ECLI:NL:RBNNE:2017:4401

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2017
Publicatiedatum
20 november 2017
Zaaknummer
18-830144-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting en ontuchtige handelingen met minderjarigen

Op 20 november 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en ontuchtige handelingen met zijn minderjarige dochter. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren. De zaak kwam aan het licht na aangiften van de slachtoffers, waarbij de verdachte zijn vrouw, [slachtoffer 1], met geweld had gedwongen tot seksuele handelingen en zijn dochter, [slachtoffer 2], die nog geen twaalf jaar oud was, had misbruikt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de verkrachting van [slachtoffer 1], maar sprak de verdachte vrij van de tweede tenlastelegging, omdat er onvoldoende bewijs was voor de seksuele handelingen met [slachtoffer 1] terwijl zij in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden en dat zijn alcoholgebruik een negatieve invloed had op zijn gedrag. De rechtbank vond de feiten zeer ernstig en oordeelde dat de opgelegde straf passend was, gezien de impact op de slachtoffers en de schending van hun lichamelijke integriteit. De rechtbank heeft de artikelen 57, 242, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830144-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden,
8936 AS Leeuwarden, Holstmeerweg 7.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 november 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.B. Spoelstra, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van mei 2016 tot en met juni 2016 te Groningen,
gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, door geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van een
of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij,
verdachte, zijn, verdachtes, vinger(s) en/of penis in de vagina van die [slachtoffer 1]
geduwd/gebracht en/of (vervolgens) heen en weer bewogen, en bestaande
dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld
of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte toen aldaar (telkens): - die [slachtoffer 1] (stevig) (met geweld) bij de hand heeft (vast)gepakt en/of - (vervolgens) die [slachtoffer 1] in de kamer geduwd en/of - (daarbij) die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat het wel moest omdat zij
zijn, verdachtes, vrouw is en/of - voorbij is gegaan aan het verbale en non verbale verzet van die [slachtoffer 1]
en/of - (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2.
hij in of omstreeks de periode van mei 2016 tot en met juli 2016 te
Groningen, gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] ,
van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn of
lichamelijke onmacht verkeerde, een of meer handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte, zijn penis in de vagina van die
[slachtoffer 1] gebracht, zulks terwijl die [slachtoffer 1] in de toestand van een
(diepe) slaap verkeerde.
3.
primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van juni 2016 tot
en met juli 2016 te Groningen, gemeente Groningen, in elk geval in Nederland,
(telkens) met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] 2012) zijnde zijn dochter, die toen de leeftijd
van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd,
die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers
heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens): - zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of - (vervolgens) aan de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2]
gelikt en/of (aldus) die [slachtoffer 2] gebeft, zulks terwijl dat feit werd begaan tegen zijn, verdachtes, kind.
subsidiair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van juni 2016 tot en met juli 2016 te Groningen, gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, (telkens) met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] 2012), zijnde zijn dochter, die toen de leeftijd
van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die (mede) bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans
eenmaal, (telkens): - zijn, verdachtes, tong in de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] gebracht/geduwd en/of - (vervolgens) aan de vagina en/of tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] gelikt en/of (aldus) die [slachtoffer 2] gebeft, zulks terwijl dat feit werd begaan tegen zijn, verdachtes, kind.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde gevorderd. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat [slachtoffer 1] bij de politie heeft verklaard dat zij niets van de seks heeft gemerkt, aangezien zij altijd zeer diep slaapt, maar daarna wel pijn heeft ervaren. Verdachte zou daarvan hebben gezegd dat hij ruw was geweest en dat hij zijn gangetje was gegaan terwijl zij doorsliep. Daarnaast heeft verdachte deze gang van zaken in het verhoor bevestigd. Deze gebeurtenis heeft plaatsgevonden in de periode dat [slachtoffer 1] haar echtgenoot te kennen had gegeven geen seks met hem te willen hebben vanwege zijn drankgebruik. Diepe slaap is conform de wetsgeschiedenis en de literatuur ook aan te merken als lichamelijke onmacht. Gelet hierop kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte in mei/ juni 2016 bij [slachtoffer 1] seksueel is binnen gedrongen terwijl zij in een staat van lichamelijke onmacht verkeerde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de verhoren blijkt dat verdachte de wijze waarop hij en [slachtoffer 1] , zijn vrouw, gewoon waren seks met elkaar te hebben nooit als strafbare feiten heeft ervaren en dat deze aangiften hem dus hebben overvallen. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat niet duidelijk is welk geweld verdachte dan zou hebben uitgeoefend, welk verbaal geweld hij zou hebben gebruikt en welke feitelijkheden bewezen verklaard kunnen worden. De seks was consensueel. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte en zijn vrouw [slachtoffer 1] gewoon waren op deze wijze seks met elkaar te hebben. Het kwam voor dat zijn vrouw dan niet wakker werd, maar ook bij gelegenheid wel wakker werd en vervolgens deelnam aan het seksuele spel. Gelet op de keren dat zijn vrouw wakker werd en kennelijk instemde met de seks, is verdachte er van overtuigd dat zijn vrouw ook de andere keren instemde en dus haar wil daaromtrent bepaald had. Op deze wijze ontbreekt de wederrechtelijkheid. Voor het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat ofwel vrijspraak ofwel ontslag van alle rechtsvervolging moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig bewijs. Naast de verklaring van het slachtoffer, die hetgeen haar zou zijn overkomen enkel heeft gehoord van verdachte en zij zelf zich daar niets van kan herinneren, is er onvoldoende steunbewijs voor een bewezenverklaring. Het bewijs dat verdachte het (onder 2) tenlastegelegde feit heeft begaan kan niet uitsluitend worden aangenomen op deze enkele verklaring.
De rechtbank past ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 6 november 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik woonde met [slachtoffer 1] in Groningen. Ik heb [slachtoffer 1] , mijn vrouw achter de computer vandaan gehaald en wij hebben seks gehad. Ik weet niet meer hoe dat gegaan is, maar het kan wel zo gebeurd zijn zoals zij zegt. Ik heb haar pijn gedaan in haar vagina met mijn vingers. [slachtoffer 1] gebruikt het woord stok, daarmee bedoelt ze penis.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 juli 2016, opgenomen op pagina 19 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
[nummer] d.d. 21 april, inhoudende verklaring van [getuige] :
[slachtoffer 1] vertelde dat ze door [verdachte] was verkracht en dat daar dus ook de pijn vandaan kwam, het niet goed kunnen lopen. Het zal in de week van 30 mei of 6 juni gebeurd kunnen zijn. [slachtoffer 1] vertelde dat [verdachte] met vieze handen in haar kruis had gezeten en dat hij haar daarna mee naar boven heeft gesleept. En dat hij haar daarna verkracht heeft door met zijn stok, zoals zij het noemt, in haar te gaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 juli 2016, opgenomen op pagina 11 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant:
[slachtoffer 1] zat achter de computer in de woonkamer. Op een gegeven moment pakte [verdachte] haar met geweld bij haar hand en duwde haar de kamer in. In de kamer heeft hij haar verkracht. [slachtoffer 1] gaf aan dat ze het niet wilde, maar [verdachte] zei dat ze wel moest omdat ze zijn vrouw was. [verdachte] zette haar op bed en heeft zijn handen bij haar vagina gezet. Hij ging haar
vingeren. [slachtoffer 1] probeerde de handen van [verdachte] weg te halen, maar dit lukte niet. Vervolgens heeft [verdachte] zijn 'stok', in haar vagina gedaan. Het deed heel erg veel pijn.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte
d.d. 12 april 2017, opgenomen op pagina 128 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte] :
Als [slachtoffer 1] geen seks met me wil dan is ze boos, dan duwt ze me weg en zegt: ‘Jij hebt pils gedronken’. Zij wilde geen seks als ik had gedronken. Ik had dat toen niet door.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoorgetuige
rechter-commissaris d.d. 20 oktober 2017, inhoudende verhoor getuige [slachtoffer 1] :
De verklaring die ik bij de politie heb afgelegd ging over verkrachting van mij en die klopt.
Als hij dronken is doet hij dingen die ik niet wil. Hij trekt mijn broek uit en drukt mij op bed. Hij heeft dan seks met mij. Ik zei dan wel dat ik het niet wilde maar hij was dronken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3, primair, bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 november 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 1 september 2016, opgenomen op pagina 27 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer
[nummer] d.d. 21 april 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 3, primair, ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van mei 2016 tot en met juni 2016 te Groningen,
gemeente Groningen, door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij,
verdachte, zijn vingers en penis in de vagina van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en heen en weer bewogen, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden
hierin dat verdachte toen aldaar:
- die [slachtoffer 1] (met geweld) bij de hand heeft gepakt en vervolgens die [slachtoffer 1] in de kamer geduwd en
- ( daarbij) die [slachtoffer 1] heeft toegevoegd dat het wel moest omdat zij zijn, verdachtes, vrouw is en
- voorbij is gegaan aan het verbale verzet van die [slachtoffer 1] en
- ( aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
3. primair.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van juni 2016 tot en met juli 2016 te Groningen, gemeente Groningen, in elk geval in Nederland, telkens met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum 2] 2012) zijnde zijn dochter, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd,
die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers
heeft hij, verdachte, meermalen telkens:
- zijn, verdachtes, tong in de vagina en tussen de schaamlippen van die
[slachtoffer 2] gebracht/geduwd en
- aan de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer 2] gelikt en aldus die [slachtoffer 2] gebeft, zulks terwijl dat feit werd begaan tegen zijn, verdachtes, kind.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. verkrachting.
3.
primairmet iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen zijn kind, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot vier jaren gevangenisstraf.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Hoewel uit de rapporten geen behandeladvies naar voren komt, heeft de raadsman gepleit om als bijzondere voorwaarde een ambulante behandelverplichting op te leggen. Verdachte heeft weliswaar tot voor kort weinig opening van zaken gegeven, maar heeft ter terechtzitting meermalen gezegd dat hij graag zou willen meewerken aan nader onderzoek. De raadsman heeft gewezen op de laatste alinea uit het reclasseringsrapport waarin vermeld wordt dat verdachte zich bij de bespreking van het reclasseringsrapport opvallend meer open opstelt dan in eerdere gesprekken met de reclassering. Tussen de start van het onderzoek en de aanhouding van verdachte zijn negen maanden verstreken. Deze periode heeft verdachte in onzekerheid geleefd aangaande verdere vervolging en de raadsman heeft verzocht om deze reden de straf te matigen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages waaronder het pro justitia rapport
d.d. 20 juli 2017 opgemaakt door J.M. De Jonge, GZ psycholoog, de reclasseringsadviezen d.d.14 april 2017, 8 augustus 2017 en 1 november 2017, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn vrouw, [slachtoffer 1] , met geweld gedwongen tot het hebben van seks en haar toegevoegd dat zij dit wel moest toestaan omdat zij zijn vrouw was. Zij had verdachte gezegd dat zij geen seks met hem wilde hebben als hij gedronken had, maar hij negeerde haar protesten. Verdachte heeft met zijn dochter, [slachtoffer 2] die op dat moment drie jaren oud was, meermalen ontuchtige handelingen gepleegd die bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam: hij heeft zijn tong in de vagina van zijn dochter geduwd en hij heeft haar gelikt tussen de schaamlippen. Verdachte heeft een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zowel zijn vrouw als van zijn dochter. Daarnaast heeft hij op grove wijze het gevoel van veiligheid en vertrouwen dat gezinsleden thuis moeten kunnen hebben beschaamd. Bij slachtoffers van dergelijke delicten kunnen lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname in de samenleving in hoge mate kunnen worden belemmerd. Daarnaast kan seksueel misbruik een gezonde seksuele ontwikkeling van een kind in de weg staan. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven, zich steeds heeft verscholen achter sociaal wenselijke antwoorden en geen zelfinzicht heeft getoond. Door alles te wijten aan drankgebruik dat van hem een ander persoon zou hebben gemaakt, heeft hij geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Verdachte wist dat zijn gedrag in ernstige mate beïnvloed werd door alcohol gebruik, maar is ondanks waarschuwingen van zijn vrouw, doorgegaan met het overmatig drankgebruik dat uiteindelijk tot het plegen van voornoemde delicten heeft geleid. De rechtbank rekent verdachte de feiten zeer zwaar aan en acht een gevangenisstraf dan ook, gelet op de ernst en de aard van de feiten, gerechtvaardigd.
Uit het pro justitia rapport is gebleken dat het niet mogelijk is gebleken om duidelijkheid te verkrijgen in mogelijke psycho- en persoonlijkheidspathologie. De neiging tot vermijding is zo sterk dat dit achterliggende pathologie doet vermoeden, maar vanwege deze afwerende houding van verdachte is dit niet vast komen te staan. Door deze afweer is het voorts niet mogelijk gebleken om te komen tot een analyse over de aanleiding en/of factoren die meespeelden in het tot stand komen van het ten laste gelegde. Er is bij verdachte sprake van matig tot ernstige problemen in het gebruik van alcohol. Verdachte weet dat alcohol zijn gedragskeuzes en gedragingen beïnvloeden, en dat dit ook het geval is geweest ten tijde van het misbruik van zijn dochter. Geadviseerd wordt om verdachte volledig toerekeningsvatbaar te achten, waardoor niet tot een voorwaarde van behandeling/ begeleiding kan worden gekomen. Uit het reclasseringsrapport d.d. 1 november 2017 blijkt dat de reclassering heeft aangestuurd op nader onderzoek en klinische behandeling. Het NIFP heeft d.d. 23 augustus 2017 een opdracht voor nader psychiatrisch onderzoek afgewezen, vanwege het feit dat psychiatrische rapportage in een ambulant kader geen meerwaarde zou hebben vanwege de sociaal wenselijke houding van verdachte. Onderzocht is of binnen het kader van schorsing preventieve hechtenis een indicatie kon worden afgegeven voor observatie en diagnostiek. Dit is niet mogelijk gebleken omdat het pro justitia rapport daarvoor onvoldoende aanknopingspunten heeft geboden. De reclassering heeft hierdoor geen passend strafadvies kunnen geven. De rechtbank ziet hierin reden om uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder voor een zedendelict is veroordeeld. Hoewel de rechtbank een van de ten laste gelegde feiten niet bewezen heeft verklaard, ziet zij aanleiding de gevorderde gevangenisstraf op leggen, nu deze straf, alles overwegende, passend en geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 242, 244 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.

Beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Reese-Knigge, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2017.
Zijnde mr. E.P. van Sloten buiten staat dit te ondertekenen.