ECLI:NL:RBNNE:2017:4669

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
143741
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige en de belangenafweging tussen verwekker en moeder

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 17 mei 2017 uitspraak gedaan over het verzoek van een man om vervangende toestemming voor de erkenning van zijn biologische dochter, geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats]. De man is de verwekker, maar de rechtbank heeft besloten geen toestemming te verlenen. De vrouw, de moeder van het kind, heeft hevige bezwaren tegen de erkenning, omdat zij vreest dat de relatie tussen haar en het kind onder druk komt te staan door de erkenning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onvoldoende inzicht heeft in de impact van zijn dreigende en intimiderende houding op de vrouw. De vrouw heeft aangegeven dat zij angstig is voor de gevolgen van de erkenning, vooral met betrekking tot de omgangsrechten die de man zou kunnen aanvragen. De rechtbank heeft de belangen van het kind en de moeder tegen die van de man afgewogen. De rechtbank concludeert dat de erkenning een reëel risico met zich meebrengt voor de emotionele en psychologische ontwikkeling van het kind, en dat de vrouw in een instabiele situatie verkeert die haar in staat zou kunnen stellen om een stabiele opvoeding te bieden. Daarom is het verzoek van de man afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/143741 / FA RK 15-1435

beschikking van de enkelvoudige familiekamer d.d. 17 mei 2017

inzake

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de man,
advocaat mr. T.W. Delhaye, kantoorhoudende te Burgum,
tegen

[naam] ,

wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.F. de Vries, kantoorhoudende te Dokkum.
belanghebbende:
de minderjarige
[naam] ,geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats] ,
vertegenwoordigd door mr. J. Kuipers-Mellema, kantoorhoudende te Leeuwarden,
in de hoedanigheid van bijzondere curator over deze minderjarige.

Procesverloop

De rechtbank heeft bij beschikking van 30 maart 2016 de zaak wederom in handen van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) gesteld met het verzoek een onderzoek te verrichten.
Bij de stukken bevinden zich:
- het rapport van de Raad van 11 augustus 2016;
- een brief van 17 november 2016, met bijlage, van de vrouw.
Het zaak is behandeld ter terechtzitting van 1 december 2016. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door mr. Delhaye;
- de vrouw, bijgestaan door mr. De Vries;
- de bijzondere curator;
- L. Jager, namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

Advies van de Raad

Het advies van de Raad luidt als volgt. De Raad heeft geconstateerd dat er weliswaar belemmerende factoren zijn, maar dat deze factoren niet zodanig zijn dat afwijzend geadviseerd zou moeten worden met betrekking tot de erkenning.
Voor de Raad is het uitgangspunt dat [minderjarige] er recht op heeft te weten wie haar biologische vader is en is er sprake van een wederzijds recht voor [minderjarige] en de man om door middel van een erkenning een familierechtelijke band te hebben elkaar. Wil aan dit recht voorbij worden gegaan dan zal aannemelijk moeten worden gemaakt dat dit recht voor [minderjarige] een reëel risico vormt dat zij hierdoor wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische- en emotionele ontwikkeling. Dat is naar de mening van de Raad niet het geval. De Raad heeft bij [minderjarige] geen belemmeringen geconstateerd die een contra-indicatie voor erkenning door de man kunnen zijn. Daarnaast beschikt de vrouw over voldoende veerkracht, is zij psychisch voldoende stabiel, heeft zij een goed netwerk en ondervindt zij ondersteuning door grootmoeder aan moederszijde.
De Raad herkent en ziet bij de vrouw gevoelens van angst en onrust door het verzoek van de man, om vervangende toestemming tot erkenning. De Raad is echter niet van mening dat vanwege de psychische toestand van de vrouw de zorg en opvoeding van [minderjarige] in het geding komt indien de man [minderjarige] erkent. De Raad heeft hiervoor ook informatie ingewonnen bij de huisarts.
De man is niet duidelijk en ambivalent over wat hij wil aangaande de erkenning en zijn contact met [minderjarige] . Een groot punt van zorg is de houding van de man en de procedures die hij in gang zet. Zijn houding en uitlatingen tonen weinig tot geen respect voor de vrouw. Hij toont weinig tot geen invoelend vermogen. Mocht de man dan ook in de toekomst omgang verzoeken, dan ziet de Raad hiervoor forse belemmeringen die de man eerst op moet heffen, voordat er alleen al gedacht kan worden over enige vorm van (begeleide) omgang. De basis voor eventueel gezamenlijk gezag ontbreekt naar de mening van de Raad op dit moment volledig.
De Raad heeft ambtshalve uitbreiding van het onderzoek naar een kinderbeschermingsonderzoek overwogen. De opvoedingssituatie van [minderjarige] lijkt goed genoeg te zijn. De vrouw zorgt goed voor [minderjarige] , heeft de steun van haar moeder daarbij en er zijn geen signalen dat [minderjarige] in haar ontwikkeling bedreigd wordt. Een kinderbeschermingsonderzoek is daarom niet aan de orde.
De Raad adviseert de rechtbank om het verzoek van de man tot vervangende toestemming voor erkenning van [minderjarige] in te willigen.

Standpunten van partijen, de bijzondere curator

De man kan zich vinden in het advies van de Raad.
De vrouw kan zich hierin niet vinden. Volgens de vrouw strookt het advies niet met het onderzoek, mede omdat de raadsonderzoeker had aangegeven dat zij zich geen zorgen hoefde te maken, omdat er geen erkenning zou worden geadviseerd. Uiteindelijk heeft de Raad toch geadviseerd het verzoek toe te wijzen.
Volgens de vrouw is de man agressief. De vrouw heeft gesteld dat de man haar zal blijven lastig vallen met respectloze e-mails en telefoonberichten. De vrouw is van mening dat de man de erkenning als opmaat voor omgang ziet.
De bijzondere curator heeft het standpunt van de vrouw grotendeels onderschreven. Zij is van mening dat de man zijn houding ten opzichte van de vrouw zal moeten veranderen voordat van erkenning sprake kan zijn. Ook als het verzoek niet zou worden toegewezen, betwijfelt de bijzondere curator of de man de vrouw met rust zal laten. De bijzondere curator vindt de conclusie van de huisarts, die door de Raad is geraadpleegd, dat de vrouw de erkenning wel kan handelen, te kort door de bocht. De bijzondere curator heeft geadviseerd het verzoek van de man af te wijzen.

Beoordeling

De rechtbank oordeelt als volgt. De man is de verwekker van [minderjarige] , zodat hem in beginsel de mogelijkheid van erkenning niet kan worden onthouden. Wel dient de rechtbank een afweging te maken van de belangen van de betrokkenen, waarbij tot uitgangspunt dient te worden genomen dat zowel het kind als de verwekker er aanspraak op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. De rechter zal het belang en de aanspraak van de verwekker op erkenning moeten afwegen tegen de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind en van het kind bij niet-erkenning. Van schade aan de belangen van het kind in de zin van artikel 1:204 lid 3 8W is slechts sprake indien er ten gevolge van de erkenning voor het kind reële risico’s zijn dat het kind wordt belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling.
Alhoewel vaststaat dat de man de verwekker van [minderjarige] is, zal de rechtbank de vervangende toestemming niet geven omdat het risico te groot wordt geacht dat door de erkenning de verhouding tussen de vrouw en [minderjarige] ernstig onder druk komt te staan, omdat de vrouw zeer heftig op de manier waarop de man haar benadert en behandelt, reageert.
Duidelijk is geworden dat de onderlinge verhouding tussen partijen zeer ernstig is verstoord en dat de vrouw geen enkel vertrouwen in de man heeft. Partijen zijn geenszins in staat gebleken met elkaar te communiceren. Voor een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling is van belang dat een kind opgroeit in een rustige, stabiele en veilige opvoedingssituatie zonder dreigende inbreuken van buitenaf. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van dergelijke dreigende inbreuken ingeval van erkenning van [minderjarige] door de man. Uit de door de vrouw overgelegde e-mailberichten van de man aan de vrouw komt naar voren dat de man een bedreigende en intimiderende houding ten opzichte van de vrouw aanneemt. Gelet op de inhoud van deze berichten, gezien in het licht van de toch al verstoorde verhouding van partijen, is het zonder meer begrijpelijk dat het verzoek van de man bij de vrouw tot spanningen heeft geleid en dat de man het vertrouwen van de vrouw ernstig heeft geschaad.
Bij de vrouw is sprake van meer dan slechts emotionele weerstand tegen erkenning van [minderjarige] door de man. De angst van de vrouw ziet vooral op de gevolgen van erkenning, met name de aanwezig geachte wens van de man om omgang te hebben met [minderjarige] en het -via [minderjarige] - willen uitoefenen van invloed op het leven van de vrouw. Uit de door de vrouw overgelegde e-mailberichten komt duidelijk naar voren dat de man eisend en dwingend is in zijn opstelling en geen genoegen lijkt te nemen met een vaderrol op afstand. Door de heftigheid van de reactie van de vrouw bestaat een reëel risico dat de vrouw in een dusdanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is [minderjarige] een stabiel opvoedingsklimaat te bieden. Tevens heeft de heftige emotionele reactie van de vrouw tot gevolg dat de evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van [minderjarige] in het geding zal zijn. Het verlenen van vervangende toestemming tot erkenning zou ertoe leiden dat de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met [minderjarige] te zeer zouden worden geschaad.
De man heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze angst van de vrouw voor hem niet terecht is. Ook al heeft de man ter zitting zijn verzoek ten aanzien van het gezag en de omgang heeft ingetrokken, hij geeft er geen blijk van enig inzicht te hebben in wat zijn dreigende en intimiderende houding bij de vrouw teweeg brengt. De rechtbank verwijst daarbij naar e-mailberichten van de man aan de vrouw tijdens de procedure. De verwachting is gerechtvaardigd dat de man beoogt een rol in het leven van [minderjarige] te spelen en hiertoe op termijn stappen zal zetten, waarbij het noodzakelijke respect voor de vrouw vooralsnog volledig ontbreekt.
De rechtbank is van oordeel dat erkenning onder deze omstandigheden het aanmerkelijke risico met zich brengt dat de verhouding tussen de vrouw en [minderjarige] meer dan thans het geval is onder druk komt te staan, onder meer door de mogelijkheden die voor de man gaan ontstaan op het moment dat de man [minderjarige] heeft erkend. Daarbij is het voor [minderjarige] van belang dat zij zo min mogelijk wordt blootgesteld aan de strijd die tussen de ouders kan ontstaan door erkenning en mogelijke verdergaande pogingen van de man tot contact.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. M. van der Hoeven, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 17 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn:31)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.