ECLI:NL:RBNNE:2017:537

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
18/860729-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 16 februari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/860729-13, waarin de veroordeelde is aangeklaagd voor oplichting. De officier van justitie had eerder een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het bedrag werd geschat op € 155.211,-. Tijdens de behandeling op 2 februari 2017 werd dit bedrag bijgesteld naar € 47.650,66. De rechtbank heeft op basis van verschillende bewijsmiddelen vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van gepleegde strafbare feiten. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 157.567,66, waarna de aan de benadeelde partijen in rechte toegekende vorderingen in mindering zijn gebracht. Uiteindelijk is het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 44.050,66. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering van de officier van justitie voor het overige is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/860729-13
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 16 februari 2017 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] te Groningen,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 28 mei 2015 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 155.211,- ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/860729-13 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 2 februari 2017.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel bijgesteld tot een bedrag van € 47.650,66.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 13 maart 2012, opgenomen op pagina 82 van het dossier met nummer [dossiernummer] d.d. 5 december 2013, inhoudende als verklaring van [gerechtigde voor slachtoffer 1] :
Ik ben namens de benadeelde [slachtoffer1] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben boekhouder van de heer [slachtoffer1] , wonende te [woonplaats] . [slachtoffer1] is zwakbegaafd. Per kwartaal krijgt hij 6.000 euro aan PGB. [slachtoffer1] heeft ook een rekening bij de Rabobank, bankrekeningnummer [nummer] . Eind november 2011 kreeg ik een rekeningoverzicht van de Rabobank. Ik zag toen een overschrijving van 11.000 euro op 31 oktober 2011 naar rekeningnummer [nummer] ten name van [naam] met omschrijving "spoedopdracht appartement [naam appartement] ".
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 22 maart 2012, opgenomen op pagina 87 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer1] :
Ik ben ongeveer 4 jaar werkzaam in zorgboerderij " [naam instelling] " in [plaatsnaam] . Op de zorgboerderij is een man werkzaam die in mijn ogen de administratie doet. Ik ken deze man alleen als [veroordeelde] . Eind oktober 2011 waren er plannen dat ik opgenomen zou worden in [plaatsnaam] . [veroordeelde] wist hiervan en ook dat ik daar niet heen wilde. [veroordeelde] vertelde mij dat hij een mogelijkheid wist dat ik niet naar [plaatsnaam] hoefde. [veroordeelde] had daar wel een geldbedrag voor nodig. Hij heeft mij verteld dat hij naar de bank moest om de geldzaken te regelen. Het was zijn idee om naar de Rabobank in [plaatsnaam] te gaan. Ik ben toen, eind oktober 2011, met [veroordeelde] naar de Rabobank in [plaatsnaam] gegaan. [veroordeelde] heeft toen gesproken met een medewerkster. Op een gegeven moment kreeg ik een briefje overhandigd. [veroordeelde] zei dat ik daarop mijn handtekening moest zetten. [veroordeelde] heeft de geldzaken verder afgehandeld. [veroordeelde] heeft mij alleen gezegd dat het geld bedoeld was voor een instantie zodat ik niet naar [plaatsnaam] hoefde te gaan. Het geld, 11.000 euro, is nooit teruggestort op mijn rekening.
3. Afschriften bankrekeningnummer [nummer] ( [naam] ), periode januari 2010 tot oktober 2013, opgenomen op pagina 121-132 van voornoemd dossier:
 31 oktober 2011: € 11.000,-- van [slachtoffer1] o.v.v. 'appartement [naam appartement] '
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 augustus 2012, opgenomen op pagina 164 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Ik ben namens de benadeelde Zorgboerderij " [naam instelling] " gerechtigd tot het doen van aangifte. De zorgboerderij bestaat uit een maatschap waarin mijn man [slachtoffer3] , mijn zoon [slachtoffer4] en ik zitten. Ongeveer 2 jaar geleden kwam [veroordeelde] bij ons. Hij stelde voor de zorgboerderij uit te breiden. [veroordeelde] had al goederen ingeslagen voor de verbouwing die in Duitsland lagen opgeslagen. Hij wilde contant geld hebben voor de betaling van die goederen. Ik gaf [veroordeelde] contant geld.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van (aanvullend) verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 4 december 2013, opgenomen op pagina 173 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Er is een keer 10.000 euro en een keer 24.000 euro op de rekening van [naam] overgemaakt op verzoek van [veroordeelde] omdat [veroordeelde] zei dat hij dan wel bij het geld kon komen. [1]
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 7 november 2013, opgenomen op pagina 41 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb gewerkt voor zorgboerderij " [naam instelling] " in de periode van januari 2010 tot juni 2012. Af en toe gaf [slachtoffer2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer2] ) mij geld. De zorgboerderij moest opgeknapt en verbouwd worden. Toen heb ik wel eens bedragen van [slachtoffer2] ontvangen en daar niet voor gebruikt. Daarna heb ik nog zes of zeven keer geld gekregen, telkens tussen de 1000 en 5000 euro per keer. Ik beken dat ik ze geld afhandig heb gemaakt onder het voorwendsel dat ik het geld zou gebruiken voor de verbouwing. Ik denk dat het in totaal om 70.000 euro gaat wat ik van [slachtoffer2] en [slachtoffer4] heb gekregen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 augustus 2012, opgenomen op pagina 225 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer5] :
Ik ben namens de benadeelde [bedrijfsnaam] gerechtigd tot het doen van aangifte. Vanaf 7 april 2012 tot 7 mei 20102 heeft [veroordeelde] een auto bij ons bedrijf gehuurd. [veroordeelde] gaf aan het slechts om 1 weekend ging. Hiervoor zou geen vergoeding worden gevraagd aangezien hij al 3 personenauto's bij ons had gekocht. Doch de huurauto kwam niet terug. Die is dus een maand lang in gebruik geweest bij [veroordeelde] .
8. Een schriftelijk stuk, te weten een factuur van [bedrijfsnaam] met factuurnummer [nummer] d.d. 16 augustus 2012, opgenomen op pagina 245 van voornoemd dossier:
Omschrijving Aantal Prijs Bedrag
Autohuur Cee'd SW [kentekennummer] 28 58,00 1.624
Zaterdag 07-04-2012 t/m
maandag 07-05-2012
Meerprijs kilometer overschrijding
0,16ct/km 1834 0,16 293,44
Benzine huurauto (niet afgetankt
bij retourneren) 1 70,00
70,00
Totaal: 1.977,44
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 augustus 2012, opgenomen op pagina 212 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer6] :
Ik wilde een nieuwe woning kopen. Omdat het moeilijk is een hypotheek te krijgen, kreeg ik van [veroordeelde] het aanbod om van de zorgboerderij een hypothecaire lening te krijgen. Hiervoor is een brief met voorwaarden opgesteld. Hierin stond onder andere dat ik de rente ieder jaar vooruit moest betalen. Ik ben hiermee akkoord gegaan en heb [veroordeelde] toen 13.750 euro meegegeven als betaling. [2]
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 7 september 2012, opgenomen op pagina 271 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
[veroordeelde] is door mij een bedrag van € 5.000,- overhandigd. [veroordeelde] heeft dit geld 'handje contantje' meegekregen. Drie weken later meldde [veroordeelde] dat hij weer geld moest hebben voor de nieuwe reis naar Zwitserland. [veroordeelde] had om een bedrag van € 10.000,- gevraagd. Ik heb aan [veroordeelde] opnieuw een bedrag gegeven. [veroordeelde] heeft een geldbedrag gekregen van € 10.000,-. In totaal heeft [veroordeelde] een bedrag van € 15.000,- van ons gekregen.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 7 september 2012, opgenomen op pagina 276 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] :
Op 30 augustus 2012 heb ik een nota ontvangen van T-Mobile ter zake een betalingsachterstand. De nota was € 73,22. Ik heb echter nooit een telefoon aangeschaft. Ik heb vervolgens contact opgenomen met T-Mobile. In het gevoerde gesprek gaven zij aan dat de telefoon begin mei 2012 was aangeschaft bij het elektronicabedrijf Saturn in Groningen. De telefoon was gekocht door
[slachtoffer4] , wonende te [plaatsnaam] . [slachtoffer4] is mijn zoon en die wist ook zeker nooit een telefoon bij Saturn te hebben gekocht. Ik heb het bedoelde nummer gebeld en kreeg een mevrouw aan de telefoon die zich uitgaf als de ex vrouw van [veroordeelde] . [3]
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 september 2012, opgenomen op pagina 284 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer4] :
Ik heb [veroordeelde] een keer een bedrag van € 8.000,- gegeven.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 13 december 2012, opgenomen op pagina 289 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer8] :
Ik ben namens de benadeelde [bedrijfsnaam] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik wil graag aangifte doen van oplichting (flessentrekkerij) gepleegd door een klant van mij genaamd [veroordeelde] , heeft gewoond aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] en woont nu ergens in de stad Groningen. Op 10 december 2011 kwam deze heer [veroordeelde] in de zaak [bedrijfsnaam] en bestelde een lederen 2zits bank, lederen 2,5zits bank en een teakhouten salontafel met een totale waarde van 3767 euro. Op 1 mei 2012 is door een bezorger van mij de meubels afgeleverd op het adres [straatnaam] te [plaatsnaam] en in de woning geplaatst. Vervolgens kwam er geen geld voor de geleverde meubels ondanks verschillende toezeggingen van de heer [veroordeelde] .

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 16 februari 2017 in de zaak met parketnummers 18/860729-13 en 18/830370-15 veroordeeld ter zake van oplichting.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van de door hem gepleegde strafbare feiten en andere dergelijke strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormeld strafbare feiten wordt geschat de optelsom van de bedragen zoals opgenomen in bovengenoemde bewijsmiddelen. De rechtbank ziet geen aanleiding om deze berekening niet aan de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten grondslag te leggen. Dit levert de volgende berekening op:
€ 11.000,-
€ 104.000,- +
€ 1.977,44 +
€ 13.750,- +
€ 15.000,- +
€ 73,22 +
€ 8.000,- +
€ 3.767,- +
Totaal € 157.567,66
Op grond van bovenstaande berekening komt de rechtbank tot het oordeel dat veroordeelde
€ 157.567,66 voordeel heeft genoten.
Ingevolge artikel 36e, achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dienen de aan de benadeelde partijen in rechte toegekende vorderingen bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering dient te worden gebracht.
Dit levert de volgende berekening op:

€ 157.567,66

€ 11.000,- -
€ 70.000,- -
€ 13.750,- -
€ 3.767,- -
€ 15.000,- -
Totaal: 44.050,66
De rechtbank zal het totaal aan de Staat te betalen bedrag zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht derhalve vaststellen op € 44.050,66.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 44.050,66.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 44.050,66 (zegge: vierenveertigduizend vijftig euro en zesenzestig eurocent) aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Wijst de vordering van de officier van justitie voor het overige af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. F. de Jong en
mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 februari 2017.

Voetnoten

1.Zie pagina's 128 en 129 van het dossier met nummer [nummer] d.d. 5 december 2013 met de rekeningafschriften van [veroordeelde] .
2.Op pagina 223 opgenomen in het dossier met nummer [nummer] d.d. 5 december 2013 is opgenomen de schriftelijke bevestiging dat verdachte € 13.750,- in ontvangst heeft genomen van aangever [naam] .
3.Op pagina 223 opgenomen in het dossier met nummer [nummer] d.d. 5 december 2013 is opgenomen de nota van T-Mobile van € 73,22.