ECLI:NL:RBNNE:2017:4730

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
12 december 2017
Zaaknummer
C/19/120359 / JE RK 17-397 C\19/120700/ FA RK 17-2124
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van kinderen A en B na wrakingsverzoeken en procesverloop

In deze zaak heeft de kinderrechter op 5 december 2017 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de kinderen A en B, die onder toezicht stonden sinds 11 november 2016. De ondertoezichtstelling werd verlengd voor de duur van één jaar, tot 11 november 2018. De zaak kwam voort uit een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI), Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, die aangaf dat er onvoldoende duidelijkheid was over de opvoedsituatie van de kinderen en dat er zorgen waren over de communicatie tussen de ouders. De moeder van de kinderen verzocht om opheffing van de ondertoezichtstelling, maar de kinderrechter oordeelde dat de situatie van de kinderen niet verbeterd was en dat er nog steeds ernstige zorgen waren.

Tijdens de zitting op 30 november 2017 waren er meerdere wrakingsverzoeken ingediend door de gemachtigde van de moeder, die zich beklaagde over de gang van zaken en de communicatie met de GI. De kinderrechter behandelde deze verzoeken en concludeerde dat de wrakingen niet gegrond waren. De moeder voerde aan dat de GI de problemen verergerde en dat er geen constructieve communicatie was, terwijl de vader instemde met de verlenging van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter benadrukte dat de situatie van de kinderen verslechterd was door de aanhoudende conflicten tussen de ouders en dat er een noodzaak was om de ondertoezichtstelling te verlengen om de kinderen te beschermen.

De kinderrechter concludeerde dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling waren voldaan en dat er geen aanleiding was om een bijzondere curator te benoemen. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de mogelijkheid tot hoger beroep werd uiteengezet. De uitspraak benadrukt de noodzaak van stabiliteit en veiligheid voor de kinderen in een situatie die gekenmerkt wordt door conflicten tussen de ouders.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Assen
zaakgegevens : C/19/120359 / JE RK 17-397 + C/19/120700/FA RK 17-2124
datum uitspraak: 5 december 2017

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering,hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Groningen,
betreffende

A, geboren op ..2008 te …. hierna te noemen A,

B, geboren op …2010 te … hierna te noemen B,
De kinderrechter merkt voorts als belanghebbenden aan:

M, hierna te noemen de moeder,

wonende te …,

V, hierna te noemen de vader,

wonende te …..

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 september 2017, ingekomen bij de griffie op 15 september 2017 herhaald ingezonden op 24 oktober met extra bijlagen;
- de beschikking van de kinderrechter van 9 november 2017 die als herhaald en ingelast moet worden beschouwd;
- de fax van de heer Zijlstra van 24 november 2017;
De fax van de heer Zijlstra van 29 november 2017 20:34 uur, die volgens dit schrijven per mail aan de GI en mr. Zwolle is verstuurd had de overige belanghebbenden niet bereikt op een moment dat zij daar nog kennis van hadden kunnen nemen. Die fax maakt geen deel uit van de stukken.
Op 30 november 2017 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door de heer H. Zijlstra,
- de vader, bijgestaan door mr. G.J. Zwolle,
- de heer X en mevrouw Y, namens de GI.
De laatste ongeveer 10 minuten waren moeder en haar gemachtigde daarbij niet meer aanwezig. Nadat de gemachtigde ongeveer een half uur aan het woord was geweest, daarbij pleitend aan de hand van zijn overgelegde faxbrief en reagerend op hetgeen namens de GI naar voren was gebracht kondigde hij aan nu een als bijlage bij die brief ingebracht eerder verzoekschrift van moeder integraal te gaan voorlezen. Daarvoor kreeg hij geen toestemming, maar dat accepteerde hij niet. Dit was voor de heer Zijlstra reden voor de 5e wraking in deze procedure. Die wraking is ter zitting afgehandeld in overeenstemming met het wrakingsprotocol. Terwijl de kinderrechter daarmee bezig was bleef de gemachtigde de rechter in de rede vallen. Daarop is hem medegedeeld dat als hij daarmee niet ophield de kinderrechter hem desnoods zou laten verwijderen. Dat moest de kinderrechter maar doen, alsdus de heer Zijlstra, waarop de bode is gebeld. Daarop hield de gemachtigde opmerkelijk genoeg wel zijn mond en vertrok de gemachtigde met zijn cliënte toen de bode de deur opende zonder dat de kinderrechter nog enig verzoek hoefde te doen of instructie hoefde te geven.
De nieuwste klacht van de heer Zijlstra kwam de dag na de zitting binnen. De kinderrechter is de tel even kwijt van het aantal klachten dat daarvoor bij de rechtbank binnen is gekomen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over A en B wordt uitgeoefend door de ouders.
A en B wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 11 november 2016 zijn A en B onder toezicht gesteld tot 11 november 2017.
Bij beschikking van 26 juli 2017 is het hoofdverblijf van de kinderen bij moeder bepaald en is een contactregeling tussen de kinderen en vader vastgesteld. Van die beschikking was ten tijde van de zitting nog geen hoger beroep ingesteld.

De verzoeken

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling te verlengen van A en B voor de duur van één jaar.
De moeder heeft verzocht de ondertoezichtstelling van A en B op te heffen.

Het standpunt van de GI

De GI vindt dat het voor de kinderen niet beter is geworden in het afgelopen jaar. Ouders hebben beide naar de GI toe het afgelopen jaar benoemd zich zorgen te maken over B. De zorgen over A krijgen veel aandacht en ook krijgt A veel begeleiding. Het zou volgens de GI voor B goed zijn als ze hulp zou krijgen van een kindercoach.
Op dit moment zijn volgens het verzoekschrift van de GI van 12 september 2017 de concrete ontwikkelingsbedreigingen:
- Het is onvoldoende duidelijk in hoeverre de kinderen een stabiele en veilige opvoedsituatie hebben. De ruimere omgangsregeling met vader is voor de kinderen een nieuw aspect. Er is nog geen thuisbegeleiding bij ouders thuis waarin duidelijk kan worden wat voor de kinderen goed werkt bij welke ouder en wat kan helpen om de opvoedsituatie stabieler en veiliger te maken.
- Als gevolg van de aanhoudende echtscheidingsstrijd, de verstoorde communicatie tussen de ouders en de verschillende opvoedingsstijlen die de ouders hanteren, ervaren de kinderen loyaliteitsproblemen. Er is onvoldoende vooruitgang geboekt ondanks de door Inter-Psy geboden hulp. Door een observatie en thuisbegeleiding zou gewerkt kunnen worden aan de verschillende opvoedingsstijlen. Wat betreft de loyaliteitsproblemen moet gekeken worden naar wat de kinderen nodig hebben. Voor B zou een kindercoach volgens de GI helpend kunnen zijn. Voor A is het volgens de GI nodig dat het onderzoek gedaan gaat worden waarna er, als het nodig is, extra hulp ingezet kan worden.
- Het verschil in visie tussen de ouders over de problematiek van A. Het verschil in visie is er nog altijd. Het is in het afgelopen jaar nog niet gelukt om vanuit een onderzoek duidelijkheid te krijgen wat voor A belangrijk is in ondersteuning en begeleiding. Molendrift zou dit onderzoek kunnen starten zodat er vanuit een onderzoek duidelijkheid komt over A.
Ter zitting is namens de GI nog een toelichting gegeven waarin de toenemende zorgen over de periode tot op heden zijn benoemd. Sinds is beslist over het hoofdverblijf en de contactregeling heeft moeder haar houding dusdanig aangepast dat de situatie ernstig is verslechterd. De kinderen komen steeds kneller te zitten, scholen maken zich zorgen en de huisarts heeft bij de GI aan de bel getrokken.
Om een einde te maken aan het "splitten" is besloten niet meer met één ouder te communiceren en ook ingeschakelde derden te vragen om dat niet meer te doen. Ouders dienen mails aan de GI tenminste via de cc aan de andere ouder te sturen, reacties gaan naar beide ouders. Gesprekken worden met beide ouders gevoerd, niet met één ouder.
Desgevraagd wordt namens de GI verklaard dat het onzeker is of de zorgen rond de kinderen binnen alleen een ondertoezichtstelling voldoende kunnen weggenomen, gezien het verloop van de ondertoezichtstelling, het toenemen van de zorgen en de steeds moeilijker samenwerking met ouders. Een uithuisplaatsing is wellicht noodzakelijk om de kinderen op een neutrale plek tot rust te laten komen.
De GI acht een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk nu de gronden hiervoor nog aanwezig zijn.

Het standpunt van moeder

In deze procedure heeft moeder via haar gemachtigde vooral formele bezwaren opgeworpen.
Die punten zullen hierna voor zover nodig worden besproken.
Moeder wil geen ondertoezichtstelling meer. De GI maakt de problemen alleen maar erger, ook doordat men weigert nog met haar alleen te communiceren, wat best kan want dat deden ze eerder ook, en door derden te verplichten ook zo te handelen. De GI vertelt nu alleen nog maar het verhaal van vader.
Moeder geeft aan dat via Inter-Psy een traject is gevolgd om de communicatie te verbeteren en dat dit ook al door andere deskundigen is geprobeerd. Die deskundigen is dat niet gelukt, dus wat denkt de GI dan nog te kunnen bereiken? Moeder weigert nog in één ruimte met vader in overleg te gaan. Ze heeft genoeg van asbakken, tissue dozen enz. die door de kamer vliegen. Het lijkt moeder dan ook onzin dat de GI hier verbetering in probeert te brengen. Het kan niet van moeder gevergd worden om wederom om de tafel te gaan met vader.

Het standpunt van vader

Vader stemt in met verlenging van de ondertoezichtstelling. Als de rol van de GI wegvalt verwacht hij alleen maar meer problemen met moeder en verwacht hij nog minder contact met zijn kinderen te zullen hebben. Een uithuisplaatsing of een gezagsbeëindigende maatregel zou vader graag voorkomen, maar het begint langzaam tot hem door te dringen dat het wellicht nodig zal blijken tot dergelijke verdere stappen over te gaan.

uitleg zittingsplanning en procedurele aspecten rechtbank

Anders dan de gemachtigde van moeder voorstaat communiceert de rechtbank niet telefonisch met één partij over zaken. Daarom heeft de rechtbank eerst bij brief van 8 september 2017 alle belanghebbenden geïnformeerd over alle op dat moment aanhangig gemaakte verzoeken ingediend door moeder. Daarbij is vermeld dat indien er ook nog een verzoek verlenging ondertoezichtstelling ingediend zou worden ook dat verzoek samen met alle andere verzoeken op een zitting zou worden behandeld. Op dat moment had moeder voor zover de rechtbank bekend geen gemachtigde.
Vervolgens is ook een zitting gepland waarop al die verzoeken behandeld zouden worden, stelde de heer Zijlstra zich als gemachtigde en volgden er 4 wrakingsverzoeken nog voor er een aanvang was gemaakt met de behandeling van de zaken. Die verzoeken worden genoemd in de tussenbeschikking van 9 november 2017. Daaraan kan nu worden toegevoegd dat ook op het tweede wrakingsverzoek gericht op mr. Veen en het wrakingsverzoek gericht op mr. Claus inmiddels is beslist door de wrakingskamer. Ook die verzoeken zijn afgewezen.
Ter zitting van 30 november heeft de gemachtigde van moeder nogmaals een wrakingsverzoek ingediend. Dat wrakingsverzoek is in overeenstemming met het wrakingsprotocol door de behandelend rechter niet voorgelegd aan de wrakingskamer.
Dat er bij moeder enige urgentie was bij de behandeling van haar verzoeken blijkt niet echt uit de gang van zaken. De gemachtigde mag het "belachelijk" vinden dat de rechtbank de verzoeken van moeder nog niet heeft behandeld, de kinderrechter neemt dat voor kennisgeving aan.
Het verzoek dat heden wordt afgedaan is het enige uit de reeks aanhangige verzoeken dat door een andere belanghebbende is ingediend.
Dat namens moeder nu wordt betoogd dat de ondertoezichtstelling niet meer zou bestaan omdat de zaak niet voor de afloop van de lopende ondertoezichtstelling op een zitting is behandeld zou de indruk kunnen wekken dat de gemachtigde van moeder in de veronderstelling is geweest dat door middel van het voorkomen van een zitting de verlenging van de ondertoezichtstelling voorkomen kan worden. Dat is een misverstand.
Bij de oproep voor de zitting van 30 november 2017 is aan alle belanghebbenden verzocht om voor een genoemd tijdstip aan te geven of er nog stukken ontbraken en zo ja, welke stukken dat dan waren. Naar aanleiding daarvan ontving de kinderrechter van de gemachtigde van moeder een fax van 3 pagina's waarin diverse stellingen werden geponeerd en standpunten werden ingenomen die met die vraag niets van doen hebben. Verzoeken bevat die brief niet. In de laatste alinea wordt vermeld "In tweede instantie voldeed het verzoekschrift er wel aan maar niet aan de gestelde termijn […]" Welke stukken er volgens de gemachtigde ooit ontbraken blijft onvermeld, maar inmiddels ontbreekt er niets meer, is dan de conclusie.
Dit schrijven van de gemachtigde van moeder is aan alle belanghebbenden gestuurd.
Vervolgens is de gemachtigde van moeder dinsdag 28 november gaan bellen met de rechtbank, wilde van de griffier een reactie op de door hem ingenomen standpunten en stellingen en accepteerde niet dat hij die reactie niet kreeg. Toen de gemachtigde zijn standpunten bleef herhalen heeft de griffier de gemachtigde een prettige dag gewenst en de verbinding verbroken, zoals zij had aangekondigd. De kinderrechter herhaalt nogmaals dat de rechtbank niet telefonisch met één partij inhoudelijk over zaken communiceert, ook niet bij monde van de griffier.
De gemachtigde van moeder is daarop alsnog schriftelijk gaan communiceren maar deed dit op een moment dat hij kon vermoeden dat de overige belanghebbenden dat niet meer zouden zien, laat staan dat zij die stukken nog zouden kunnen lezen en bespreken.
Het is in strijd met de behoorlijke procesorde om de avond van tevoren stukken te gaan mailen voor een zitting die om 9:00 uur begint. Van een ouder die in persoon procedeert kan wellicht niet worden verwacht dat die zich dat realiseert, maar van iemand die zich afficheert als Juridisch Adviseur en die als zodanig optreedt als gemachtigde mag worden verlangd dat hij zich daar wel bewust van is. De drogreden die de gemachtigde verspreidt, dat alle belanghebbenden die stukken al hadden en kenden, gaat ook niet op. Belanghebbenden die stukken niet hebben ontvangen weten niet wèlke stukken zijn opgestuurd en weten dus ook niet op welke stukken die ze ooit eerder hebben gezien ze zouden moeten reageren.
Een partij die stelt dat stukken uit een andere procedure als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd dient die stukken in te brengen in de procedure waarin hij dat stelt. Het is niet de taak van de griffie om voor die partij het dossier compleet te maken.
De gemachtigde heeft die stukken niet ingebracht.

De beoordeling

Namens vader is geen verweer gevoerd.
Op hetgeen namens moeder is aangevoerd zal de kinderrechter voor zover nodig ingaan. Daarbij geldt dat iemand die een paar stellingen poneert zonder die deugdelijk te motiveren niet moet verwachten dat de kinderrechter op ieder punt een opstel gaat schrijven.
- Er is sprake van "een poppenkastzitting" omdat er geen ondertoezichtstelling meer is. Er zou geen ondertoezichtstelling meer zijn omdat het verzoek niet voor 11 november op een zitting is behandeld. Zonder "zitting op tegenspraak" kon de ondertoezichtstelling niet met zes weken worden verlengd. Nu die zitting er niet is geweest is er volgens de gemachtigde "sprake van een onbevoegd genomen beschikking.
Die stellingen zijn onjuist en de door de gemachtigde getrokken conclusie is dat ook.
- De behandeling van het verzoek zou moeten worden aangehouden omdat er stukken ontbreken. Dat gaat dan niet om stukken die bij het verzoekschrift ontbreken, maar om het complete dossier van de GI dat door de gemachtigde is opgevraagd en door hem nog niet verkregen.
De gemachtigde is in de gelegenheid gesteld om voor de zitting aan te geven welke stukken er zouden ontbreken. Daarop heeft de gemachtigde laten weten dat er eerder stukken ontbraken (zonder te noemen welke), maar nu niet meer. Dan op zitting dit konijn uit de hoge hoed halen is in strijd met de goede procesorde. Het is voor de behandeling van dit verzoek ook niet relevant.
- Er zou geen te behandelen verzoekschrift zijn omdat de GI na de beschikking van 9 november 2017 geen nieuw verzoekschrift heeft ingediend.
Die stelling is onjuist en de conclusie eveneens. In die beschikking wordt het verzoek voor het overige aangehouden en dat deel van het verzoekschrift dat nog moest worden behandeld is ter zitting behandeld.
- Het zou van belang zijn dat de GI bij het opnieuw insturen van het verzoekschrift 2 extra bijlagen heeft bijgevoegd.
Waarom de gemachtigde dit stelt en welke conclusie hij daarin verbindt blijft onvermeld. Aangezien de gemachtigde zelf al schrijft dat volgens hem bijlagen zijn toegevoegd die de gemachtigde van vader eerder al had nagezonden is ook raadselachtig wat de gemachtigde beoogt. Stukken die al in het dossier zaten zijn in zijn visie nog een keer toegevoegd door een ander partij.
- De GI zou een onjuist beeld schetsen van de communicatie van moeder met vader en de GI zou onjuist met moeder communiceren omdat ze niet meer met haar alleen in gesprek gaan.
Wat de kinderrechter ziet van de communicatie tussen de ouders is van een niveau dat een mens de haren overeind doet gaan staan. Kennelijk beoordelen moeder en haar gemachtigde haar bijdragen aan die communicatie anders dan de GI. Dat komt helaas vaker voor, dat een GI acties van ouders anders duidt dan die ouders zelf. Dat is niet direct aanleiding om van smaad en laster aangifte te willen doen, zoals de gemachtigde aankondigt.
- De rechtbank zou in strijd handelen met het procesreglement en daarom het verzoek niet kunnen behandelen.
Dit is onjuist. De gemachtigde heeft een uitleg aan opgenomen termijnen die geheel de zijne is.
- De kinderrechter kan het verzoek niet beoordelen in verband met de eerste vier wrakingsverzoeken. "Het zou de onafhankelijke en onpartijdige en eerlijke rechtspraak ten goede komen dat de rechtbank Assen de beslissing van het Gerechtshof inzake de wrakingen van de familierechters en wrakingskamer afwacht."
Gezien die formulering ziet ook de gemachtigde wel in dat van een verplichting tot afwachten geen sprake is. Die wrakingsverzoeken zijn door de wrakingskamer afgedaan.
- De griffie van de familiekamer heeft slecht werk geleverd waarop de griffie aangesproken had moeten worden door de wrakingkamer.
De gemachtigde heeft een onjuist beeld van de taken van de medewerkers van de griffie en trekt op basis daarvan onjuiste conclusies. Dat geldt ook voor de taken van de wrakingskamer.
- De rechtbank zou "de boel aan het voorliegen" zijn.
De gemachtigde lijkt de rechtbank inmiddels als een partij in het geschil te zien, dat is de rechtbank niet. Waarover de rechtbank zou "voorliegen" en in welk stuk dan, dat blijft onduidelijk. Wat dit alles van doen heeft met de al dan niet toewijsbaarheid van het verzoek blijft even onduidelijk.
- De rechtbank zou weigeren fatsoenlijk antwoord te geven op vragen die de gemachtigde heeft gesteld. De rechtbank vraagt een reactie en weigert dan te reageren op die reactie.
Daarover heeft de kinderrechter al genoeg vermeld en de kinderrechter verwijst naar hetgeen is opgenomen omtrent het inhoudelijk communiceren met één partij. De gemachtigde heeft in zijn brief van 24 november 2017 overigens geen enkele vraag gesteld of verzoek gedaan. Hij poneert stellingen.
- de GI praat ten onrechte niet alleen met moeder, dat kan wel want deden ze eerder ook.
Dat blijft de gemachtigde roepen alsof hij niet heeft gehoord dat namens de GI is uitgelegd waarom ze daarmee zijn opgehouden. Als de GI moet constateren dat met de ouders afzonderlijk spreken niet productief is omdat er alleen maar meer misverstanden ontstaan of worden gecreëerd en de term "splitten" van toepassing wordt geacht, dan is het de taak van de GI om de handelwijze aan te passen.
- Namens moeder wordt een verhandeling gehouden omtrent het bezoek aan een medisch specialist in Rotterdam, waarover de huisarts de GI heeft geïnformeerd. Daar komt weer een verhaal bij naar voren dat moeder gezien de stukken al jarenlang aanvoert en waar al diverse keren met haar over is gesproken. Al die keren kon moeder niet uitleggen waarom ze dat verhaal vertelde, wat haar bedoeling daarmee was en moeder is al eerder verzocht om daarmee dan op te houden. Hetgeen ter zitting namens moeder in extenso wederom ter sprake is gebracht maakt niet dat de kinderrechter tot de conclusie kan komen dat daarin aanleiding zou kunnen worden gezien de ondertoezichtstelling onnodig te achten.
Dan komt de kinderrechter nu tot de kern van waar de beoordeling van dit verzoek over moet gaan: de kinderen en wat zij nodig hebben.
Sinds de ondertoezichtstelling bij beschikking van 11 november 2016 wederom werd uitgesproken is er naar het oordeel van de kinderrechter in de situatie van de kinderen niets verbeterd. Sterker nog, als de kinderrechter kennis neemt van het rapport van de Raad van de Kinderbescherming van 12 oktober 2016 en leest wat daarin over de jaren daarvoor is opgenomen, dan is de situatie van de kinderen al heel veel langer niet verbeterd en louter verslechterd. In dat rapport wordt een betrokken agent aangehaald die spreekt over een "verziekt systeem". Die term lijkt helaas heel juist gekozen.
De kinderrechter heeft eerder de indruk dat de situatie van de kinderen is verslechterd. Niet door de acties van de GI en niet door gebrek aan acties van de GI, maar door het gebrek aan medewerking dat de GI krijgt en de strijd die de ouders blijven voeren, rechtstreeks en via de GI. Die situatie is sinds het moment dat de huidige gemachtigde van moeder in beeld is gekomen louter geëscaleerd, afgaande op de stukken en hetgeen ter zitting naar voren kwam. Of dat louter een kwestie van chronologie is, dan wel een kwestie van oorzakelijk verband kan de kinderrechter niet beoordelen. Inmiddels zien de ouders kans om hoog oplopende conflicten te creëren over het moment waarop een schoolvakantie begint, is dat nou op vrijdag na school of pas na het weekend op maandag….. In dat kader zijn er bij deze rechtbank inmiddels verschillende verzoeken aanhangig gemaakt. Er wordt geroepen dat dit alles in het belang van de kinderen gebeurt - hoe mensen zichzelf daarvan kunnen overtuigen is al moeilijk voorstelbaar - de kinderrechter is van de juistheid van die stelling niet overtuigd.
Dat er een noodzaak is de ondertoezichtstelling te verlengen is voor de kinderrechter duidelijk. De kinderrechter stelt wel de vraag of daarmee nog lang kan worden volstaan. Als hulpverlening aan de kinderen blijft stranden omdat er een ouder met gezag niet meewerkt, dan komt er een moment waarop maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat die ouders daarmee nog langer kunnen doorgaan. Als de situatie tussen ouders alleen maar verder escaleert en kinderen daar steeds meer last van krijgen en steeds meer bij worden betrokken, dan komt er een moment dat die kinderen uit die situatie gehaald moeten worden.
De tragiek is dat beide ouders niet willen dat hun kinderen noodgedwongen in een neutraal pleeggezin worden geplaatst, maar dat zij kennelijk niet in staat zijn om het eigen gedrag zo aan te passen dat het niet nodig is dat de kinderrechter deze vraag oproept.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van A en B waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
- Een voldoende stabiele en veilige opvoedingssituatie lijkt te ontbreken, hulpverlening komt niet van de grond, constructief overleg vindt niet plaats, de situatie escaleert;
- De kinderen ervaren steeds meer loyaliteitsproblemen, scholen zien die problemen bij beide kinderen toenemen en hun tol eisen, de kindercoach voor B waarover al lang wordt gesproken is er nog steeds niet en het onderzoek naar A is nog steeds niet begonnen;
- De ouders hebben een verschil in visie over de problematiek van de kinderen. Dat verschil is er al jaren en lijkt louter te verharden. Hulpverlening komt niet van de grond.
- Ouders belasten de kinderen in toenemende mate met hun onderlinge strijd die zij voeren omtrent onderwerpen die de kinderen treffen als feestjes en vakanties.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van A en B verlengen tot 11 november 2018.
Namens moeder schreef de gemachtigde van moeder "Hierbij verzoekt […] om op grond van het navolgende ambtshalve een bijzondere curator te benoemen […]". Gezien het genoemde zaaksnummer doet de gemachtigde dit in deze procedure. Zijn schrijven is ingeboekt onder nummer C/19/120700/FA RK 17-2124.
De kinderrechter ziet geen aanleiding om ambtshalve een bijzondere curator te benoemen.
Hoewel onnodig, zal de kinderrechter dat in het dictum tot uitdrukking brengen via de formulering "ziet geen aanleiding ambtshalve een bijzondere curator te benoemen".

De beslissing

De kinderrechter:

verlengt de ondertoezichtstelling van A en B tot 11 november 2018;

ziet geen aanleiding om ambtshalve een bijzondere curator te benoemen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M.L. Veen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
G. Tapper als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2017.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden