 2017 kennis heeft genomen van het verstekvonnis en betwist de verschuldigdheid van het bedrag aan Arenda I of Next Finance. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [opposante] ontvankelijk is in haar verzet, omdat niet voldoende is komen vast te staan dat zij bekend was met het verstekvonnis. De kantonrechter heeft het verzet tegen Next Finance niet-ontvankelijk verklaard, maar het verstekvonnis bekrachtigd en [opposante] veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 6100464 CV EXPL 17-4670
vonnis van de kantonrechter van 14 november 2017
in de zaak van
[opposante]
hierna te noemen: [opposante] ,
wonende te [woonplaats] ,
opposante,
gemachtigde: mr. G.B. de Jong
tegen

1.de besloten vennootschap ARENDA I B.V.,

gevestigd te Reeuwijk en kantoorhoudende te Rotterdam

2.de besloten vennootschap NEXT FINANCE B.V.,

gevestigd te Lunteren en kantoorhoudende te Ede,
hierna te noemen: Arenda I c.s., dan wel ieder voor zich zoals hierna vermeld,
geopposeerden,
gemachtigde: Schuman Incasso & Gerechtsdeurwaarders.
Het verloop van de procedure
De partijen hebben de volgende stukken in het geding gebracht c.q. proceshandelingen verricht:
de inleidende dagvaarding en het verstekvonnis;
de dagvaarding in oppositie van 20 juni 2017 met producties;
de conclusie van antwoord in oppositie met producties;
de nadere toelichting(en) in oppositie.

1.De vaststaande feiten

1.1.
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
1.2.
Bij inleidende dagvaarding van 24 januari 2011 zijn wijlen [XX] , hierna [XX] , en diens echtgenote [opposante] gedagvaard tot hoofdelijke betaling aan Arenda I van een bedrag groot € 4.775,03 met rente en kosten.
1.3.
Bij vonnis van 22 februari 2011 is aan gedaagden verstek verleend en is voormelde vordering bij verstek toegewezen, behoudens een deel van de gevorderde proceskosten.
1.4.
Dit verstekvonnis is bij exploot van 10 maart 2011 aan [XX] en [opposante] betekend, niet in persoon maar door achterlating van het exploot van betekening in een gesloten envelop op het adres van [XX] en [opposante] .
1.5.
De toegewezen vordering betrof in hoofdsom een (openstaand) restant krediet dat blijkens de daarvan opgemaakte akte was verstrekt door Arenda I als kredietgever aan [opposante] en echtgenoot in de vorm van een persoonlijke lening. Deze overeenkomst is medeondertekend door [opposante] . Van het verstrekte krediet is een bedrag ter grootte van € 12.850,00 op een privérekening ten name van [opposante] overgemaakt, blijkens het daartoe overgelegde afschrift van 16 augustus 2004 van ABN Amrobank.
1.6.
Op 2 juli 2012 is op verzoek van Arenda I krachtens voormeld verstekvonnis onder het UWV te Amsterdam beslag gelegd op - kort samengevat - alle gelden, vorderingen, geldswaarden en/of roerende zaken die het UWV onder zich heeft of zal krijgen van of verschuldigd zijn aan [XX] .
1.7.
Op 12 juli 2012 is (vervolgens) op verzoek van Arenda I een afschrift van het proces-verbaal van 2 juli 2012 van het gelde derdenbeslag aan [XX] en [opposante] niet in persoon betekend, waarbij het exploot is achtergelaten in gesloten envelop op het woonadres van [opposante] en [XX] .
1.8.
Bij akte van cessie van 18 november 2015 heeft Arenda I haar vordering op [XX] en [opposante] overgedragen aan Next Finance.
1.9.
Bij brief van 8 november 2015 aan [opposante] is door de incassogemachtigde van Arenda I mededeling gedaan van deze cessie en heeft de incassogemachtigde voorts aangegeven de incasso uit naam van Next Finance voort te zetten.
1.10.
Op 5 mei 2017 is [XX] overleden.
1.11.
Bij exploot van 20 juni 2017 is [opposante] van meergenoemd verstekvonnis in verzet gekomen.

2.De vordering en het verweer

2.1.
[opposante] vordert haar te ontheffen van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij voormeld verstekvonnis en de inleidende vordering - kort samengevat - af te wijzen. Zij voert daarbij aan dat zij pas na ontvangst van het schrijven van de incassogemachtigde van Next Finance van 23 mei 2017 (productie 1, bij exploot van dagvaarding in oppositie) voor het eerst kennis heeft genomen van de inhoud van dat verstekvonnis. Zij voert alsnog verweer en betwist de verschuldigdheid van enig bedrag aan Arenda I of Next Finance. Er is haar geen opdracht c.q. overeenkomst bekend op grond waarvan [opposante] een bedrag verschuldigd zou zijn. Ook stelt zij niet bekend te zijn met de reden waarom Next Finance in de genoemde brief van de deurwaarder is vermeld. [opposante] voert voorts aan dat haar geen buitengerechtelijke kosten zijn aangezegd en zij betwist verder dat haar sommatiebrieven hebben bereikt. Ten slotte betwist zij de rentevordering, nu deze niet aan haar is gespecificeerd zodat het voor haar onmogelijk is om daar inhoudelijk op in te gaan.
3.1.
Volgens Arenda c.s. dient [opposante] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar verzet. Zij beroept zich daarbij op het feit dat het vonnis ten uitvoer is gelegd door het gelegde executoriaal derdenbeslag op de uitkering van [XX] , zodat ingevolge lid 2 van artikel 143 Rv (bedoeld zal zijn lid 3 van dat artikel, ktr) de termijn waarbinnen verzet kon worden gedaan is aangevangen op de dag waarop het vonnis ten uitvoer is gelegd. Zij merkt daarbij op dat uit voormeld beslag in totaal een bedrag van € 1.788,92 is afgedragen, hetgeen in mindering strekte op de vordering. Een vonnis wordt geacht ten uitvoer te zijn gelegd in geval van een derdenbeslag op een vordering tot periodieke betalingen, na de eerste uitbetaling. Nu de eerste uitbetaling heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2012 is de verzettermijn op die dag ingegaan en heeft [opposante] daarmee niet tijdig verzet ingesteld.
3.2.
Arenda c.s. stelt voorts dat Arenda I ten onrechte is betrokken in de verzetprocedure, nu de onderhavige vordering is overgedragen aan Next Finance. Van deze overdracht is [opposante] op de hoogte gesteld bij brief van 8 december 2015. Om die reden vordert Arenda c.s. dat de vordering van [opposante] voor zover gericht tegen Arenda I dient te worden afgewezen met veroordeling van [opposante] in de gedingkosten.
3.3.
Arenda c.s. stelt ten slotte dat de stelling van [opposante] dat zij onbekend was met de vordering c.q. de overeenkomst van geldlening zich niet verdraagt met de relevante feiten. Zij beroept zich onder meer op de door [opposante] medeondertekende overeenkomst van geldlening die ten name van [opposante] en haar echtgenoot was gesteld en op het feit dat in elk geval een bedrag van € 12.850,00 op de privérekening van [opposante] is gestort. De betreffende bewijsstukken heeft Arenda c.s. in het geding gebracht. Zij wijst er op dat [opposante] de afgelopen jaren herhaaldelijk schriftelijk is verzocht om tot betaling van de vordering over te gaan en heeft een selectie van deze brieven in het geding gebracht.
3.4.
Arenda c.s. vordert [opposante] te verklaren tot kwaad-opposant en haar in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren althans deze haar te ontzeggen, met bekrachtiging van het verstekvonnis waarvan verzet.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter zal [opposante] ontvankelijk verklaren in haar verzet. Weliswaar is het verstekvonnis van 22 februari 2011 door het gelegde derdenbeslag onder het UWV en de daaruit ontvangen betalingen deels geëxecuteerd, zodat de verzettermijn van vier weken als bedoeld in artikel 143 lid 3 jo. lid 2 Rv na die gedeeltelijke tenuitvoerlegging is verstreken, maar onvoldoende is komen vast te staan dat [opposante] (toen) met het verstekvonnis bekend is geworden. De beslaglegging betrof immers de gelden (een uitkering, ktr) van wijlen haar man [XX] en de betekening van het gelegde beslag heeft plaatsgehad niet in persoon. Niet uitgesloten kan worden dat wijlen haar man [opposante] onkundig heeft gehouden van het gelegde beslag en het gemis aan uitkeringen. Ook het verstekvonnis waarvan verzet en de daaraan voorafgaande inleidende dagvaarding zijn niet in persoon aan [opposante] betekend. Onder die omstandigheden kan dus niet worden vastgesteld of het beginsel van hoor en wederhoor in de procedure, voor zover die was ingesteld tegen [opposante] , behoorlijk is toegepast en behoort [opposante] alsnog in haar verzet te worden ontvangen.
4.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 147 Rv wordt door het verzet de instantie heropend. Het exploot van verzet geldt als conclusie van antwoord. Dat brengt met zich mee dat het verweer in oppositie dat het verzet niet ontvankelijk dient te worden verklaard voor zover het is gericht tegen Arenda I zal worden verworpen. Arenda I heeft immers de dagvaarding uitgebracht tegen [opposante] en jegens Arenda I geldt het verzet dus als conclusie van antwoord. Dat Arenda I inmiddels haar vordering(srecht) heeft overgedragen aan Next Finance doet daar niet aan af. In de procedure, zoals die bij inleidende dagvaarding is aangevangen, is Next Finance geen procespartij. [opposante] zal daarom in haar verzet, voor zover dat is gericht tegen Next Finance, niet-ontvankelijk worden verklaard.
4.3.
[opposante] heeft betwist enig bedrag aan Arenda I verschuldigd te zijn en heeft daarbij aangevoerd dat haar geen opdracht c.q. overeenkomst bekend is op grond waarvan zij een bedrag verschuldigd zou zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat schriftelijke vastlegging van de persoonlijke lening voor een bedrag van € 40.000,00, die destijds, op 20 oktober 2004 is overeengekomen, mede is ondertekend door [opposante] . Ook staat vast dat in elk geval een deel van het krediet is opgenomen door storting van een bedrag van € 12.850,00 op de privérekening van [opposante] . Onder die omstandigheden kan door [opposante] bezwaarlijk worden vastgehouden aan haar stelling dat zij geen enkel bedrag aan Arenda I verschuldigd is (geworden) en/of dat haar geen overeenkomst bekend is op grond waarvan zij een bedrag verschuldigd zou zijn. De kantonrechter merkt voorts op dat [opposante] , na de uitvoerige weerlegging door Arenda I bij antwoord in oppositie van dit door [opposante] gevoerde verweer tegen de initiële vordering, bij repliek in oppositie niet meer is teruggekomen op dit verweer. Vastgesteld kan dus worden dat, nu het verweer van [opposante] gemotiveerd is weerlegd, zij verder geen verweer meer heeft gevoerd tegen de inleidende vordering. [opposante] heeft geen andere argumenten aangevoerd die zouden kunnen leiden tot afwijzing van de inleidende vordering. Het door Arenda I gevorderde is dus bij onvoldoende betwisting en als gegrond op de wet toewijsbaar. De veroordeling volgens het verstekvonnis waarvan verzet kan daarom in stand blijven en zal door de kantonrechter worden bekrachtigd.
4.4.
[opposante] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld. Aan de zijde van Arenda c.s. zullen deze kosten tot op heden worden vastgesteld op € 200,00 wegens salaris gemachtigde (1 punt volgens het liquidatietarief kanton voor de conclusie van antwoord in oppositie).
De beslissing
De kantonrechter:
verklaart [opposante] niet-ontvankelijk in haar verzet tegen Next Finance;
bekrachtigt het vonnis waarvan verzet;
veroordeelt [opposante] in de kosten van de verzetprocedure, tot deze uitspraak aan de zijde van Arenda c.s. begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2017.
typ/conc: 482/AM
coll: