ECLI:NL:RBNNE:2017:4310

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
18/098484-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in amfetamine met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die gedurende een periode van meer dan een jaar in harddrugs, specifiek amfetamine, heeft gehandeld. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van amfetamine in de gemeente Súdwest-Fryslân. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van een handelsvoorraad van deze harddrugs en dat hij op 13 maart 2015 ongeveer 46,428 gram amfetamine aanwezig had.

Tijdens de zitting op 15 september 2017 heeft de verdachte bekend dat hij in amfetamine heeft gehandeld en dat hij op de betreffende datum drugs heeft verkocht aan een getuige. De rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder verklaringen van getuigen en historische verkeersgegevens van de verdachte's telefoon, waaruit bleek dat hij frequent contact had met bekende drugsgebruikers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen verdovende middelen heeft verkocht en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en het feit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft geen behandelverplichting opgelegd, omdat er geen motivatie bij de verdachte is gebleken om een behandeling te ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/098484-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 september 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J.P.M. Grijmans, advocaat te Bolsward. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks periode van 1 november 2013 tot en met 13 maart 2015, althans in of omstreeks de periode(n) van 1 november 2013 tot en met 3 april 2014 en/of van 1 juli 2014 tot en met 13 maart 2015 in de gemeente Súdwest-Fryslân en/of (elders) in het arrondissement Noord-Nederland meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerk en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 13 maart 2015 te Bolsward, gemeente Súdwest-Fryslân opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 46,428 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het aanwezig hebben van de 46,428 gram amfetamine gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot de handel heeft de raadsman betoogd dat weliswaar bewezen kan worden dat verdachte heeft gehandeld in amfetamine, maar niet gedurende de gehele ten laste gelegde periode.
Oordeel van de rechtbank
Op grond van de hierna gebezigde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat verdachte meermalen verdovende middelen heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd en overweegt hiertoe het volgende.
In de woning van verdachte is een hoeveelheid verdovende middelen aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat de aangetroffen hoeveelheid amfetamine van hem is. Daarnaast zijn er diverse goederen, waaronder een geldkistje, weegschaaltje en wikkels, in de slaapkamer van verdachte aangetroffen, hetgeen in combinatie met de aangetroffen hoeveelheid verdovende middelen duidt op handel in verdovende middelen. Uit historische verkeersgegevens van het telefoonnummer in gebruik bij verdachte komt naar voren dat verdachte in de bewezen te verklaren perioden veelvuldig (soms dagelijks) contact heeft gehad met mensen die bij de politie ambtshalve bekend staan als drugsgebruikers. De rechtbank acht niet aannemelijk dat, zoals verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, al deze contacten louter in de relationele sfeer plaatsvonden. Temeer niet gelet op de inhoud van een aantal in het dossier weergegeven door verdachte gevoerde telefoongesprekken en verzonden en ontvangen sms-berichten. De rechtbank betrekt bij haar oordeel de verklaring van [getuige] . [getuige] heeft verklaard dat hij speed van verdachte kocht. Daarbij heeft verdachte zelf ook verklaard dat hij (af en toe) heeft gehandeld in amfetamine. De rechtbank ziet geen aanleiding om uit te gaan van een kortere periode dan bewezen te verklaren. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
De rechtbank past ten aanzien van het eerste cumulatief tenlastegelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 15 september 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb in amfetamine gehandeld. Ik verkocht in die tijd af en toe wat. Het klopt dat [getuige] op 13 maart 2015 amfetamine van mij heeft gekocht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor getuige d.d. 15 maart 2015, opgenomen op pagina 42-45 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015073217 d.d. 25 april 2015, inhoudende als verklaring van [getuige] :
V: Van wie koop jij je drugs als je wilt gaan gebruiken?
A: Op een maandag of op een dinsdag ben ik [verdachte] in de Jumbo te Bolsward tegen gekomen. Ik wist wel dat [verdachte] gebruikte. Ik vroeg daar toen het telefoonnummer van
.
V: Hoe lang koop je al bij hem?
A: Ik heb de afgelopen twee weken twee keer 1 gram speed van [verdachte] gekocht. Het kostte mij 8 euro per gram.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2015, opgenomen op pagina 54 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
In verband met een onderzoek naar de handel in verdovende middelen zijn de
historische verkeersgegevens opgevraagd van het telefoonnummer [nummer] . De historische verkeersgegevens zijn gevorderd voor de periode van 1 oktober 2013
tot en met 7 maart 2014. Hieruit kwam naar voren dat de verdachte in die periode
meerdere malen contact heeft gehad met personen die bij de politie ambtshalve bekend staan als drugs gebruiker. In totaal is er vanaf dit telefoonnummer contact geweest met honderdenvier verschillende telefoonnummers. Met de meeste van deze nummers is meerdere malen contact geweest. Bij nagenoeg alle nummers waarvan een gebruiker bekend is staat de persoon als drugsgebruiker bekend bij de politie. In dezelfde periode heeft hij zevenhonderd en drie sms berichten ontvangen. Verdachte : [verdachte] (man), geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2015, opgenomen op pagina 58 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant] :
In verband met een onderzoek naar de handel in verdovende middelen zijn de
historische verkeersgegevens opgevraagd van het telefoonnummer [nummer] . De historische verkeersgegevens zijn gevorderd voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 2 februari 2015. In totaal is er vanaf dit telefoonnummer contact geweest met honderden vijftien verschillende telefoonnummers. Met de meeste van deze nummers is meerdere malen contact geweest. Bij nagenoeg alle nummers waarvan een gebruiker bekend is staat de persoon als drugsgebruiker bekend bij de politie. In dezelfde periode heeft hij vierhonderd en vijfennegentig sms berichten ontvangen.
Ten aanzien van het tweede cumulatief tenlastegelegde volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen zoals bedoeld in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2017;
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2015, opgenomen op pagina 77 en 78 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten;:
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2015, opgenomen op pagina 102 t/m 105 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de perioden van 1 november 2013 tot en met 3 april 2014 en van 1 juli 2014 tot en met 13 maart 2015 in de gemeente Súdwest-Fryslân meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij op 13 maart 2015 te Bolsward en elders in de gemeente Súdwest-Fryslân opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 46,428 gram, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het verkopen en afleveren:
De voortgezette handeling van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
Ten aanzien van het verstrekken en vervoeren:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren en een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met als bijzondere voorwaarden toezicht van Verslavingszorg Noord-Nederland, ook als dat een behandeling inhoudt.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een taakstraf van 160 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een meldplicht. De raadsman heeft uitdrukkelijk verzocht geen behandelverplichting op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van in totaal ruim een jaar in harddrugs gehandeld. Hij was in het bezit van een handelsvoorraad harddrugs. De rechtbank neemt in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat amfetamine een bedreiging vormt voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, onder andere vanwege de randcriminaliteit en het overlast gevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. De handel in deze verdovende middelen houdt dit mede in stand en vormt aldus een ernstige inbreuk op de rechtsorde. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
In het door K. Jansen, reclasseringswerker Reclassering Nederland, opgemaakte rapport staat onder meer vermeld dat het bij verdachte ontbreekt aan structuur in zijn leven zoals een zinvolle dagbesteding, relatie en voldoende financiële middelen. Zolang er geen verandering in zijn situatie komt, zal de kans op recidive aanwezig blijven, te meer zolang verdachte zelf drugs blijft gebruiken. Om tot veranderingen te komen en het recidivegevaar te verminderen, adviseert de reclassering toezicht van de reclassering op te leggen met eventueel een behandelverplichting.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging verder, in het voordeel van verdachte, rekening gehouden met het tijdsverloop tussen het plegen van het feit en de berechting. De rechtbank heeft ten nadele van verdachte meegewogen dat verdachte nog steeds zelf drugs is blijven gebruiken, met alle risico’s van dien.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van 2 jaar en een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland als bijzondere voorwaarde, passend en geboden is. De rechtbank zal geen behandelverplichting als bijzondere voorwaarde opnemen, omdat er bij verdachte geen begin van motivatie is gebleken om een behandeling te ondergaan.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal melden bij Verslavingszorg Noord Nederland.

een taakstraf voor de duur van tweehonderd en veertig (240) uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. A. Wiersma, voorzitter, mrs. N.A. Vlietstra en
P.P.D. Mathey-Pal, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 september 2017.
Mr. Th.A. Wiersma is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.