ECLI:NL:RBNNE:2017:4537

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
18/730202-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed van alcohol en bezit van GHB

Op 27 november 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 juli 2016 in Sint Nicolaasga een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van alcohol verkeerde, bestuurde een personenauto en kwam in botsing met een fietser, mevrouw [slachtoffer], die hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken oogkas en een gecompliceerde neusfractuur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich roekeloos heeft gedragen door met een te hoge alcoholconcentratie te rijden en niet op de juiste weghelft te blijven. Daarnaast had de verdachte ook een hoeveelheid GHB bij zich, wat leidde tot een tweede aanklacht. De officier van justitie eiste een taakstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De verdediging pleitte voor vrijspraak van het zwaar lichamelijk letsel, maar de rechtbank oordeelde dat het letsel wel degelijk als zwaar kon worden gekwalificeerd. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar, met inachtneming van de tijd dat het rijbewijs eerder was ingevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730202-17
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.M.J.C. van Lee, advocaat te Donkerbroek.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 juli 2016 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto),
daarmede rijdende over de weg, de Heemstrastraat en/of de (kruising met de) Omloop, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend
terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol, althans na het nuttigen van een (aanzienlijke) hoeveelheid alcohol(houdende drank)
over die Heemstrastraat te rijden met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of
vervolgens, gezien verdachtes rijrichting rechts af te slaan, die Omloop op en/of
vervolgens aldaar op de rijbaan van die Omloop niet zoveel mogelijk rechts te houden en/of (aldus) te gaan rijden op het weggedeelte dat bestemd is voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer
waarna en/of (mede) waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met een hem op dat deel van die Omloop tegemoetkomende fietser
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer], bestuurster van de fiets) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linker oogkas en/of een op gecompliceerde neusfractuur (met scheefstand) en/of een hersenschudding en/of een verzwikte enkel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, dan wel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 25 juli 2016 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Heemstratraat en/of de (kruising met de) Omloop,
terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van (een aanzienlijke hoeveelheid) alcohol, althans na het nuttigen van een (aanzienlijke) hoeveelheid alcohol(houdende drank)
over die Heemstrastraat heeft gereden met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse en/of
vervolgens, gezien verdachtes rijrichting, rechts af is geslagen, die Omloop op en/of
vervolgens aldaar op de rijbaan van die Omloop niet zoveel mogelijk rechts heeft gehouden en/of (aldus) op het weggedeelte van die Omloop dat bestemd is voor het hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer heeft gereden en/of waarna en/of (mede) waardoor hij, verdachte, met het door hem bestuurde voertuig is gebotst tegen en/of in aanrijding is gekomen met een hem op dat weggedeelte van die Omloop tegemoetkomende fietser
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 25 juli 2016 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 89,02 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Gamma Hydroxy Boterzuur (GHB), zijnde Gamma Hydroxy Boterzuur (GHB) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 25 juli 2016 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,47 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde gevorderd, zulks op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen. Met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte met een te hoge snelheid heeft gereden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het door het slachtoffer opgelopen letsel op grond van de geneeskundige verklaring niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 82 Wetboek van Strafrecht.
Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de ten laste gelegde gedraging van verdachte in geval van bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit, hooguit aangemerkt kan worden als aanmerkelijk onvoorzichtig gedrag. Niet bewezen kan worden dat verdachte met een te hoge snelheid heeft gereden. Voorts dient tevens rekening gehouden te worden met overige omstandigheden, zoals het onoverzichtelijke karakter van de bocht die verdachte kort voor de aanrijding nam.
Met betrekking tot de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw aangegeven geen opmerkingen te hebben.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt is voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewijsoverweging

De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde feit als volgt.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte met een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse heeft gereden.
Op grond van de eventueel nader uit te werken bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder invloed van bijna drie keer de toegestane hoeveelheid alcoholhoudende drank, zijn personenauto heeft bestuurd en dat het vervolgens aan zijn schuld te wijten is dat er een ongeval plaatsvond waarbij mevrouw [slachtoffer] gewond is geraakt.
Met betrekking tot het ontstane letsel overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat sprake was van een samenstel van letsels, te weten een oogkasfractuur, een gecompliceerde neusbreuk met scheefstand en een hersenschudding. De duur van de genezing werd op drie tot zes maanden geschat. Daarnaast blijkt uit de schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting is voorgehouden, dat nu, ruim een jaar later, sprake is van een dieperliggend oog in de oogkas aan de linkerzijde door weefselverlies. Er lopen onderzoeken om te bepalen of een herstellende operatie mogelijk is. Verder is sprake van hoogstwaarschijnlijk blijvende doofheid van de huid van een deel van het gezicht door zenuwschade.
De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan geconcludeerd kan worden dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Met betrekking tot de mate van schuld overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor de vaststelling van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 van belang, het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en overige omstandigheden van het geval.
Verdachte heeft met bijna drie keer de toegestane hoeveelheid alcohol binnen de bebouwde kom zijn auto bestuurd. Hij heeft vervolgens een bocht naar rechts te ruim genomen waardoor hij op de verkeerde weghelft belandde en in botsing kwam met de fietsende mevrouw [slachtoffer] die in tegengestelde richting reed.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het gebruik van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol het reactievermogen aanzienlijk doet verminderen. Voorts is de rechtbank op grond van het dossier niet gebleken van een andere van buiten komende oorzaak waardoor verdachte de bocht te ruim heeft genomen en op de verkeerde weghelft terecht is gekomen.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de gedraging van verdachte dusdanig ernstig is dat dit dient te worden aangemerkt als zeer onvoorzichtig rijgedrag en dat het derhalve aan de schuld van verdachte te wijten is dat het ongeval heeft plaatsgevonden waardoor mevrouw [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht, op grond van de inhoud van eventueel nader uit te werken bewijsmiddelen, het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 25 juli 2016 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Heemstrastraat en de kruising met de Omloop, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend terwijl hij, verdachte, onder invloed verkeerde van een aanzienlijke hoeveelheid alcohol, over die Heemstrastraat te rijden en vervolgens, gezien verdachtes rijrichting rechts af te slaan, die Omloop op en vervolgens aldaar op de rijbaan van die Omloop niet zoveel mogelijk rechts te houden en aldus te gaan rijden op het weggedeelte dat bestemd is voor het
hem, verdachte, tegemoetkomende verkeer, waarna hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig is gebotst tegen een hem op dat deel van die Omloop tegemoetkomende fietser,
waardoor een ander, genaamd [slachtoffer], bestuurster van de fiets, zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken linker oogkas en een gecompliceerde neusfractuur met scheefstand en een hersenschudding werd toegebracht,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 25 juli 2016 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 89,02 gram van een materiaal bevattende Gamma Hydroxy Boterzuur (GHB), zijnde Gamma Hydroxy Boterzuur (GHB) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 25 juli 2016 te Sint Nicolaasga, gemeente De Fryske Marren, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,47 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Primair Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
3. Overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren te vervangen door 100 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in geval van bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde gepleit voor oplegging van een geldboete ter hoogte van 750 euro, een taakstraf voor de duur van 40 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het opgemaakte reclasseringsrapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. Verdachte verkeerde ten tijde van het ongeval onder invloed van alcohol. Daarnaast bleek na de aanhouding dat verdachte een hoeveelheid GHB bij zich had.
De bij het ongeval zwaar gewond geraakte mevrouw [slachtoffer] wordt nog dagelijks geconfronteerd met de gevolgen van het ongeval. Thans wordt onderzocht of een herstellende operatie aan de oogkas kan worden verricht. Verder is sprake van hoogstwaarschijnlijk blijvende doofheid van de huid van een deel van het gezicht.
Verdachte heeft ter terechtzitting spijt betuigd van hetgeen hij heeft veroorzaakt.
Verdachte is eerder met politie en justitie in aanraking geweest voor overtreding van de Wegenverkeerswet, onder meer ter zake alcohol gerelateerde delicten. De meest recente veroordeling stamt uit mei van dit jaar zodat het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht bij de strafbepaling in de onderhavige zaak van toepassing is.
Uit het ter zitting besprokene en het reclasseringsrapport komt naar voren dat verdachte heeft gekampt met een ernstige verslaving aan alcohol en GHB. Hij heeft vrijwillig een klinische opname ondergaan om van zijn verslaving af te komen. Na afloop van deze opname heeft verdachte gedurende drie maanden nazorggesprekken gevoerd. Thans neemt hij nog deel aan bijeenkomsten op eigen initiatief. Verdachte is sinds zijn opname abstinent van alcohol en drugs. Hij woont alleen en heeft sinds oktober van dit jaar een fulltime baan als installateur.
De reclassering ziet in voorgaande geen aanleiding om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen gekoppeld aan een voorwaardelijke straf.
Rekening houdend met de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer enerzijds alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte anderzijds, waarbij verdachte zijn leven uit eigen beweging weer goed op de rit heeft gekregen, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden en zal zij verdachte overeenkomstig veroordelen. Een en ander zoals hierna vermeld.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994
en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, voor de duur van 200 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van feit 1:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van twee jaren.
Bepaalt dat de tijd gedurende welke het rijbewijs van de veroordeelde vóór het tijdstip waarop de uitspraak voor wat betreft de bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van die bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W. Wassink, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Troost, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2017.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.