In deze zaak vordert eiser, [A], een terugbetaling van een aanbetaling van € 8.615,- die hij heeft gedaan aan gedaagde, [X], in het kader van de verkoop van een schip. De aanbetaling was gedaan na het sluiten van een koopovereenkomst met een Brits echtpaar, dat het schip uiteindelijk niet heeft afgenomen. Eiser stelt dat gedaagde geen kosten heeft gemaakt en enkel als bank heeft gefungeerd, waardoor de aanbetaling ten onrechte door gedaagde wordt ingehouden. Gedaagde, [X], verweert zich door te stellen dat de kosten van hellingen en keuring hoger zijn dan de aanbetaling, en beroept zich op verrekening en opschorting. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde geen bewijs heeft geleverd voor haar verweer en dat de vordering van eiser toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, evenals de proceskosten.