Op 7 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 10 april 2016 in Groningen, waar de verdachte, terwijl het slachtoffer weerloos op de grond lag, deze met kracht in het gezicht schopte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar het meer subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk de poging tot zware mishandeling, is wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de verklaring van de verdachte, het proces-verbaal van aangifte en de omstandigheden van het delict. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
Daarnaast heeft de rechtbank een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die zich als benadeelde partij had gevoegd in het strafproces. De vordering tot schadevergoeding omvatte zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering gedeeltelijk toegewezen, waarbij de hoogte van de immateriële schadevergoeding is vastgesteld op € 1.200,00 en de materiële schadevergoeding op € 920,43, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand toegewezen tot een bedrag van € 768,00.
De rechtbank heeft in haar oordeel ook de impact van de veroordeling op de toekomst van de verdachte meegewogen, waarbij werd opgemerkt dat de verdachte een first offender is en dat er geen aanwijzingen zijn voor recidive. De rechtbank heeft de straf passend geacht, gezien de ernst van het delict en de gevolgen voor het slachtoffer.