In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling, alsook van vernieling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op het intreden van de dood. Echter, de verdachte is wel schuldig bevonden aan poging zware mishandeling en vernieling van goederen van de vader van zijn vriendin. De feiten vonden plaats op 4 december 2016 in Leeuwarden, waar de verdachte met een schep en stenen de vader van zijn vriendin aanviel en schade toebracht aan diens auto en woonwagen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer bewust heeft aanvaard. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 180 dagen geëist, waarvan 65 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 64 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een contact- en locatieverbod. De vordering van de benadeelde partij werd niet ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank onvoldoende informatie had om de schade vast te stellen.