ECLI:NL:RBNNE:2017:4540

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
18/730340-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting door een directievoorzitter van een verzekeringsmaatschappij met een benadelingsbedrag van meer dan 550.000 euro

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als directievoorzitter van een verzekeringsmaatschappij meermalen oplichting heeft gepleegd. De verdachte, geboren in 1966, heeft in de periode van 28 november 2011 tot en met 9 september 2015 schadeclaims gefingeerd en een bedrag van in totaal 561.622,85 euro onterecht verkregen door gebruik te maken van listige kunstgrepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door het wijzigen van bankrekeningnummers in het administratiesysteem van de verzekeringsmaatschappij, geldbedragen op zijn eigen rekening heeft laten uitkeren. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde feit van oplichting, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan oplichting en hem veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht bij de reclassering en het volgen van ambulante behandeling. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds het delict.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730340-16
verkort vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 november 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. Kuiters, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.L. van den Broek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 28 november 2011 tot en met 9 september 2015 te Leeuwarden, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels, een bedrijf, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten in totaal 564.376 euro,
in elk geval enig geldbedrag,
hebbende verdachte in bovengenoemde periode met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid
- schadeclaims opgemaakt door 53 keer, althans meermalen, in een of meer
bestaand(e) schadedossier(s) een gefingeerde betaling en/of schade te boeken
(zie pagina's 79 tot en met 82) en/of
- het rekeningnummer in de excasso van die en/of meer bestaand(e)
schadedossier(s) veranderd in zijn, verdachtes, rekeningnummer
[nummer], waardoor bovengenoemd bedrijf werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode 28 november 2011 tot en met 9 september 2015
te Leeuwarden, althans in Nederland, opzettelijk in totaal 564.376 euro, in
elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, en welk geldbedrag verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke
dienstbetrekking, te weten van/als bestuurder en/of directeur, in elk geval
anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op grond van de inhoud van het dossier bewezen kan worden dat verdachte middels listige kunstgrepen verzekeringsmaatschappij [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft opgelicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat door de handelwijze van verdachte sprake is van één van de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen. Verdachte fiatteerde enkel een voorstel tot betaling. Het door hem gewijzigde rekeningnummer waarop de betaling diende te worden uitgekeerd kan geen oplichtingsmiddel zijn omdat er binnen het bedrijf niet werd gecontroleerd op het ingevoerde rekeningnummer. Hieruit vloeit voort dat niet kan worden bewezen dat het bedrijf is bewogen tot afgifte van het ten laste gelegde geldbedrag.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat het invoeren van schade in het systeem niet behoorde tot de taken die verdachte in zijn functie van directievoorzitter uitvoerde. Dit blijkt ook niet uit het dossier. In die zin heeft verdachte niet gehandeld uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, zoals ten laste gelegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van eventueel nader uit te werken bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, stelt de rechtbank vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode meermalen in het administratiesysteem van verzekeringsmaatschappij [slachtoffer 1] afgeboekte schadebehandelingen heropende en vervolgens een nieuwe schade inboekte ten name van dezelfde begunstigde, doch met wijziging van het bankrekeningnummer van de begunstigde, te weten verdachtes eigen bankrekeningnummer. Verdachte controleerde en fiatteerde deze transactie vervolgens ook zelf in het systeem, waardoor tot uitkering werd overgegaan. Door zijn werkwijze heeft verdachte geldbedragen op zijn rekeningnummer ontvangen.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de handelwijze van verdachte als oplichting dient te worden gekwalificeerd. Door het invoeren van de informatie in het digitale administratiesysteem van het bedrijf zoals hiervoor omschreven, werden de door verdachte ingevoerde gegevens onterecht geregistreerd als een nieuw uit te keren schadebedrag. Het geldende controlesysteem waarbij een ander dan degene die de schaderegistratie invoerde, controleerde en fiatteerde, omzeilde verdachte doordat hij zelf over deze autorisaties beschikte. Door de door verdachte aangebrachte wijzigingen in het digitale administratiesysteem werd de verzekeringsmaatschappij bewogen tot afgifte van geld, waar dit zonder deze wijzigingen niet was gebeurd.
Ten aanzien van het benadelingsbedrag overweegt de rechtbank nog dat uit het dossier blijkt dat bij notariële akte van 4 december 2015 een schulderkenning is vastgelegd tussen verdachte en de verzekeringsmaatschappij ten bedrage van 561.622,85 euro. De rechtbank ziet in deze schulderkenning grond om het bewezen te verklaren bedrag te beperken tot dit bij notariële akte vastgelegde bedrag.
De rechtbank past de bewijsmiddelen toe zoals die zullen worden opgenomen in de eventueel later op te maken aanvulling van dit vonnis. Deze bewijsmiddelen bevatten de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden, waarbij ieder bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts gebruikt is voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode 28 november 2011 tot en met 9 september 2015 te Leeuwarden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, een bedrijf, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten in totaal 561.622,85 euro,
hebbende verdachte in bovengenoemde periode met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergeven - valselijk en listiglijk schadeclaims opgemaakt door meermalen in
bestaande schadedossiers een gefingeerde schade te boeken en het rekeningnummer in de excasso van die bestaande schadedossiers veranderd in zijn, verdachtes, rekeningnummer [nummer], waardoor bovengenoemd bedrijf werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair: Oplichting, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren te vervangen door 120 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland en het volgen van een intake en eventuele vervolgende ambulante behandeling bij de polikliniek Forensische Psychiatrie of soortgelijke ambulante forensische zorg.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in geval van bewezenverklaring gepleit voor oplegging van een straf zoals door de officier van justitie gevorderd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het reclasseringsrapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen plegen van oplichting waardoor hij een groot geldbedrag afhandig heeft gemaakt van de verzekeringsmaatschappij waarvan hij destijds directievoorzitter was. Door het plegen van dit feit heeft hij grote financiële schade veroorzaakt en het in hem gestelde vertrouwen als directievoorzitter ernstig geschonden.
Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Verdachte heeft medewerking verleend aan het onderzoek en een bekennende verklaring afgelegd. Hij heeft oprecht spijt betuigd voor hetgeen hij heeft gedaan en de gevolgen ervan, waarvoor hij de verantwoordelijkheid neemt.
Uit het opgemaakte reclasseringsrapport en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, blijkt dat verdachte zich destijds diep ongelukkig voelde en dat er financiële problemen speelden doordat verdachte dubbele lasten moest dragen van hypotheken die rustten op twee huizen. Naar eigen zeggen speelden deze factoren een rol bij het plegen van het delict. Verdachte heeft vrijwillig psychologische hulp gezocht om te proberen de achtergronden van het delict goed te doorzien.
Verdachte is door [slachtoffer 1] op staande voet ontslagen. Hij woont na de echtscheiding van zijn toenmalige vrouw alleen en verdient ongeveer 900 euro in de maand met diverse baantjes.
De reclassering adviseert dat aan verdachte bijzondere voorwaarden worden opgelegd binnen het kader van een toezicht. De reclassering adviseert dat een meldplicht wordt opgelegd naast het verplicht volgen van een ambulante behandeling bij de polikliniek Forensische Psychiatrie. Dit kan verdachte helpen om zijn leven beter op de rails te krijgen, alsmede meer inzicht te krijgen in de achtergronden van het door hem gepleegde delict.
Rekening houdend met de ernst van het feit en het hoge benadelingsbedrag enerzijds, alsmede de persoonlijke omstandigheden en het aanmerkelijke tijdsverloop sinds het plegen van het feit anderzijds, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een straf zoals hierna te melden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, voor de duur van 240 uren.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen een week na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden, en zich blijft melden zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd meewerkt aan een intake en eventuele vervolgbehandeling bij de polikliniek Forensische Psychiatrie, dan wel soortgelijke forensische zorg, op tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. A.W. Wassink en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. E.M. Troost, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2017.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.