ECLI:NL:RBNNE:2017:4916

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
18/730254-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake drugshandel met bewezenverklaring van cocaïne en heroïne door een first offender

Op 15 december 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drugshandel. De verdachte, geboren in 1996, werd bijgestaan door advocaat mr. A.A. Scholtmeijer, terwijl het openbaar ministerie vertegenwoordigd was door mr. P.M. van der Spek. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en heroïne in de periode van 1 september 2016 tot en met 2 augustus 2017, met specifieke locaties in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 2 augustus 2017 in Sneek in het bezit was van een hoeveelheid heroïne en cocaïne.

Tijdens de zitting op 1 december 2017 heeft de verdachte zijn schuld bekend, wat leidde tot een vereenvoudigde bewijsvoering. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de bewezenverklaring is gebaseerd op de verklaringen van de verdachte en getuigen, alsook op proces-verbaal van de politie en deskundigenrapportages.

De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn positieve ontwikkeling na detentie. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 276 dagen opgelegd, waarvan 240 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is een taakstraf van 180 uren opgelegd, met vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen bevolen, waaronder geld en telefoons, en de teruggave van andere in beslag genomen voorwerpen aan de rechthebbenden gelast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730254-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 december 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 01 december 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2016 tot en met 2 augustus 2017
te Heerenveen, (althans) in de gemeente Heerenveen en/of te Sneek en/of te Bolsward, (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân, en/of te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland, en/of te Ureterp, (althans) in de gemeente Opsterland, in elk geval in een of meer plaats(en) in Nederland, opzettelijk verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne en/of
(een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 02 augustus 2017 te Sneek, (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,06 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende heroïne, en/of ongeveer 2,77 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en), van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van feit 1.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 01 december 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 april 2017 opgenomen op pagina 69 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017089469 d.d. 9 september 2017, inhoudende de verklaring van [getuige 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 2 augustus 2017, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 3 augustus 2017, opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 7 augustus 2017, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4] ;
Ten aanzien van feit 2.
6. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 01 december 2017;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 augustus 2017, opgenomen op pagina 206 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal NFiDENT d.d. 24 oktober 2017, los bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant, inclusief deskundigenrapportages afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.10.23.076, d.d. 23 oktober 2017 opgemaakt door Ing. P.H. Wallinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende zijn/haar verklaring.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2016 tot en met 2 augustus 2017 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen en te Sneek en te Bolsward, in de gemeente Súdwest-Fryslân, en te Drachten, in de gemeente Smallingerland, en te Ureterp, in de gemeente Opsterland, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd,
telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne
en heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst I;
2.
hij op 02 augustus 2017 te Sneek, in de gemeente Súdwest-Fryslân, opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,68 gram van een materiaal bevattende heroïne, en 2,42
gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Ten aanzien van het verkopen en afleveren: de voortgezette handeling van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
Ten aanzien van het verstrekken en vervoeren: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
2. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot
  • een gevangenisstraf voor de duur van 276 dagen waarvan 240 dagen voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van drie jaren met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • een taakstraf voor de duur van 180 uren te vervangen door 90 dagen hechtenis;
  • verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen € 160,-, de iPhone, kleur wit, en de simkaarten;
  • teruggave van de inbeslaggenomen TomTom, Samsung telefoon, kleur goud, en betaalkaart t.n.v. [slachtoffer 1] aan de rechthebbende(n);
  • teruggave van de inbeslaggenomen telefoon Samsung, kleur blauw, en iPhone, kleur zwart, en een Apple-telefoon aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De positieve ontwikkeling van verdachte moet niet worden doorkruist door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van bijna een jaar in harddrugs gehandeld. Hij deed dit op dwingende wijze onder meer door zijn klanten veelvuldig te benaderen met de vraag of zij nog verdovende middelen nodig hadden. Hierdoor heeft hij het gebruik van harddrugs bevorderd. Bij zijn handelen heeft verdachte veelvuldig harddrugs in zijn bezit gehad.
De rechtbank heeft meegewogen dat het een feit van algemene bekendheid is dat cocaïne en heroïne een bedreiging vormen voor de volksgezondheid en het gebruik ervan bezwarend is voor de samenleving, onder andere vanwege de randcriminaliteit die het gebruik van verdovende middelen veelal met zich brengt en het overlast gevende gedrag waaraan verslaafden zich veelal schuldig maken. De handel in deze verdovende middelen houdt dit mede in stand en vormt dus een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
In de door [medewerker 1] en [medewerker 2], reclasseringswerkers Reclassering Nederland, opgemaakte rapportages d.d. 11 augustus 2017 en 12 oktober 2017, staat onder meer vermeld dat verdachte na een tijd zonder dagbesteding inmiddels werk heeft gevonden waardoor hij in staat is om zijn schulden af te lossen. Verdachte heeft een intake bij de Forensische Poli van de GGZ gehad en staat op de wachtlijst voor een behandeling.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor het dealen van harddrugs gedurende een periode van tussen de zes en twaalf maanden met enige regelmaat is als oriëntatiepunt geformuleerd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 november 2017, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank acht in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur dan het voorarrest passend gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, dit vanuit het oogpunt van vergelding en ter afschrikking van anderen. De rechtbank heeft echter ook oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, mede met het oog op het strafdoel dat moet worden voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt.
De rechtbank heeft hierbij meegewogen dat verdachte in onderhavige zaak voor het eerst gedetineerd is geraakt en na de schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve wending aan zijn leven heeft gegeven. Alhoewel het zich nog in een pril stadium bevindt, acht de rechtbank dit, evenals de reclassering, positief. Gelet op deze positieve ontwikkeling acht de rechtbank het niet opportuun verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen langer dan de duur van het voorarrest, te weten 36 dagen. Om toch de ernst van de feiten te benadrukken en verdachte een stevige waarschuwing voor de toekomst mee te geven zal de rechtbank daarnaast aan verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 180 uren en een forse voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de € 160,-, de iPhone, kleur wit, en de simkaarten vatbaar voor verbeurdverklaring nu verdachte het geldbedrag door middel van het strafbare feit heeft verkregen en met behulp van de telefoon en de simkaarten het feit heeft begaan en deze toebehoren aan verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de TomTom, de Samsung telefoon, kleur goud, en de betaalkaart t.n.v. [slachtoffer 1] moeten worden teruggegeven aan de rechthebbende(n).
De Samsung telefoon, kleur blauw, en de iPhone, kleur zwart, en een Apple-telefoon moeten worden teruggegeven aan verdachte, nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 276 (tweehonderdzesenzeventig) dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 240 (tweehonderdveertig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op het onherroepelijk vonnis meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden. Hierna zal hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde de door de Forensische Poli van de GGZ geadviseerde behandeling zal volgen en zich zal houden aan de aanwijzingen van zijn behandelaars;
dat de veroordeelde zal zorgdragen voor een zinvolle dagbesteding, bestaande uit het volgen van een dagopleiding, een werk- en/of leertraject of een andere zinvolle dagbesteding, indien zijn huidige werk wegvalt.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Verklaart verbeurdde inbeslaggenomen € 160,-, de iPhone, kleur wit en de simkaarten.
Gelast de teruggavevan de in beslag genomen TomTom en Samsung telefoon, kleur goud, aan de rechthebbende, te weten aan [slachtoffer 2] , geboren op 2 september 1963, en van de betaalkaart t.n.v. [slachtoffer 1] , aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer 1] .
Gelast de teruggaveaan veroordeelde van de in beslag genomen telefoon Samsung, kleur blauw, en iPhone, kleur zwart.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A. Vlietstra, voorzitter, mr. C.H. Beuker en mr. J. Biesma, rechters, bijgestaan door W. van Goor, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2017.