ECLI:NL:RBNNE:2017:4900

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
5901196 / CV EXPL 17-5121
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een zaak naar de handelskamer wegens overschrijding van de bevoegdheid van de kantonrechter

Op 19 december 2017 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een vonnis gewezen in de zaak tussen de Coöperatieve vereniging van eigenaren in het winkelcentrum 'De Paddepoel' (hierna: CVvE) en D.T. Groningen B.V. De CVvE vorderde betaling van een bedrag van € 16.154,46, vermeerderd met contractuele boeterente en buitengerechtelijke incassokosten, alsook een bedrag van € 6.000,-- wegens schending van de openingstijden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vorderingen van de CVvE een financieel belang betreffen dat de bevoegdheid van de kantonrechter overstijgt, omdat de rechtstitel die aan de vordering ten grondslag ligt, een bedrag van € 37.000,00 betreft, wat boven de grens van € 25.000,00 ligt die de kantonrechter kan behandelen.

Tijdens de comparitie op 22 november 2017 is de vraag gesteld of de CVvE haar vordering onvoorwaardelijk wilde beperken tot het bedrag dat binnen de competentie van de kantonrechter valt, maar de CVvE heeft dit niet gedaan. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de zaak te verwijzen naar de handelskamer van de rechtbank voor verdere behandeling. De handelskamer is gepland om op 3 januari 2018 een vonnis te wijzen. De kantonrechter heeft partijen erop gewezen dat zij voor het vervolg van de procedure alleen door tussenkomst van een advocaat proceshandelingen kunnen verrichten en dat er mogelijk extra griffierechten verschuldigd zijn.

De beslissing van de kantonrechter om de zaak te verwijzen is genomen in het belang van een correcte rechtsgang, gezien de complexiteit van de vorderingen en de betrokken belangen van partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 5901196 / CV EXPL 17-5121
Vonnis van de kantonrechter d.d. 19 december 2017
in de zaak van
de Coöperatieve vereniging van eigenaren in het winkelcentrum "De Paddepoel",
die statutair is gevestigd in Groningen,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.J.M. Spierings, die kantoor houdt in Amsterdam,
tegen
D.T. Groningen B.V.,
die is gevestigd in Groningen,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.W. Kastelein, die kantoor houdt in Groningen.
Partijen worden hierna de CVvE en D.T. Groningen genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 april 2017;
- de conclusie van antwoord van 27 juni 2017;
- het tussenvonnis van 11 juli 2017 waarin een comparitie na antwoord is gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie die heeft plaatsgevonden op 22 november 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
In deze zaak vordert de CVvE, verkort weergegeven, veroordeling van D.T. Groningen tot betaling van € 16.154,46 vermeerderd met contractuele boeterente van
€ 1.171,64 en buitengerechtelijke incassokosten van € 941,27. Zij vordert ook veroordeling van D.T. Groningen tot betaling van € 6.000,-- vermeerderd met rente en kosten. Daartoe stelt de CVvE, samengevat weergegeven, dat D.T. Groningen haar betalingsverplichtingen als lid van de CVvE niet correct is nagekomen en dat zij zich niet houdt aan de openingstijden die de CVvE in haar Huishoudelijk Regelement heeft vastgesteld. De CVvE stelt dat zij daarom recht heeft op betaling van door D.T. Groningen onbetaald gelaten facturen, vermeerderd met contractuele boeterente en dat zij recht heeft op betaling van de contractuele boetes die D.T. Groningen heeft verbeurd in verband met het schenden van de vastgestelde openingstijden. De CVvE stelt dat zij de verschuldigde boetes thans beperkt tot een bedrag van € 6.000,--. D.T. Groningen heeft verweer gevoerd en stellingen ingenomen waaruit volgt dat zij de "rechtstitel" betwist waarop de CVvE voor wat betreft de boetes haar vordering grondt.
2.2.
Op grond van artikel 93 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) behandelt en beslist de kantonrechter - onder meer - zaken met een beloop van ten hoogste € 25.000,00, tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat en die rechtstitel wordt betwist.
2.3.
De vorderingen van de CVvE sluiten op een bedrag lager dan € 25.000,--. De rechtstitel die de CVvE aan haar vordering tot het betalen van boetes ten grondslag legt, gaat dat bedrag echter te boven en wordt door D.T. Groningen betwist. Uit een overzicht dat de CVvE als productie 9 in het geding heeft gebracht blijkt dat zij de tot en met februari 2017 verbeurde boetes begroot op in totaal € 37.000,00.
2.4.
De kantonrechter heeft partijen tijdens de comparitie de vraag gesteld of gelet op de hiervoor besproken aspecten, de kantonrechter de zaak wel kan behandelen en beslissen en aan de CVvE is gevraagd of zij haar vordering onvoorwaardelijk beperkt tot de grens van de absolute competentie van de kantonrechter. Dat heeft de CVvE niet gedaan.
2.5.
Het voorgaande brengt met zich dat de kantonrechter de zaak niet kan behandelen en beslissen, zodat de zaak met toepassing van artikel 71 lid 1 Rv zal worden verwezen naar de handelskamer van deze rechtbank.
2.6.
De zaak zal worden verwezen in de stand waarin deze zich bevindt, voor het wijzen van vonnis. Het is de kantonrechter ambtshalve bekend dat de meervoudige handelskamer - gelet op de betrokken belangen van partijen - reeds op 3 januari 2018 vonnis zal wijzen.
2.7.
De kantonrechter wijst partijen er tot slot op dat voor zover de handelskamer geen eindvonnis wijst, na verwijzing eventuele proceshandelingen nog uitsluitend door tussenkomst van een advocaat kunnen worden verricht en dat zij aanvullend griffierecht zijn verschuldigd.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, Afdeling Privaatrecht, kamer voor handelszaken,
3.2.
bepaalt dat de zaak wordt ingeschreven op de rol
van woensdag 3 januari 2018 om10.00 uur voor vonnis,
3.3.
wijst partijen erop dat zij voor wat betreft het vervolg van deze procedure slechts door tussenkomst van een advocaat proceshandelingen kunnen verrichten,
3.4.
wijst partijen erop dat de in deze procedure reeds geheven griffierechten ingevolge artikel 8 lid 1 WGBZ zullen worden verhoogd en dat de te betalen verhoging van de griffierechten alsnog van partijen zal worden geheven,
3.5.
wijst partijen erop dat de kamer voor handelszaken van de afdeling privaatrecht, zal beslissen over de proceskosten in deze procedure.
Aldus gewezen door mr. W. Huizing, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 425