ECLI:NL:RBNNE:2017:4390

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
18/730237-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor omwonenden

Op 23 juli 2017 heeft de verdachte geprobeerd een ontploffing teweeg te brengen in zijn woning in Leeuwarden door een gasleiding te saboteren. Dit gebeurde door een schroef in de gasleiding te boren, wat leidde tot een gaslekkage. De verdachte had opzet om brand te stichten of een ontploffing te veroorzaken, wat gemeen gevaar voor de aangrenzende woningen en levensgevaar voor de bewoners met zich meebracht. De rechtbank heeft op 14 november 2017 uitspraak gedaan na een zitting op 31 oktober 2017, waarbij de verdachte aanwezig was met zijn advocaat, mr. E.M. Bakx, en het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. H.J. Mous.

De officier van justitie eiste veroordeling, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de lekkage per ongeluk was ontstaan en dat de verdachte direct de brandweer had gebeld. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn verklaring dat het een ongeluk was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op een ontploffing had aanvaard door de gasleiding te saboteren. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het deel dat betrekking had op het brandend waxinelichtje, waar onvoldoende bewijs voor was.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet leidde tot een vrijspraak. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het gevaar dat de verdachte had veroorzaakt voor de omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730237-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in P.I. Leeuwarden, te Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Bakx, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juli 2017, te Leeuwarden, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, in de woning [straatnaam] , met dat opzet in de meterkast de gasleiding, voor de afsluiter, heeft gesaboteerd door, die gasleiding met een schroef te doorboren, althans, in ieder geval (aldus), een gaslekkage te veroorzaken en/of vervolgens daarbij een brandend waxinelichtje te plaatsen, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht
met (een) gas(lekkage), althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor die woning [straatnaam] en/of aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor bewoner(s) van aangrenzende woningen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoner(s) van aangrenzende woningen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd en heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte opzettelijk een schroef in de gasleiding heeft geboord, waardoor het gaslek is ontstaan. Door het doorboren van de gasleiding en de aanwezigheid van een waxinelichtje in de meterkast was de kans op ontploffing ontzettend groot en heeft verdachte gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor bewoners veroorzaakt.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het veroorzaken van brand, dan wel het teweeg brengen van een ontploffing. Hiertoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de lekkage per ongeluk is ontstaan, dat verdachte direct de brandweer heeft gebeld en dat hij de deuren van de woning heeft geopend, zodat het gas kon ontsnappen. De raadsvrouw heeft daarnaast aangevoerd dat de bewijsmiddelen onvoldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen van het in aanraking brengen van gas met een brandend waxinelichtje, dan wel met open vuur. Het waxinelichtje in de meterkast brandde niet en van de aanwezigheid van een andere mogelijke ontstekingsbron dan het waxinelichtje in de buurt van de lekkage is niet gebleken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 31 oktober 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 23 juli 2017 heb ik in mijn woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden de gasleiding geraakt met een schroevendraaier. Ik hoorde een sissend geluid uit de gasleiding komen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2017, opgenomen op pagina 44 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017194882 d.d. 25 juli 2017, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Op 23 juli 2017 om 11.06 uur kregen wij de melding dat er sprake was van een mogelijk gaslek op de [straatnaam] te Leeuwarden. Omstreeks 11.08 uur kwamen wij ter plaatse bij de woning [straatnaam] . Wij zijn vervolgens de woning binnengegaan met de bewoner [verdachte] . Wij roken een sterke gaslucht en hoorden dat het sissend geluid afkomstig was van de gasleiding onderin de meterkast. Ik, verbalisant, draaide de gaskraan dicht. Wij hoorden dat het sissend geluid in hetzelfde volume aanhield.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2017, opgenomen op pagina 46 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant(en):
Wij hoorden dat de brandweer zei dat er constant gas uit de hoofdkraan lekte, en dat dit voor een gevaarlijke situatie zorgde. Wij zagen dat de omwonenden uit hun woning waren gehaald en op een veilige afstand werden gebracht.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 23 juli 2017, opgenomen op pagina 48 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Het onderzoek is verricht in een tussenwoning te [straatnaam] , Leeuwarden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 juli 2017, opgenomen op pagina 57 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik was op 23 juli 2017 in dienst als bevelvoerder bij de brandweer in Leeuwarden. De melding kwam binnen om 11:16 uur, gaslekkage [straatnaam] Leeuwarden. De explosiemeter ging buiten nog niet af, maar uit ervaring weet ik dat het binnen korte afstand of tijd al een verschil kan zijn naar een kritieke situatie. We zagen dat de politie de ramen en deuren open hadden gezet. Toen we bij de meterkast kwamen hoorden we het sissen, de explosiemeter sloeg aan. Het sissen kwam van het gas wat door de meterkast loopt. Ik rook gas. Het is een koperen gasleiding met een plastic omhulsel. Het is moeilijk om daar zo een schroef of scherp voorwerp in te drukken. Dit moet met geweld/kracht zijn gebeurd.
De explosiemeter meet het gas in combinatie met lucht. De mengverhouding meet de verhouding tussen gas en lucht, waarbij de meting het gevaar aangeeft.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 24 juli 2017, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Ik ben werkzaam bij [bedrijf]. Op 23 juli 2017 kwam er op het adres [straatnaam] te Leeuwarden een melding van gaslekkage binnen. Met een scherp voorwerp is het uiteindelijk met moeite en kracht mogelijk om een gat te krijgen in zo'n gasleiding. Dit kan absoluut niet per ongeluk gebeurd zijn. Voor de meter zit een drukregelaar, waardoor je na de meter minder gasdruk hebt. Een lekkage voor de meter is gevaarlijker, omdat een explosie sneller plaats kan vinden.
Bewijsoverweging
Verdachte is een poging tot brandstichting, dan wel het teweeg brengen van een ontploffing, waardoor gemeen gevaar voor goederen dan wel levensgevaar voor anderen te duchten is, ten laste gelegd. Verdachte heeft verklaard dat hij op 23 juli 2017 per ongeluk een gat in de gasleiding in zijn woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden heeft veroorzaakt. Verdachte heeft ontkend dat hij in de woning brand wilde stichten, dan wel een ontploffing wilde veroorzaken.
Het gat in de gasleiding bevond zich voor de gasmeter, waardoor de gaslekkage niet gestopt kon worden door de gaskraan dicht te draaien. Gelet op de verklaring van getuige [getuige 2] , uitvoerder bij Liander, is het slechts met moeite mogelijk om een gat in een gasleiding te slaan. Ook getuige [getuige 1] , bevelvoerder bij de brandweer, heeft verklaard dat er geweld/kracht gebruikt moet worden om een scherp voorwerp in een gasleiding te krijgen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij per ongeluk een gat in de gasleiding heeft veroorzaakt, dan ook niet geloofwaardig.
In de tenlastelegging is opgenomen dat verdachte een brandend waxinelichtje in aanraking heeft gebracht met de gaslekkage. Uit de stukken van het dossier blijkt niet dat een brandend waxinelichtje in de directe, nabije omgeving, van de gaslekkage is aangetroffen. In de meterkast is wel een koud waxinelichtje met een zwarte lont aangetroffen, waaruit afgeleid kan worden dat deze op enig moment heeft gebrand. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat deze kort voordat verdachte de alarmcentrale heeft gebeld, heeft gebrand. De rechtbank is van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte een brandend waxinelichtje nabij de gaslekkage heeft geplaatst en spreekt verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrij.
Uit het dossier en het ter terechtzitting besprokene kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte een zogenoemd 'vol' opzet had op het teweegbrengen van een ontploffing. Daarom moet worden beoordeeld of verdachte voorwaardelijk opzet had op dat gevolg.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het teweeg brengen van een ontploffing – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.
Door het gat in de gasleiding, kon het gas vrijelijk ontsnappen. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat een lek in een gasleiding groot gevaar kan opleveren. Een hoge concentratie gas kan in aanraking met vuur of een vonk tot een ontploffing leiden. Uit hetgeen de brandweer heeft beschreven blijkt dat de explosiemeter is aangeslagen. Het is een feit van algemene bekendheid dat in de gemiddelde woning een grote hoeveelheid ontstekingsbronnen aanwezig zijn, die ieder voor zich voldoende kunnen zijn om bij een hoge concentratie van gas in de woning tot een ontploffing te leiden. Een vonkje van een elektrisch apparaat of van een lichtschakelaar kan daarvoor al voldoende zijn. Voorts blijkt uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet dat verdachte een andere bedoeling had voor het veroorzaken van een gat in de gasleiding dan een ontploffing teweeg te brengen. Zeker gelet op het feit dat verdachte een dag eerder, op 22 juli 2017, eveneens een melding van een gaslek in zijn woning deed.
De rechtbank is gelet op deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte met zijn gedragingen en in het bijzonder gelet op het feit dat hij een gat voor de afsluiter in de gasleiding heeft aangebracht, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een ontploffing te duchten was. De rechtbank is van oordeel dat het voornemen van verdachte om een ontploffing teweeg te brengen zich, door aldus te handelen, door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het veroorzaken van een ontploffing in een tussenwoning gevaar oplevert voor alle in en om de woning aanwezige personen. Gelet op het feit dat de woning van verdachte een tussenwoning is en er in aangrenzende woningen personen aanwezig waren op het moment van de gaslekkage, is de rechtbank van oordeel dat er gemeen gevaar voor aangrenzende woningen en levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. Het tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks 23 juli 2017, te Leeuwarden, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, in de woning [straatnaam] , met dat opzet in de meterkast de gasleiding, voor de afsluiter, heeft gesaboteerd door een gaslekkage te veroorzaken en daarvan gemeen gevaar voor die woning [straatnaam] en aangrenzende woningen en levensgevaar voor bewoners van aangrenzende woningen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor bewoners van aangrenzende woningen, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte een beroep op vrijwillige terugtred toekomt. Verdachte heeft na het ontstaan van de lekkage 112 gebeld en de deuren van zijn woning geopend. Hij heeft concreet gemeld dat er een lekkage was en dat er een sissend geluid hoorbaar was. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat deze melding en het openzetten van de deuren te laat is geweest en daardoor, naar aard en tijdstip, ongeschikt zouden zijn om het intreden van het gevolg te beletten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten (HR 19 december 2006, NJ 2007/29 en HR 13 maart 2007, NJ 2007/171).
Uit het strafdossier volgt dat als de politie omstreeks 11:08 uur bij de woning van verdachte arriveert, de voor- en achterdeur van de woning openstonden. Verdachte heeft de politie niet verteld dat er een gat in de gasleiding zat en heeft de lekkage ook niet aangewezen, ondanks dat hij dit gat zelf heeft veroorzaakt. Nadat de brandweer omstreeks 11:16 uur eveneens een melding heeft ontvangen komen zij ter plaatse en heeft de brandweer direct een gasdetectiemeting verricht. De politie heeft de ramen van de woning van verdachte dan al opengezet. Op het moment dat de brandweer bij de meterkast is gekomen, sloeg de explosiemeter direct aan. Daarnaast werd door de brandweer gas geroken en werd het sissen van het gas uit de meterkast waargenomen.
De brandweer heeft binnen korte tijd nadat verdachte de melding bij de alarmcentrale heeft gedaan een gasdetectiemeting in de woning van verdachte kunnen verrichten. Doordat de ramen en deuren van de woning open stonden kon de gaslucht ontsnappen en nam de mengverhouding tussen gas en lucht af. De rechtbank leidt dit af uit de verklaring van de brandweer dat de explosiemeter het gas in combinatie met lucht meet en dat de mengverhouding de verhouding tussen gas en lucht betreft, waarbij de meting het gevaar aangeeft. Ondanks dat de meetverhouding tussen gas en lucht al aan het afnemen was, is de explosiemeter direct aangeslagen. De rechtbank leidt hieruit af dat de concentratie op het moment dat verdachte de alarmcentrale heeft gebeld nog hoger moet zijn geweest dan op het moment van de meting. Gelet op de bevindingen van de brandweer, is de rechtbank van oordeel dat het gevolg, een ontploffing, al had kunnen intreden wanneer de gasconcentratie in contact was gekomen met een ontstekingsmechanisme. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat elk vonkje, wat van een elektrisch apparaat had kunnen komen of van het omzetten van een lichtschakelaar voldoende had kunnen zijn om een ontploffing teweeg te brengen. Het optreden van verdachte is dan ook te laat geweest om het intreden van het gevolg te kunnen beletten. Zeker gelet op het feit dat verdachte, die het gat in de gasleiding zelf heeft veroorzaakt, dit niet aan de hulpdiensten heeft doorgegeven. Het beroep op vrijwillige terugtred faalt.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie stelt dat op grond van de informatie van de psycholoog, het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de bevindingen van het trajectconsult van verdachte d.d. 31 juli 2017, opgemaakt door J.M. Westenbroek, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 2 oktober 2017, opgemaakt door mw. drs. A.M. Hertig, GZ-psycholoog.
De conclusies van de psychiater luiden, zakelijk weergegeven, dat verdachte zijn geheugen soms wat lacunair lijkt. De intelligentie wordt als beneden gemiddeld tot zwakbegaafd geschat. Diagnostisch is er veel onduidelijk. De psycholoog is, zakelijk weergegeven, tot de conclusie gekomen dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit lijdende was aan een licht verstandelijke beperking en een ernstige stoornis in het gebruik van benzodiapines. Gelet op de ontkennende houding van verdachte, zijn inhoudelijk vermijdende houding en het voortijdig beëindigen van zijn medewerking aan het onderzoek, zijn er zaken onduidelijk gebleven. De psycholoog kan om die reden geen uitspraak doen over de mate van toerekenen. Wel kan verondersteld worden dat er geen sprake is van niet toerekenen.
De rechtbank is, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, van oordeel dat met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte, het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering Verslavingszorg Noord Nederland, een ambulante behandelverplichting bij Trajectum of soortgelijke forensische zorg, waarbij verdachte mee moet werken aan verdere diagnostiek en aansluitend een behandeling, ambulante praktische ondersteuning, waarbij verdachte verplicht wordt om mee te werken aan een hulpverleningstraject gericht op praktische ondersteuning bij GGZ FACT+ te Sneek of soortgelijke forensische zorg, de verplichting dat verdachte mee moet werken aan een beschermd wonen traject en de verplichting dat verdachte mee moet werken aan urinecontroles.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor vrijspraak. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsvrouw ten aanzien van de gevorderde bijzondere voorwaarden bepleit dat zij de voorwaarde tot het ondergaan van urinecontroles niet begrijpt. Het opleggen van de voorwaarde van begeleid wonen is niet uitgewerkt en is volgens de raadsvrouw slechts mogelijk als vaststaat dat het een noodzakelijke voorwaarde is, hetgeen in de onderhavige zaak niet aan de orde is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, waaronder het rapport van het trajectconsult door de psychiater, het psychologisch onderzoeksrapport en de reclasseringsrapportage van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 26 oktober 2017, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 23 juli 2017 gepoogd om een ontploffing teweeg te brengen in zijn woning, waardoor gemeen gevaar voor de aangrenzende woningen en levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de aangrenzende woningen, te duchten was, door een gat in de gasleiding, voor de afsluiter, in de meterkast te maken. Dit betreft een ernstig feit.
Als het gas in de woning van verdachte zou zijn geëxplodeerd, dan had dit grote gevolgen kunnen hebben. De woning van verdachte betrof een tussenwoning, waardoor een ontploffing niet alleen voor de woning van verdachte en hemzelf gevolgen zou hebben, maar ook voor de nabijgelegen woningen en de personen die daar aanwezig waren. Gelet op het feit dat de hulpdiensten een dag eerder ook al naar de woning van verdachte moesten in verband met een gaslekkage, waarbij eveneens de buurt ontruimd moest worden, geeft verdachtes gedrag veel hinder. Een ieder moet zich in zijn of haar eigen woning veilig kunnen voelen. Door een gat in de gasleiding, voor de afsluiter, in de meterkast, te maken heeft verdachte groot gevaar voor de omwonenden veroorzaakt. Dergelijk gedrag leidt in de samenleving tot gevoelens van angst en onveiligheid.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de eis van de officier van justitie als uitgangspunt genomen. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat er sprake is van een licht verstandelijke beperking bij verdachte. Mogelijk heeft hij een IQ van 53. De reclassering heeft aangegeven dat er diagnostisch nog veel onduidelijk is over verdachte, maar dat zij gelet op de zorgelijke signalen die zij hebben ontvangen, zich afvragen of verdachte nog zelfstandig kan blijven wonen. Zij sluiten niet uit dat professionele zorg noodzakelijk is om verdachte tot recidivevermindering de ondersteuning te bieden die hij nodig heeft. Om meer zicht te krijgen op de gedragingen van verdachte is monitoring door de reclassering gewenst. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, waarbij verdachte mee moet werken aan verdere diagnostiek, ambulante praktische ondersteuning, waarbij verdachte mee moet werken aan een hulpverleningstraject gericht op praktische ondersteuning, dat verdachte, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, mee moet werken aan een beschermd wonen traject en een verplichting, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, om mee te werken aan urinecontroles.
Naar het oordeel van de rechtbank is een gevangenisstraf van langere duur voor een dergelijk feit gerechtvaardigd. De rechtbank is op grond van de ernst van het strafbare feit, in samenhang bezien met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is. De rechtbank houdt hierbij rekening met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Gelet op het advies van de reclassering, gericht op het voorkomen van recidive in de toekomst, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de voorwaarde betreffende het meewerken aan urinecontroles. De rechtbank acht een lange proeftijd noodzakelijk zodat verdachte de ondersteuning krijgt die hij nodig heeft.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een schroef, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu dit voorwerp, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit is aangetroffen en dat kan dienen tot het begaan van een soortgelijk feit en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36d, 45, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland, Oostergoweg 6 te Leeuwarden en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de reclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang die instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan verdere diagnostiek en aansluitend een behandeling bij Trajectum of soortgelijke forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal moeten houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan een hulpverleningstraject gericht op praktische ondersteuning bij GGZ FACT+ te Sneek of soortgelijke forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal moeten houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, mee zal moeten werken aan een beschermd wonen traject.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen schroef.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. K. Bunk en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 november 2017.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.