In deze zaak vorderden Beentjes c.s. de ontbinding van een mondelinge overeenkomst met [gedaagde] en terugbetaling van een bedrag van € 143.500,-. Beentjes c.s. stelde dat zij in de periode mei tot oktober 2015 verschillende bedragen naar de bankrekening van [gedaagde] hadden overgemaakt, met de bedoeling dat dit geld zou worden geïnvesteerd in Amerikaanse verzekeringspolissen, ook wel 'life-settlements' genoemd. De rechtbank diende te beoordelen of er daadwerkelijk een overeenkomst tot stand was gekomen en of [gedaagde] gehouden was het geld terug te betalen.
De rechtbank oordeelde dat Beentjes c.s. voldoende bewijs had geleverd dat er een overeenkomst was, en dat [gedaagde] zijn verplichtingen niet was nagekomen. [gedaagde] had in zijn verweer gesteld dat hij slechts een faciliterende rol had gespeeld en dat het geld aan een derde, [naam], was doorgegeven. De rechtbank verwierp dit verweer en concludeerde dat [gedaagde] in verzuim was en dat er sprake was van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De rechtbank ontbond de overeenkomst en veroordeelde [gedaagde] tot terugbetaling van het bedrag van € 143.500,-, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat [gedaagde] had betwist dat er buitengerechtelijke werkzaamheden waren verricht. De proceskosten werden toegewezen aan Beentjes c.s., aangezien [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. Het vonnis werd uitgesproken op 15 februari 2017 door mr. E.Th.M. Zwart-Sneek.