ECLI:NL:RBNNE:2017:4543
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- A.H.M. Dölle
- A.W. Wassink
- M. van der Veen
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na oplichting
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 november 2017 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, voortvloeiend uit een eerdere veroordeling van de veroordeelde voor oplichting. De officier van justitie had op 28 augustus 2017 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en dat de veroordeelde een betalingsverplichting aan de staat wordt opgelegd. Tijdens de behandeling op 13 november 2017 heeft de officier van justitie zijn vordering aangepast, waarbij het gevorderde bedrag werd gematigd tot € 275.500,00.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit de door hem gepleegde strafbare feiten. De rechtbank baseert haar oordeel op het proces-verbaal van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, de verklaring van de veroordeelde en de notariële akte die in het dossier is opgenomen. Uit het dossier blijkt dat de veroordeelde aan de verzekeringsmaatschappij Zevenwouden een bedrag van € 561.622,85 verschuldigd is, wat de rechtbank als basis heeft genomen voor de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde € 561.622,85 voordeel heeft genoten en heeft de betalingsverplichting aan de staat vastgesteld op € 275.500,00, zoals gevorderd door de officier van justitie. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de gevorderde matiging van de betalingsverplichting. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. A.H.M. Dölle als voorzitter, en is openbaar uitgesproken.