ECLI:NL:RBNNE:2017:4899

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
18/130591-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van een boot en oplichtingsfeiten met betrekking tot mobiele telefoons

Op 19 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal van een rubberboot met toebehoren en van meerdere oplichtingsfeiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor de diefstal van de boot en de peddel, maar sprak hem vrij van de oplichtingsfeiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij de aangevers door listige kunstgrepen had bewogen tot de afgifte van mobiele telefoons en contracten. De rechtbank concludeerde dat de aangevers voldoende in staat waren om de onwaarheden van de verdachte te doorzien, en dat er geen sprake was van een samenweefsel van verdichtsels. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken, waarvan drie weken voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling. De rechtbank hield rekening met de psychologische problematiek van de verdachte, die verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de feiten niet bewezen waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/130591-15
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/720315-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 december 2017.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. C. Niens, advocaat te Joure, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/130591-15 dat:
1.
hij of omstreeks 15 januari 2014 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân (meermalen) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 1] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 3 mobiele telefoons (Iphone S5) en/of contracten/overeenkomsten (behorende bij die mobiele telefoons), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, doen voorkomen bij die [slachtoffer 1] dat
- deze op een eerlijke wijze geld kon verdienen door abonnementen voor (een) mobiele telefoon(s) af te sluiten en/of
- verdachte deze abonnementen aansluitend op zijn naam zou zetten, althans die [slachtoffer 1] geen last zou krijgen van die abonnementen en/of
- verdachte kwijtschelding van die abonnementen via zijn curator zou regelen en/of
- verdachte de mobiele telefoons zou verkopen en/of die [slachtoffer 1] daarbij 600 euro zou ontvangen, althans die [slachtoffer 1] in de opbrengst van de verkoop van die mobiele telefoon(s) zou delen, waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2013 tot en met 11 november 2013 te Leeuwarden en/of Bolsward en/of Harlingen en/of Sneek, althans in Nederland (meermalen) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 2] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 7 mobiele telefoon(s) (5 x Iphone5 en/of 2 x Samsung Galaxy) en/of de contracten/overeenkomsten (behorende bij die mobiele
telefoons) en/of (een) geldbedrag(en) van 450 euro en 350 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens) bij die [slachtoffer 2] doen voorkomen dat
- deze op een eerlijke wijze geld kon verdienen door (een)abonnement(en) voor (een) mobiele telefoon(s)af te sluiten en/of
- verdachte aansluitend die abonnementen (en de bijbehorende kosten) van die abonnementen zou horen en/of [slachtoffer 2] over zou nemen, althans dat die [slachtoffer 2] niets meer van die - deze zou delen in de opbrengst van de verkoop van die mobiele telefoon(s), althans (een) geldbedrag(en) zou ontvangen en/of
- de politie een inval heeft gedaan en een geldbedrag moest krijgen ter voorkoming van verdere problemen en/of vrijgeving van camerabeelden, , waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
3.
hij in of omstreeks de periode van 21 januari 2014 tot en met 26 januari 2014 te Leeuwarden en/of te Wommels, gemeente Littenseradiel, althans in Nederland (meermalen) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 5 mobiele telefoons (Iphone5) en/of de contracten/overeenkomsten (behorende bij die mobiele telefoon(s) en/of (een) geldbedrag(en) (van in totaal 3100 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [slachtoffer 3] doen voorkomen dat
- zij op een eerlijke wijze geld kon verdienen door abonnementen voor (een) mobiele telefoon(s) af te sluiten (op haar naam) en/of
- deze abonnementen aansluitend op naam van verdachte gezet zouden worden en/of
- door de curator van verdachte een kwijtscheldig geregeld zou gaan worden en/of
- zij geld zou ontvangen als de mobiele telefoon(s) was/waren verkocht, althans mee zou delen in de opbrengst van de verkoop van die mobiele telefoon(s) en/of
- als zij geen geldbedrag(en) (van in totaal 3100 euro) zou betalen zij (samen met verdachte) door de politie gepakt zou gaan worden en voor twee weken naar de gevangenis moest,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
4.
hij op of omstreeks 15 juli 2014 te en in de gemeente Groningen (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 4] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 6 mobiele telefoons (Samsung Galaxy S5) en/of de contracten/overeenkomsten (behorende bij die mobiele telefoons), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [slachtoffer 4] doen voorkomen dat
- deze op eerlijke wijze geld kon verdienen door abonnementen voor (een) mobiele telefoon(s) op zijn naam af te sluiten en/of
- deze abonnementen door verdachte zouden worden overgenomen (inclusief bijkomende kosten), althans die [slachtoffer 4] van de abonnementen af zou zijn en/of
- de advocaat van verdachte de kwijtschelding zou regelen en/of
- die [slachtoffer 4] zou delen in de opbrengst van de verkoop van die mobiele telefoon(s), althans geld zou krijgen van verdachte , waardoor die [slachtoffer 4] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
5.
hij op of omstreeks 13 januari 2014 te Heerenveen (meermalen) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van (in totaal) 3 mobiele telefoons (2 x Iphone 5 en/of 1 x een Samsung Galaxy), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
die [slachtoffer 5] - welke op dat moment erg labiel was - doen voorkomen dat
- zij abonnementen voor (een) mobiele telefoon(s) af zou sluiten op haar naam en/of
- verdachte (vervolgens) die afgesloten abonnementen zou overnemen (inclusief het betalen van de abonnementskosten), in ieder geval die [slachtoffer 5] er verder geen last van zou van hebben waardoor [slachtoffer 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
en in de zaak met parketnummer 18/720315-17 dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 9 juli 2017 tot en met 10 juli 2017 te Bolsward, althans in de gemeente Súdwest-Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen:
- een (rubber)boot en/of een buitenboordmotor (merk: Yamaha 4AS) en/of een stootkussen en/of een tank (merk: Quicksilver Gasoline), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- een peddel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Geldigheid van de dagvaarding

Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het ten laste gelegde onder het tweede aandachtstreepje in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 2. partieel nietig moet worden verklaard. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat het ten laste gelegde onduidelijk en onvoldoende feitelijk omschreven is, waardoor dit gedeelte van de tenlastelegging niet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering voldoet.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gemotiveerd aangevoerd dat er sprake is van een verschrijving. Ondanks de verschrijving is de strekking van dit gedeelte van de tenlastelegging voldoende duidelijk.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt dit verweer, nu uit de tenlastelegging voldoende blijkt waartegen verdachte zich moet verdedigen. De rechtbank is van oordeel dat er ten aanzien van de zin onder het tweede gedachtestreepje sprake is van een kennelijke verschrijving. De rechtbank leest dit gedeelte van de tenlastelegging als volgt:
- verdachte aansluitend die abonnementen (en de bijbehorende kosten) van [slachtoffer 2] over zou nemen en/of dat die [slachtoffer 2] zou delen in de opbrengst van de verkoop van die mobiele telefoon(s), althans (een) geldbedrag(en) zou ontvangen en/of

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/720315-17 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat verdachte door een samenweefsel van verdichtsels, bij elk van de ten laste gelegde feiten aan de aangevers heeft voorgehouden dat zij legaal geld konden verdienen door telefoonabonnementen af te sluiten, dat verdachte de abonnementen vervolgens op zijn naam zou laten overzetten en dat verdachtes curator kwijtschelding van de abonnementen zou regelen, terwijl verdachte wist dat dit niet mogelijk was. De officier van justitie vordert veroordeling op grond van de verklaring die verdachte op 30 maart 2015 heeft afgelegd, in samenhang bezien met de volgende bewijsmiddelen. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde vordert de officier van justitie veroordeling op grond van de aangifte, het aanvullend verhoor van aangever en de in het dossier opgenomen WhatsApp gesprekken. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde vordert zij veroordeling op basis van de aangifte. Verdachte maakt gebruik van het vertrouwen van aangever. Ook ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde wordt de aangifte ondersteund door in het dossier opgenomen WhatsApp berichten. Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde wordt de aangifte bevestigd door WhatsApp gesprekken. Ook heeft verdachte erkend dat hij de rekeningen niet kan betalen, alsmede dat hij weet dat de rekeningen bij aangevers terecht komen omdat hij geen geld heeft. Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde heeft verdachte het vertrouwen van aangeefster gewonnen terwijl zij emotioneel en labiel was. De aangifte wordt ondersteund door de in het dossier opgenomen WhatsApp berichten en verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster heeft overtuigd.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720315-17 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gemotiveerd aangevoerd dat verdachte steeds een andere verklaring heeft gegeven over hoe hij aan de boot is gekomen. Verdachte is onder een brug aangetroffen in de gestolen boot. Het oogmerk van verdachte om de boot weg te nemen blijkt uit het gegeven dat de touwen waar de boot mee vastzat waren doorgesneden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 1, 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde heeft zij daartoe gemotiveerd aangevoerd dat gelet op de jurisprudentie (onder meer het arrest van het Gerechtshof ˈs-Hertogenbosch van 29 maart 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:1351) en de omstandigheden in het dossier er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring van oplichting. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720315-17 ten laste gelegde heeft zij daartoe gemotiveerd aangevoerd dat het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening ontbreekt, omdat verdachte nimmer de intentie heeft gehad om de boot met toebehoren voor zichzelf te houden.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij door listige kunstgrepen, dan wel door een samenweefsel van verdichtsels aangevers heeft bewogen tot afgifte van mobiele telefoons en/of de contracten/overeenkomsten behorende bij die mobiele telefoons, inhoudende dat de aangevers geld zouden verdienen door meerdere telefoonabonnementen op hun naam af te sluiten, de telefoons aan verdachte te geven zodat hij deze zou verkopen, waarna verdachte de abonnementen op zijn naam zou zetten en zou laten kwijtschelden door zijn curator. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde is ook opgenomen dat aangever ter voorkoming van problemen een geldbedrag moest betalen. Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde is opgenomen dat verdachte aangeefster heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag door haar voor te houden dat als zij geen geldbedrag zou betalen, zij door de politie gepakt zou gaan worden en voor twee weken naar de gevangenis zou moeten. Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde wordt verdachte verweten dat hij door listige kunstgrepen, dan wel door een samenweefsel van verdichtsels aangeefster heeft bewogen tot afgifte van mobiele telefoons, door te doen voorkomen dat zij abonnementen af zou sluiten op haar naam en dat verdachte vervolgens die abonnementen over zou nemen (inclusief het betalen van de abonnementskosten).
Voor het antwoord op de vraag of uit door verdachte gebezigde leugenachtige mededelingen kan worden afgeleid dat het slachtoffer door een samenweefsel van verdichtsels werd bewogen tot afgifte van een goed als bedoeld in art. 326 Sr, komt het aan op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer. Voor het aannemen van een samenweefsel van verdichtsels moet sprake zijn van “meer dan een enkele leugenachtige mededeling”. Oplichting in de zin van art. 326, eerste lid, Sr is niet aan de orde wanneer het slachtoffer – gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de eigen gedragingen en kennis van zaken – de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien. Zie HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2892 (overzichtsarrest).
Uit het dossier blijkt dat verdachte aan elk van de aangevers onware mededelingen heeft gedaan. Verdachte heeft de telefoonabonnementen niet op zijn naam over laten zetten, heeft niet betaald voor de telefoonabonnementen en de curator van verdachte kon de telefoonabonnementen niet kwijtschelden voor aangevers, anders dan verdachte beweerde.
Dit enkele gegeven is naar het oordeel van de rechtbank echter niet afdoende om te komen tot een bewezenverklaring van oplichting.
Bij de beoordeling van de feiten onder 1., 3. en 4. is vooreerst van belang dat van aangevers verwacht mocht worden dat zij de door verdachte voorgespiegelde constructie met de nodige behoedzaamheid zouden bezien. Uit zijn verhaal blijkt dat de telefoons die aangevers middels abonnementen zouden gaan regelen niet door hem aan de provider betaald zouden gaan worden. Bij afgifte van de telefoons was aangevers dan ook (telkens) duidelijk dat het plan was dat zij, noch verdachte de providers de bij de abonnementen overeengekomen vergoeding zouden gaan verstrekken.
Uit het dossier komen geen omstandigheden naar voren waaruit blijkt dat gelet op de persoonlijkheid van de aangevers niet verwacht kon worden dat zij de dubieuze kant van het voorstel niet zouden inzien.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 1. ten laste gelegde blijkt uit de bijlage bij de aangifte dat aangever een bericht naar verdachte heeft verstuurd waarin staat dat als hij de politie erbij haalt, aangever eerlijk gaat zijn over wat verdachte en hij van plan waren. Aangever kende verdachte ongeveer een half jaar en had hem slechts een paar keer ontmoet. Bij het afsluiten van het eerste telefoonabonnement noemde verdachte aangever 'broertje'. Aangever wilde zelf op een makkelijke manier geld verdienen door telefoonabonnementen af te sluiten. Voorts overweegt de rechtbank dat aangever heeft verklaard dat hij is bewogen tot het afsluiten van de telefoonabonnementen en afgifte van de telefoons omdat hij zich geïntimideerd voelde door verdachte en daardoor een angst voor hem had. Dit zijn omstandigheden die niet passen bij de ten laste gelegde oplichting. De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en zal hem daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 2. ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat aangever niet is bewogen tot afgifte van het in de tenlastelegging genoemde geld, aangezien aangever uit eigen beweging heeft gekozen dit geld aan zijn vriend, verdachte, te lenen. Uit de aangifte blijkt dat aangever de telefoonabonnementen heeft afgesloten en de telefoons aan verdachte heeft afgegeven, omdat hij op die manier het uitgeleende geld terug zou krijgen en dat hij in alle situaties geestelijk onder druk is gezet. Nu aangever niet is bewogen tot afgifte van de mobiele telefoons door de in de tenlastelegging genoemde mededelingen spreekt de rechtbank verdachte vrij.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 3. ten laste gelegde heeft verdachte, op het moment dat hij en aangeefster samen op pad gingen om het eerste abonnement af te sluiten, gezegd dat hij in Leeuwarden eigenlijk al te veel abonnementen had afgesloten. Naar het oordeel van de rechtbank hadden bij aangeefster in ieder geval op dat moment de alarmbellen moeten gaan. Aangeefster heeft vervolgens op één dag meerdere telefoonabonnementen afgesloten. De volgende dag is aangeefster opnieuw met verdachte naar diverse telefoonwinkels gegaan. Bij meerdere winkels kon aangeefster geen abonnementen meer afsluiten. Op advies van verdachte heeft aangeefster een ander adres opgegeven, zodat zij toch nog een telefoonabonnement kon afsluiten. Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde mededelingen die aan aangeefster zijn gedaan niet kunnen worden aangemerkt als zodanig vertrouwenwekkend en indringend dat aangeefster de onwaarheid ervan niet had kunnen onderkennen zonder bij zichzelf te rade te gaan. Aangeefster is met verdachte in zee gegaan om op deze manier geld te verdienen. Aangeefster had door de mededelingen van verdachte moeten en kunnen beseffen dat de door verdachte voorgespiegelde vorm van snel en veel geld verdienen niet kon deugen. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting -ook niet met betrekking tot het geldbedrag- en zal hem daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 4. ten laste gelegde heeft aangever verklaard dat hij twijfelde aan het verhaal van verdachte en dat hij om die reden geen telefoonabonnementen wilde afsluiten. De partner van verdachte heeft aangever vervolgens overgehaald om de telefoonabonnementen af te sluiten. Nu aangever niet is bewogen tot afgifte van de mobiele telefoons door mededelingen van verdachte, is het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 5. ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat de enkele bedrieglijke toezegging dat verdachte zal betalen voor de telefoonabonnementen, geen samenweefsel van verdichtsels oplevert. (Vgl. Hof Leeuwarden 4 juli 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BR0593). De rechtbank acht derhalve niet bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en zal hem daarvan vrijspreken.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720315-17 ten laste gelegde
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720315-17 ten laste gelegde komt de rechtbank, anders dan de raadsvrouw van verdachte, tot een bewezenverklaring. Gelet op de tegenstrijdige verklaringen van verdachte, acht de rechtbank het door de raadsvrouw ter terechtzitting voorgedragen scenario, inhoudende dat verdachte de boot en peddel had geleend om de kwijtgeraakte vishengel terug te krijgen, niet geloofwaardig.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2017, opgenomen op pagina 19 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017180407 d.d. 19 juli 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 7]:
De roeipeddel zat vast aan mijn rubberboot. Deze boot lag aan de kade van de [straatnaam] te Bolsward. Op 9 juli 2017 heeft mijn zoon de boot in goede en complete staat achtergelaten. Op 10 juli 2017 zag ik dat de roeipeddel verdwenen was. De politie liet mij een foto van een roeipeddel zien, ik herkende de roeipeddel als zijnde mijn peddel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 juli 2017, opgenomen op pagina 22 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6]:
Plaats delict: [straatnaam], Bolsward, binnen de gemeente Súdwest-Fryslân.
Ik bezit een witte rubberboot. Aan deze rubberboot zit een Yamaha buitenboordmotor, type 4AS. In mijn boot zat een rode tank van het merk Quicksilver en een stootkussen. Op 9 juli 2017 heb ik mijn rubberboot omstreeks 18.00 uur voor het laatst gezien. Op 10 juli 2017 zag ik dat mijn rubberboot met de materialen die erop en eraan zaten gestolen was. De touwen waar mijn rubberboot mee vastzat waren doorgesneden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 10 juli 2017, opgenomen op pagina 30 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Jij bent rond 04:00 uur, aangetroffen onder een brug bij de [straatnaam] te Bolsward. Wat deed jij daar?
A: Ik was aan het varen. Het is een rubberboot, met een Yamaha motor 4 PK. Er zit een tankje bij. Ik had een peddel bij mij. Die peddel heb ik van een andere boot gepakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/720315-17 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op enig tijdstip in de periode van 9 juli 2017 tot en met 10 juli 2017 te Bolsward, in de gemeente Súdwest-Fryslân, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een (rubber)boot en een buitenboordmotor (merk: Yamaha 4AS) en een stootkussen en een tank (merk: Quicksilver Gasoline), toebehorende aan [slachtoffer 6], en
- een peddel, toebehorende aan [slachtoffer 7].
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/720315-17:
Diefstal, meermalen gepleegd
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie stelt dat op grond van de informatie van de psycholoog, het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 21 juni 2017, opgemaakt door drs. D. Breuker, forensisch psycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan complexe multiproblematiek, in de zin van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, bestaande uit een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met zowel borderline, vermijdende als dwangmatige trekken in combinatie met een licht verstandelijke beperking. Secundair aan de persoonlijkheidsstoornis is er ook sprake van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te weten: een obsessieve-compulsieve stoornis (dwangstoornis) met een redelijk realiteitsbesef en een paniekstoornis. Er is tevens sprake van een verhoogde verslavingsgevoeligheid inherent aan de algehele problematiek.
Mede vanwege de verstandelijke beperking is er op het moment van het plegen van de ten laste gelegde feiten te weinig inzicht bij betrokkene geweest in de consequenties voor zichzelf en anderen. Geadviseerd wordt om het plegen van de ten laste gelegde feiten, indien bewezen, in een verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank heeft hiertoe overwogen dat het psychologisch rapport is opgesteld ten aanzien van de ten laste gelegde oplichtingsfeiten en dat de ten laste gelegde diefstal op het moment van rapporteren nog niet was gepleegd. Gelet op de korte periode tussen het opstellen van het psychologisch rapport en het begaan van de diefstallen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat ook op het moment van het plegen van deze feiten sprake was van een verband tussen de problematiek van verdachte en het strafbare feit.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 1., 2., 3., 4. en 5. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/720315-17 ten laste gelegde, alsmede het onder 5. ad informandum gevoegde feit, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland en een ambulante behandelverplichting bij de Polikliniek Forensische Psychiatrie of een soortgelijke instelling.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit in het geval de rechtbank tot een veroordeling komt een voorwaardelijke straf met een proeftijd en de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een ambulante behandelverplichting op te leggen. Indien de rechtbank een voorwaardelijke straf onvoldoende acht, kan een extra werkstraf worden opgelegd, mits het taakstrafverbod hieraan niet in de weg staat. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte desastreuze gevolgen zal hebben, omdat uit eerder opgelegde detentie is gebleken dat de problematiek van verdachte daardoor zodanig verergert, dat hij niet meer kan functioneren. Om die reden heeft zij aangevoerd verdachte niet meer dan één dag onvoorwaardelijke detentie op te leggen. Ten aanzien van het onder 5. ad informandum gevoegde feit kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke taakstraf met algemene voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, waaronder het psychologisch onderzoeksrapport en de reclasseringsrapportage van Reclassering Nederland d.d. 21 juli 2017, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een boot met toebehoren en diefstal van een peddel. De rechtbank houdt verdachte verantwoordelijk voor de overlast die de aangevers hebben moeten ervaren. Verdachte heeft met de diefstal van de boot en de peddel aangetoond geen respect te hebben voor de eigendommen van een ander. Diefstallen veroorzaken in het algemeen overlast en schade.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de eis van de officier van justitie, welke uitgaat van één maand gevangenisstraf per bewezenverklaard feit. De rechtbank overweegt dat de artikelen 22b en 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing zijn en zal hier rekening mee houden. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie eerder voor vermogensdelicten tot een (voorwaardelijke) gevangenisstraf is veroordeeld, doch dit hem er niet van heeft weerhouden opnieuw vermogensdelicten te plegen.
Uit het reclasseringsadvies volgt dat verdachte sinds de afgelopen twee jaar, stabieler in het leven is komen te staan. Hij is samen gaan wonen met zijn vriendin, is vader geworden van een dochter, heeft een zinvolle dagbesteding waar hij plezier aan beleeft en zijn schulden zijn inmiddels afbetaald. Ook lijkt verdachte meer dan voorheen gemotiveerd om aan zichzelf te werken. Hoewel zijn motivatie oprecht lijkt, zal het in de praktijk moeten blijken in hoeverre verdachte gemotiveerd blijft. De reclassering heeft geadviseerd een voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.
Gelet op het advies van de reclassering, gericht op het voorkomen van recidive in de toekomst, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank acht een lange proeftijd noodzakelijk zodat verdachte de ondersteuning krijgt die hij nodig heeft. De rechtbank houdt hierbij rekening met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende onder 5. ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.

Benadeelde partijen

ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 2. ten laste gelegde[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.140,36 ter vergoeding van materiële schade.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 3. ten laste gelegde
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 7.751,38 ter vergoeding van materiële schade en € 250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 5. ten laste gelegde
[slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.306,35, welk bedrag niet is gespecificeerd, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
ten aanzien van het ad informandum onder 1. ten laste gelegde
[naam 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.490,88 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
ten aanzien van het ad informandum onder 2. ten laste gelegde
[naam 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 955,31 ter vergoeding van materiële schade en € 750,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
ten aanzien van het ad informandum onder 6. ten laste gelegde
[naam 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 8.777,38 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
ten aanzien van het ad informandum onder 7. ten laste gelegde
[naam 4] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.940,75 ter vergoeding van materiële schade.
ten aanzien van het ad informandum onder 8. ten laste gelegde
[naam 5] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.527,08 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de feiten onder 2., 3. en 5. niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zijn, gelet op het bepaalde in art. 361 lid 2 Sv daarom niet ontvankelijk in de vorderingen. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank heeft geen acht geslagen op de ad informandum gevoegde feiten 1, 2, 6, 7 en 8, daar verdachte deze feiten ontkent. De rechtbank verklaart de vorderingen van de benadeelde partijen [naam 1], [naam 2], [naam 3], [naam 4] en [naam 5] niet-ontvankelijk.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/130591-15 onder 1., 2., 3., 4. en 5. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/720315-17 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van zes weken.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot drie wekenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Polikliniek Forensische Psychiatrie of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens de instelling/behandelaar aan te geven en zich zal moeten houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Benadeelde partijen

Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 3]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 5]in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 1]in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 2]in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 3]in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 4]in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam 5]in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W. Wassink, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2017.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.