ECLI:NL:RBNNE:2017:4633

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
4 december 2017
Zaaknummer
17/3781
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens ontbreken spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 23 november 2017 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker A. Terlouw tegen het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de uitbetaling van zijn bijstandsrecht over de maand november 2016, na een eerdere toekenning van een uitkering ingevolge de Participatiewet. Het bestreden besluit van 15 mei 2017 verklaarde zijn bezwaren ongegrond, waarna verzoeker beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de zitting op 10 november 2017 heeft verzoeker verklaard dat hij maandelijks over een netto inkomen van € 1217 beschikt en dat er geen dreigende invorderingsmaatregelen van schuldeisers zijn. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet in een situatie verkeert waarin hij niet in zijn elementaire levensbehoeften kan voorzien. Er was geen sprake van een dreigende huisuitzetting of afsluiting van nutsvoorzieningen, waardoor het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker de behandeling van zijn beroep kan afwachten, mede gezien de zittingsdatum van het beroep op 11 december 2017.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/3781
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2017 op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen in de zaak tussen

A. Terlouw, wonende te [woonplaats] , verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde, verweerder

(gemachtigde: J.D.G. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 8 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoeker en zijn partner een uitkering ingevolgde de Participatiewet toegekend.
Bij brief van 15 december 2016 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de uitbetaling van het recht op bijstand over de maand november 2016. Bij brief van 19 december 2016 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 15 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder beide bezwaren ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder kenmerk 17/2148. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter bij brief van 23 oktober 2017 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2017. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening.
2.1.
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
2.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het beroep, waaraan dit verzoek connex is, op 11 december 2017 ter zitting zal worden behandeld.
2.3.
De aard van een verzoek om een voorlopige voorziening veronderstelt een actueel spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorziening.
2.4.
De beantwoording van de vraag of sprake is van onverwijlde spoed spitst zich in dit geval in het bijzonder toe op de vraag of vanuit financieel oogpunt sprake is van een spoedeisend belang en op de vraag of verzoeker de behandeling van het beroep - gelet op zijn belangen - niet zou kunnen afwachten.
2.5.
Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij maandelijks over een inkomen beschikt van € 1217,-- netto. Desgevraagd heeft hij voorts verklaard dat hij geen schuldeisers heeft die op zeer korte termijn invorderingsmaatregelen zullen gaan treffen.
2.5.1.
De situatie van verzoeker leidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot de conclusie dat verzoeker over onvoldoende middelen beschikt om in de elementaire kosten van levensonderhoud te voorzien. Van bijvoorbeeld een dreigende huisuitzetting of afsluiting van water, gas of elektriciteit is niet gebleken. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden inzake zijn financiële positie leveren dan ook geen grond op om te oordelen dat sprake is van een spoedeisend belang.
2.6.
Verzoeker heeft er ter zitting verder nog op gewezen dat hij bij zijn ouders in een kleine woning woont, dat zijn partner zwanger is en dat zijn partner en hij een eigen woning kunnen betrekken, maar dat de verhuizing veel kosten met zich meebrengt.
2.6.1.
De voorzieningenrechter ziet in deze omstandigheden niet een zo zwaarwegend belang dat verzoeker de behandeling van zijn beroep - mede gelet op de zittingsdatum - niet zou kunnen afwachten.
3. De voorzieningenrechter zal het verzoek gelet op het voorgaande afwijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Pot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.