ECLI:NL:RBNNE:2017:5299

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2023
Zaaknummer
AWB 17/3671
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 23 november 2017 uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker om een voorlopige voorziening. De verzoeker had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde, waarin zes bezwaren van de verzoeker ongegrond waren verklaard. De verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij meende dat er sprake was van een spoedeisend belang.

Tijdens de zitting op 10 november 2017 heeft de verzoeker verklaard dat hij maandelijks over een netto inkomen van € 1217 beschikt en dat hij geen schuldeisers heeft die op korte termijn invorderingsmaatregelen zullen treffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de financiële situatie van de verzoeker niet zodanig was dat hij niet in zijn elementaire levensbehoeften kon voorzien. Er was geen sprake van een dreigende huisuitzetting of afsluiting van nutsvoorzieningen, wat de conclusie versterkte dat er geen spoedeisend belang was.

De verzoeker had ook aangevoerd dat zijn partner zwanger was en dat zij een eigen woning konden betrekken, maar dat de verhuizing veel kosten met zich meebracht. De voorzieningenrechter vond deze omstandigheden niet zwaarwegend genoeg om te concluderen dat de verzoeker de behandeling van zijn beroep niet kon afwachten.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: 17/3671
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2017 op het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen in de zaak tussen

[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van Vlagtwedde, verweerder

(gemachtigde: J.D.G. de Vries).

Procesverloop

Bij brief van 23 december 2016 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 11 oktober 2017 (het bestreden besluit), waarin verweerder zes bezwaren van verzoeker ongegrond heeft verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep is bij de rechtbank geregistreerd onder kenmerk 17/3672. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter bij brief van 23 oktober 2017 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 november 2017. Verzoeker is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in het bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening.
2.1.
Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
2.2.
De aard van een verzoek om een voorlopige voorziening veronderstelt een actueel spoedeisend belang bij het treffen van de gevraagde voorziening.
2.3.
De beantwoording van de vraag of sprake is van onverwijlde spoed spitst zich in dit geval in het bijzonder toe op de vraag of vanuit financieel oogpunt sprake is van een spoedeisend belang en op de vraag of verzoeker de behandeling van het beroep - gelet op zijn belangen - niet zou kunnen afwachten.
2.4.
Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij maandelijks over een inkomen beschikt van € 1217,-- netto. Desgevraagd heeft hij voorts verklaard dat hij geen schuldeisers heeft die op zeer korte termijn invorderingsmaatregelen zullen gaan treffen.
2.4.1.
De situatie van verzoeker leidt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet tot de conclusie dat verzoeker over onvoldoende middelen beschikt om in de elementaire kosten van levensonderhoud te voorzien. Van bijvoorbeeld een dreigende huisuitzetting of afsluiting van water, gas of elektriciteit is niet gebleken. De door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden inzake zijn financiële positie leveren dan ook geen grond op om te oordelen dat sprake is van een spoedeisend belang.
2.5.
Verzoeker heeft er ter zitting verder nog op gewezen dat hij bij zijn ouders in een kleine woning woont, dat zijn partner zwanger is en dat zijn partner en hij een eigen woning kunnen betrekken, maar dat de verhuizing veel kosten met zich meebrengt.
2.5.1.
De voorzieningenrechter ziet in deze omstandigheden niet een zo zwaarwegend belang dat verzoeker de behandeling van zijn beroep niet zou kunnen afwachten.
2.6.
In zijn verzoekschrift heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd te bepalen dat verweerder de invordering van € 294,12 opschort, totdat op het connexe beroep is beslist. Ter zitting heeft verzoeker verklaard dat hij in dit verband een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, omdat hij dit bedrag niet kan betalen.
2.6.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker hiermee doelt op de vordering die betrekking heeft op de volgens verweerder teveel betaalde uitkering over de maanden maart en april 2017. Blijkens de brief van verweerder van 19 oktober 2017, die ziet op deze vordering, heeft verweerder verzoeker de gelegenheid geboden om een betalingsregeling te treffen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat verzoeker nog steeds de mogelijkheid heeft om een betalingsregeling aan te gaan.
2.6.2.
De voorzieningenrechter ziet onder deze omstandigheden dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat sprake is van een spoedeisend belang.
2.7.
Voorts heeft verzoeker in zijn verzoekschrift aan de voorzieningenrechter gevraagd te bepalen dat verweerder een aanbetaling van 50% van € 18.200,-- dient te doen op een door verzoeker geclaimde vordering.
2.7.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze geclaimde vordering op voorhand niet voor (gedeeltelijke) toewijzing in aanmerking komt. Daarvoor is hetgeen verzoeker aan zijn vordering ten grondslag legt te complex. De voorlopige voorzieningenprocedure leent zich er niet voor om deze vordering thans in al zijn finesses te beoordelen. De voorzieningenrechter ziet in de claim van verzoeker evenmin een grond voor het oordeel dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening.
3. De voorzieningenrechter zal het verzoek, gelet op het voorgaande, afwijzen.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.G. Wijtsma, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Pot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 november 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.