ECLI:NL:RBNNE:2017:4307

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
18/730175-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en diefstal met ISD-maatregel opgelegd aan stelselmatige dader

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling en diefstal. De verdachte, geboren in 1979 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, werd beschuldigd van het mishandelen van een willekeurige voorbijganger op 22 mei 2017 en het stelen van een mobiele telefoon op 16 mei 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 mei 2017 de vrouw, die in haar lunchpauze een ommetje maakte, tegen het achterhoofd heeft geslagen, omdat hij dacht dat zij hem had beledigd. Daarnaast heeft hij op 16 mei 2017 een telefoon gestolen van een medewerker van het Leger des Heils, waar hij verbleef.

Tijdens de rechtszitting op 10 augustus 2017 heeft de verdachte bekend en is hij bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.R. Stoeten. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor beide tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte schuldig bevonden aan zowel mishandeling als diefstal.

De rechtbank heeft de verdachte als stelselmatige dader aangemerkt en heeft op basis van de ernst van de feiten en de problematiek van de verdachte, waaronder ADHD en middelenafhankelijkheid, besloten om de ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de mishandeling op het slachtoffer en de noodzaak van behandeling voor de verdachte. Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die zich als benadeelde partij had gevoegd, ter hoogte van €290,40, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730175-17
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/720217-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 augustus 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/730175-17
hij op of omstreeks 22 mei 2017, te Leeuwarden, althans in de gemeente
Leeuwarden [slachtoffer 1] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 1] in/tegen haar
nek/(achter)hoofd, althans tegen haar lichaam, te slaan/stompen;
Parketnummer 18/720217-17
hij op of omstreeks 16 mei 2017, te Leeuwarden, althans in de gemeente Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, merk Iphone, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder parketnummer 18/730175-17 en het onder parketnummer 18/720217-17 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/730175-17 en het onder parketnummer 18/720217-17 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
t.a.v. parketnummer 18/730175-17
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 22 mei 2017, opgenomen op pagina 17 t/m 19 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2017131442 d.d. 22 mei 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1];
t.a.v. parketnummer 18/720217-17
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 augustus 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte d.d. 16 mei 2017, opgenomen op pagina 25 en 26 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2017125686 d.d. 31 mei 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 16 mei 2017, opgenomen op pagina 27 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2017125686 d.d. 31 mei 2017, inhoudende de verklaring van [getuige].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/730175-17 en het onder parketnummer 18/720217-17 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/730175-17
hij op 22 mei 2017, te Leeuwarden [slachtoffer 1] heeft mishandeld door genoemde [slachtoffer 1] tegen haar (achter)hoofd, te slaan;
Parketnummer 18/720217-17
hij op 16 mei 2017 te Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, merk Iphone, toebehorende aan [slachtoffer 2].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/730175-17 mishandeling
Parketnummer 18/720217-17 diefstal
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders op te leggen om verdachte de kans te geven klinisch een behandeling te ondergaan nu verdachte nog niet eerder klinisch is behandeld.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages door de reclassering, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 juni 2017, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling en de diefstal van een mobiele telefoon. Verdachte heeft een willekeurige voorbijganger, een vrouw die in haar lunchpauze even een ommetje ging maken, tegen het achterhoofd geslagen. Verdachte was in de veronderstelling dat zij hem had beledigd en heeft het slachtoffer, die zich nergens van bewust was, geslagen. Het gebeuren heeft grote impact op het slachtoffer gehad, zoals blijkt uit de toelichting op het verzoek tot schadevergoeding.
De mobiele telefoon heeft verdachte gestolen van een medewerker van de opvang van het Leger des Heils waar verdachte verbleef.
De rechtbank overweegt omtrent de door de officier van justitie gevorderde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) het volgende.
In het adviesrapport d.d. 8 augustus 2017 van mevrouw [naam], reclasseringswerker Verslavingszorg Noord Nederland, is onder meer vermeld dat verdachte als veelpleger staat geregistreerd. Verdachte is gediagnosticeerd met ADHD, middelenafhankelijkheid en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale- en narcistische trekken. Verder zijn er de nodige problemen op vrijwel alle leefgebieden. Verdachte heeft geen dagbesteding, een schuldenlast en hij heeft geen huisvesting. Er is meermalen geprobeerd verdachte te begeleiden en te ondersteunen waar nodig, maar verdachte heeft in het verleden alleen functioneel gebruik willen maken van de reclassering/ hulpverlening en staat daarnaast bekend als zorgmijder. De reclassering maakt zich grote zorgen over verdachte zijn agressieregulatieproblemen in combinatie met de veiligheid in de samenleving. De reclassering acht een ISD-maatregel de enige mogelijkheid om te komen tot behandeling gericht op de persoonlijkheidsproblematiek en het middelengebruik.
De rechtbank stelt vast dat verdachte een stelselmatige dader is in de zin van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en dat verdachte ook overigens voldoet aan de in dat artikel genoemde criteria voor oplegging van de ISD-maatregel. De door verdachte begane feiten zijn misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. In de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde diefstal en mishandeling, gepleegd op 16 mei 2017 en 22 mei 2017, is verdachte door de politierechter onder meer op 28 december 2016, 8 juli 2016 en door het Gerechtshof op 18 november 2015, telkens onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf voor het plegen van meerdere misdrijven. De onderhavige feiten zijn na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straffen gepleegd en er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan.
Gezien de inhoud van het strafdossier, waaronder het omvangrijke strafblad van verdachte en gelet op de problematiek van verdachte zoals die naar voren komt uit voormeld rapport is de rechtbank van oordeel dat niet valt te verwachten dat verdachte zonder begeleiding en behandeling met het plegen van strafbare feiten zal stoppen, zodat de veiligheid van goederen en personen eist dat aan de verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders wordt opgelegd. Met betrekking tot het verzoek van de verdediging om een klinische behandeling in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen overweegt de rechtbank als volgt. Uit het reclasseringsadvies en hetgeen de deskundige, mevrouw [naam], ter zitting naar voren heeft gebracht is de rechtbank duidelijk geworden dat een behandeling voor verdachte noodzakelijk is. In een ambulant kader is dit tot op heden niet gelukt omdat verdachte zich niet aan voorwaarden en afspraken hield. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat verdachte voldoende intrinsiek gemotiveerd is voor een klinische behandeling en ziet geen aanleiding de mogelijkheden van een voorwaardelijke ISD-maatregel te onderzoeken.
Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen voor de duur van twee jaar.

Benadeelde partij

Parketnummer 18/730175-17
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 40,40 ter vergoeding van materiële schade en € 250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij gevorderd vermeerderd met wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht voor voornoemd bedrag.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een deel van gevorderde immateriële schade, te weten een bedrag van € 145,44, materiële schade betreft.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/730175-17 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 290,40, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 22 mei 2017. Het totaalbedrag betreft € 40,40 aan immateriële schade en € 250,00 aan materiële schade.
Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 33,50, zijnde reiskosten (€ 8,50) en aangiftetijd (€ 25,-), en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/730175-17 en het onder parketnummer 18/720217-17 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
290,40(zegge: tweehonderdennegentig euro en veertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op
€ 33,50(zegge: drieëndertig euro en vijftig eurocent).
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van €
290,40(zegge: tweehonderdennegentig euro en veertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 40,40 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter mr. A.H.M. Dölle en mr. E. van Sloten, rechters, bijgestaan door W. van Goor griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 augustus 2017.