ECLI:NL:RBNNE:2017:4728

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
C/19/120083 / JE RK 17-355 C/19/120107 / JE RK 17-360 C/19/120698 / JE RK 17-445
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en afwijzing verzoeken tot opheffing en vervanging van de GI

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 7 december 2017 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de ondertoezichtstelling van de kinderen A en B. De moeder, aangeduid als M, heeft meerdere verzoeken ingediend, waaronder verzoeken tot opheffing van de ondertoezichtstelling en vervallenverklaring van schriftelijke aanwijzingen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van A en B is verlengd tot 11 november 2018, na een eerdere beschikking van 5 december 2017. De verzoeken van de moeder zijn behandeld, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de ondertoezichtstelling op te heffen. De moeder heeft argumenten aangevoerd die volgens de kinderrechter niet in overeenstemming zijn met de feitelijke situatie, aangezien de kinderen nog steeds contact hebben met de vader en er nog steeds strijd is over de opvoeding. De verzoeken tot vervallenverklaring van de schriftelijke aanwijzing zijn niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze te laat zijn ingediend. De kinderrechter heeft ook het verzoek tot vervanging van de GI afgewezen, omdat de onderbouwing van de verwijten aan de GI ontbrak. De beschikking is openbaar uitgesproken door kinderrechter mr. T.M.L. Veen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaakgegevens : C/19/120083 / JE RK 17-355
C/19/120107/ JE RK 17-360
C/19/120698/ JE RK 17-445
datum uitspraak: 7 december 2017

in de zaken van

M, hierna te noemen de moeder,

wonende te ….,
gemachtigde H. Zijlstra
tegen
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Groningen,
betreffende

A, geboren op …. 2008 te …., hierna te noemen A,

B,geboren op…. 2010 te ….., hierna te noemen B.
De kinderrechter merkt voorts als belanghebbende aan:

V, hierna te noemen de vader,

wonende te ….,
gemachtigde mr. G.J. Zwolle.

Het procesverloop

Het verzoek met nummer 120083 is blijkens de stempel die erop is geplaatst op 8 augustus 2017 bij de rechtbank binnen gekomen.
Dit verzoek is bij brief van 4 september 2017 aangevuld.
Het verzoek met nummer 120107 is op 21 augustus 2017 ingediend.
Mr. Zwolle heeft in de eerste twee verzoeken, alsmede in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling twee beschikkingen en een rapport van de Raad van de Kinderbescherming overgelegd.
Het verzoek met nummer 120698 is op 20 oktober 2017 namens moeder door haar gemachtigde ingediend.
De eerste twee verzoeken zijn tweemaal op een zitting gepland in combinatie met een verzoek verlenging ondertoezichtstelling. Beide zittingen zijn afgelast in verband met een reeks wrakingsverzoeken ingediend door de heer Zijlstra.

De feiten

Het ouderlijk gezag over A en B wordt uitgeoefend door de ouders.
A en B wonen bij moeder.
Bij beschikking van 26 juli 2017 is het hoofdverblijf van de kinderen bij moeder bepaald en is een contactregeling met vader bepaald.
Bij beschikking van 5 december 2017 is de ondertoezichtstelling van A en B verlengd tot 11 november 2018.

De verzoeken

Bij brief van 8 september 2017 is door de rechtbank aangegeven hoe zij de eerste twee verzoeken behoudens tegenbericht zal lezen. Dat tegenbericht is niet gekomen.
Dat maakt dat de kinderrechter het verzoek met nummer 120083 leest als een verzoek tot vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing van 18 juli 2017, tot opheffing van de ondertoezichtstelling en tot vervanging van de GI indien de ondertoezichtstelling niet wordt opgeheven. Aan moeder is tevens voorgehouden dat behoudens tegenbericht wordt aangenomen dat zij de email van de GI van 18 juli 2017 ziet als de schriftelijke aanwijzing die zij vervallen wil laten verklaren.
Het verzoek met nummer 120107 zal ook worden gelezen als een verzoek tot opheffen van de ondertoezichtstelling.
Het verzoek met nummer 120698 heeft als onderwerp "Verzoekschrift vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing d.d. 18 oktober 2017" en verzocht wordt de schriftelijke aanwijzing van die datum te vernietigen en de GI opdracht te geven om op straffe van een dwangsom van € 1.500,- een volgende schriftelijke aanwijzing te geven met inachtneming van de eisen die de gemachtigde in het verzoekschrift opnoemt.

De beoordeling:

De verzoeken de ondertoezichtstelling op te heffen:
Indien er aanleiding zou zijn de ondertoezichtstelling op te heffen, dan zou het belang ontvallen aan de verzoeken vervallen verklaring schriftelijke aanwijzing en het verzoek tot vervanging van de GI. Dat maakt dat deze verzoeken als eerste zullen worden behandeld.
In beide verzoeken stelt moeder dat naar aanleiding van een mail van vader thans moet worden uitgegaan van een eenoudergezin, waarbij geen omgang met vader meer zal plaatsvinden, waarbij geen ontwikkelingsbedreiging meer speelt en opvoedingsondersteuning niet meer nodig is.
Moeder is de enige die de mail van vader zo opvat en de feitelijke situatie is niet in overeenstemming met haar uitleg. De kinderen gaan nog steeds naar vader, vader oefent nog steeds gezag uit en ouders voeren nog immer strijd over omgang en opvoeding waar ze de GI nog immer bij betrekken.
Moeder gaat uitvoerig in op het door de GI aangekondigde verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Daarbij geeft moeder uitvoerig haar mening over de beschikking met betrekking tot het hoofdverblijf en de contactregeling. Dat zijn argumenten die zij zou moeten aanvoeren in hoger beroep tegen die beschikking.
Moeder benadrukt verder dat de GI ten onrechte meent dat zij moet investeren in communicatie met vader, gezien eerdere pogingen van deskundigen om die communicatie te verbeteren.
Dat heeft zij in de procedure rond de verlenging van de ondertoezichtstelling ook aangevoerd, is in de beschikking op dat verzoek beoordeeld en kan nu niet tot een ander oordeel leiden.
Dat geldt ook voor moeders visie op de wijze waarop vader de kinderen verzorgt, de manier waarop de GI hem daarop volgens moeder onvoldoende aanspreekt en de verschillende visie op de hulpverlening aan de kinderen.
Dat maakt dat de kinderrechter tot het oordeel komt dat voor zover de verzoeken zich richten tegen de thans lopende ondertoezichtstelling louter een feitelijk achterhaald en een aantal recent reeds beoordeelde argumenten worden aangevoerd.
Dat maakt dat de kinderrechter zonder behandeling ter zitting op basis van moeders eigen stukken tot het oordeel kan komen dat er geen aanleiding is om de ondertoezichtstelling op te heffen.
De verzoeken vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing
Artikel 1:264 BW, tweede lid, bepaalt dat bij de indiening van een verzoek tot het vervallen verklaren van een schriftelijke aanwijzing de beslissing van de GI moet worden overgelegd. Die beslissing is nodig om te kunnen beoordelen of wel sprake is van een schriftelijke aanwijzing in de zin van artikel 1:263 BW en of het verzoek wel tijdig is ingediend.
Het derde lid van artikel 264 bepaalt dat de termijn voor indienen van het verzoek twee weken is, waarbij die termijn aanvangt met ingang van de dag waarop de beslissing is verzonden of uitgereikt.
Het verzoekschrift met nummer 120083 is weliswaar door moeder gedateerd op 1 augustus 2017, maar is gezien de stempel met de tekst "Ingekomen op 08 augustus 2017 Griffie rechtbank Noord-Nederland Afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden" op 8 augustus door moeder ingediend. De email die moeder aanmerkt als de schriftelijke aanwijzing is aan haar verzonden op 18 juli 2017. Het verzoek de schriftelijke aanwijzing vervallen te verklaren is dan ook te laat ingediend. Omstandigheden die zouden kunnen maken dat moeder redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden in verzuim te zijn geweest zijn gesteld noch gebleken. Het verzoek tot vervallen verklaring van de door moeder gestelde schriftelijke aanwijzing van 18 juli 2017 zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het verzoekschrift met nummer 120698 is door de gemachtigde van moeder ingediend op 20 oktober 2017. Gezien de tekst van het verzoek wordt een email van 18 oktober 2017 door de gemachtigde aangemerkt als de schriftelijke aanwijzing waar het verzoek zich op richt.
Van een schriftelijke aanwijzing in de zin van artikel 1:263 is naar het oordeel van de kinderrechter geen sprake.
Uit de door moeder overgelegde mails blijkt dat de ouders zijn gaan ruziën over het moment waarop de herfstvakantie begint, althans het moment waarop de kinderen in dat kader naar vader zouden gaan. Bij die correspondentie is de GI betrokken door ouders en door de gemachtigde van moeder. In een email van 18 oktober is namens de GI aangegeven hoe de GI de beschikking omtrent de contactregeling interpreteert en wat dit betekent voor het moment waarop vader conform die beschikking de kinderen zal ophalen. Als moeder daarop reageert stelt zij waarom sprake zou zijn van een schriftelijke aanwijzing waarin de GI zou afwijken van de door rechter vastgestelde regeling. De GI reageert daar op 19 oktober op, in een mail aan beide ouders. Namens de GI wordt geschreven "Indien er gezamenlijk geen besluit genomen kan worden blijft het advies van de gezinsvoogd (toegevoegd gezag) staan en zal daar gehoor aan gegeven moeten worden."
De GI geeft een visie en een advies en wijst ouders erop dat dit niet slechts een mening van een derde is, maar de mening van de GI die de ondertoezichtstelling moet uitvoeren, een mening waaraan ouders niet zomaar voorbij kunnen gaan.
De mogelijkheid van een schriftelijke aanwijzing is het laatste station, als alle pogingen om ouders op andere wijze in de samenwerking te krijgen niet zijn geslaagd. Zover was de GI nog niet. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat vrijdag 20 oktober de laatste schooldag voor het begin van de herfstvakantie was en dat - gezien een opmerking in een mail van de gemachtigde van moeder - tenminste de indruk bestond dat die gemachtigde voornemens was die vrijdag op het schoolplein te verschijnen om de kinderen op te halen.
De kinderrechter zal dit verzoek afwijzen en zal dat, nu de mail van 18 oktober 2017 louter betrekking op de verstreken herfstvakantie, zonder behandeling ter zitting doen.
Mocht moeder hebben bedoeld de vraag voor te leggen hoe de beschikking van 26 juli moet worden geïnterpreteerd dan voegt de kinderrechter daaraan ten overvloede het volgende toe.
De gemachtigde van moeder stelt dat het vaste jurisprudentie is dat weekendregelingen ook in vakanties doorlopen, maar noemt daarbij geen vindplaatsen.
Die stelling kan de kinderrechter niet plaatsen. De eerste dag van de herfstvakantie 2017 was volgens de gegevens van de rijksoverheid zaterdag 21 oktober. Volgens de beschikking van 26 juli zouden de kinderen de herfstvakantie bij vader doorbrengen en dan horen de zaterdag en de zondag daarbij. De beschikking geeft ook een regeling voor verjaardagen. Daarbij zal niet zijn voorzien dat moeder zou besluiten de verjaardagen van de kinderen die geboren zijn in mei in het eerste weekend van de herfstvakantie te vieren. In hoeverre de overige door de ouders aangevoerde familiefeesten op originele data werden georganiseerd kan de kinderrechter uit de stukken niet afleiden.
Wellicht kunnen de ouders hieromtrent helderheid krijgen in het hoger beroep dat in een mail van moeder aan de GI wordt genoemd.
het verzoek de GI te vervangen:
In haar eerste verzoek verzoekt moeder subsidiair om vervanging van de GI, mocht de ondertoezichtstelling niet worden opgeheven.
Hetgeen in de alinea's daarna wordt aangevoerd geeft geen aanleiding dit verzoek toe te wijzen. Moeder maakt heftige verwijten aan de GI, maar de onderbouwing ontbreekt.
Daar komt bij dat deze GI in beeld is gekomen nadat de samenwerking tussen de ouders en de eerdere GI (Jeugdbescherming Noord) zo onsuccesvol was dat die GI aan de Raad voorstelde de ondertoezichtstelling niet te verlengen omdat die naar de mening van de toenmalige GI eerder contraproductief werkte gezien de manier waarop de ouders ermee omgingen.
Ook dit verzoek zal de kinderrechter niet op een zitting behandelen.
Moeder kan dit verzoek daarmee samen met alle andere verzoeken in hoger beroep voorleggen, mocht zij dat willen.
De kinderrechter:
- verklaart moeder niet-ontvankelijk in haar verzoek tot vervallen verklaring van een schriftelijke aanwijzing van 18 juli 2017;
- wijst alle overige verzoeken van moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M.L. Veen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
de griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden