Op 15 november 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 31 maart 2017 te Delfzijl, waar de verdachte met een houten stok en een schaar het slachtoffer, zijn neef, zou hebben aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer meerdere keren met de stok op het hoofd en de armen heeft geslagen, wat resulteerde in een hoofdwond van 10 centimeter en een gebroken rechterarm. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf en een werkstraf, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor zware mishandeling.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het primair ten laste gelegde, namelijk zware mishandeling, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, het subsidiair ten laste gelegde, poging tot zware mishandeling, werd wel bewezen geacht. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, de rol van het slachtoffer en de achtergrond van de verdachte, die recent naar Nederland was gevlucht. Gezien deze omstandigheden oordeelde de rechtbank dat het niet opportuun was om een straf op te leggen die invloed zou hebben op de verblijfsvergunning van de verdachte. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf op van 40 uur op, met een proeftijd van twee jaar.
Daarnaast werden de in beslag genomen voorwerpen, waaronder de stok en de schaar, onttrokken aan het verkeer, terwijl andere in beslag genomen goederen aan de verdachte werden teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. R.B.M. Keurentjes, en is openbaar uitgesproken op 15 november 2017.