ECLI:NL:RBNNE:2017:569

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
20 februari 2017
Zaaknummer
16/4353
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • K. Wentholt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in het kader van de Wajong 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een Wajong-uitkering. Eiseres, geboren in 1995, had in juli 2015 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die was afgewezen op basis van een oordeel van een verzekeringsarts dat er geen benutbare mogelijkheden waren vanwege psychische klachten (PTSS). Eiseres diende opnieuw een aanvraag in op 10 maart 2016, maar ook deze werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat de belastbaarheid van eiseres niet was vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de eerste stap in de Wajong-beoordeling het vaststellen van de belastbaarheid is, en dat het overslaan van deze stap niet gerechtvaardigd is. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat de verweerder het griffierecht en de proceskosten van eiseres diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 16/4353

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2017 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: mr. P.T. Huisman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. C. van den Berg).

Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd aan eiseres een uitkering toe te kennen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij besluit van 13 september 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 februari 2017. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1995, heeft in juli 2015 een aanvraag voor een Wajong uitkering gedaan. Een verzekeringsarts van verweerder heeft geoordeeld dat al per het achttiende levensjaar sprake was van beperkingen voortkomend uit ziekte of gebrek (PTSS) en dat er vanwege een deeltijdbehandeling geen benutbare mogelijkheden zijn. Het ontbreken van arbeidsvermogen is echter niet duurzaam te achten omdat eiseres voor haar psychische klachten onder behandeling is en verwacht mag worden dat deze behandeling de klachten en de daaruit voortvloeiende beperkingen zodanig zullen doen verbeteren dat zij op termijn weer arbeidsvermogen zal hebben. Bij besluit van 16 september 2015 is deze aanvraag afgewezen.
1.2.
Eiseres heeft op 10 maart 2016 weer een aanvraag op grond van de Wajong gedaan, waarbij zij informatie van [naam zorggroep] heeft overgelegd. De verzekeringsarts heeft geoordeeld dat er geen nieuwe medische feiten en/of omstandigheden zijn waardoor er teruggekomen zou moeten worden op de eerdere beoordeling. Duidelijk is dat bij eiseres sprake is van (forse) psychische problematiek waarvoor ze behandeld wordt of is. Er is geen reden om aan te nemen dat ontbreken van arbeidsvermogen (indien dit nu nog zo zou zijn) duurzaam is. De aandoening is goed behandelbaar, dat is ook de reden dat zij een meerdaagse dagbehandeling volgt of volgde. De verwachting is dat met adequate behandeling de klachten zullen verbeteren en zij (zeker in de toekomst) over arbeidsvermogen zal beschikken. Bij het primaire besluit is de aanvraag van eiseres afgewezen.
1.3.
Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep onder meer informatie van de huisarts opgevraagd en gekregen. In het rapport van [naam arts] van 7 september 2016 staat vermeld dat sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden omdat eiseres haar deeltijdbehandeling voortijdig heeft gestaakt. Hierdoor is niet langer sprake van een situatie zonder benutbare mogelijkheden. Uit informatie van de huisarts blijkt echter dat eiseres nog steeds in behandeling is en daarvoor ook erg gemotiveerd is. Het is aannemelijk dat deze behandeling gericht is op klachtenreductie en daarmee verbetering van het functioneren. Daarmee is het volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet definitief uitgesloten dat eiseres nog arbeidsvermogen kan ontwikkelen.
1.4.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij al geruime tijd last heeft van psychische klachten. Zij heeft al vele jaren therapie gevolgd en zal dat ook nog enkele jaren moeten doen. Omdat er al zolang geen vooruitgang in haar situatie kan worden geboekt vindt eiseres de toekenning van een Wajong-uitkering geïndiceerd. Eiseres heeft er op gewezen dat in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt opgemerkt dat de belastbaarheid opnieuw vastgesteld zou moeten worden maar dat daarvan is afgezien omdat de uiteindelijke conclusie daarmee niet zou wijzigen.
2.2.
Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat niet gebleken is van toegenomen beperkingen bij eiseres. Ter zitting heeft verweerder uiteengezet dat de wetgever de toegang tot de Wajong heeft willen beperken en dat de constatering dat eiseres nog therapie gaat volgen die haar situatie kan verbeteren, voldoende is voor het oordeel dat geen sprake is van het duurzaam ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.
3.1.
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong is, voor zover van belang, jonggehandicapte de ingezetene die op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
3.2.
Ingevolge het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong wordt onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen. In het zesde lid van dit artikel is bepaald dat de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
3.3.
In artikel 1a:1, achtste lid, van de Wajong is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld. Bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (het Sb).
3.4.
Ingevolge artikel 1a, aanhef en eerste lid, van het Sb heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 1a:1, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
3.5.
Artikel 2, eerste lid, van het Sb bepaalt, onder meer, dat de arbeidsongeschiktheids-beoordeling en de beoordeling van duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in hoofdstuk 1a van de Wajong, worden gebaseerd op een verzekerings-geneeskundig onderzoek en een arbeidsdeskundig onderzoek. Het tweede lid bepaalt in welke gevallen van een arbeidsdeskundig onderzoek kan worden afgezien. Dit betreft situaties waarin de verzekeringsarts heeft geoordeeld dat er geen benutbare mogelijkheden zijn of dat betrokkene deze binnen drie maanden of afzienbare termijn zal verliezen.
3.6.
Ingevolge artikel 3, eerste en derde lid van het Sb stelt de verzekeringsarts vast of betrokkene ten gevolge van ziekte of gebrek ongeschikt is tot werken en, bij de beoordeling van het duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, of de gevolgen van ziekte of gebrek waardoor de betrokkene ongeschikt is tot werken, duurzaam zijn.
3.7.
Ingevolge artikel 5 van het Sb strekt het arbeidsdeskundig onderzoek tot vaststelling van duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben als bedoeld in artikel 1a:1 van de Wajong.
3.8.
Verweerder heeft in verband met de inwerkingtreding per 1 januari 2015 van de Wajong de methode SMBA, sociaal-medische beoordeling van arbeidsvermogen, ontwikkeld. De SMBA beoogt verwezenlijking van een universeel toepasbare en professionele methode, waarmee het arbeidsvermogen van de betrokkenen kan worden geanalyseerd. De SMBA steunt op de ICF, the International Classification of Functioning Disability and Health, waarmee het menselijk functioneren kan worden beschreven vanuit drie verschillende perspectieven: 1. functies (mentale of fysieke stoornissen) 2. activiteiten (beperkingen) en 3. participatie.
4.1.
De rechtbank overweegt dat uit de hiervoor opgenomen regelgeving volgt dat de vaststelling dat een betrokkene beschikt over arbeidsvermogen dient te worden gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig èn een arbeidsdeskundig onderzoek. Dat artikel 1a:1, zesde lid, van de Wajong bepaalt dat de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek, moet naar het oordeel van de rechtbank worden gelezen in verbinding met artikel 2, tweede lid, van het Sb. Van een arbeidskundig onderzoek kan slechts worden afgezien als sprake is van één van de in artikel 2, tweede lid, van het Sb genoemde gevallen.
4.2.
De rechtbank stelt verder vast dat blijkens het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 september 2016 en daarmee ook volgens het bestreden besluit, ervan wordt uitgegaan dat sprake is van een nieuw feit ten opzichte van de eerdere beoordeling, te weten dat de deeltijdbehandeling voortijdig gestaakt is.
4.3.
De rechtbank overweegt vast dat de verzekeringsartsen van verweerder niet de belastbaarheid van eiseres in beeld hebben gebracht. Dit is, zo neemt de rechtbank aan, het gevolg van het feit dat er een eerdere beoordeling had plaatsgehad waarin geoordeeld was dat er op dat moment in verband met een gevolgde behandeling geen benutbare mogelijkheden waren (zij het dat dit niet duurzaam was). De belastbaarheid is toen niet expliciet benoemd. Bij de beoordeling naar aanleiding van de nieuwe aanvraag heeft de (primaire) verzekeringsarts blijkens het rapport van 23 maart 2016 vastgesteld dat sprake is van PTSS en dat sprake is van (forse) psychische problematiek waarvoor ze behandeld wordt. Vervolgens heeft de verzekeringsarts geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat ontbreken van arbeidsvermogen (indien dit nu nog zo zou zijn) duurzaam is omdat de aandoening goed behandelbaar is. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 september 2016 is overwogen dat eiseres bekend is met PTSS en angst-paniekstoornis. Verweerder heeft afgezien van het (opnieuw) vaststellen van de belastbaarheid omdat de uiteindelijke conclusie niet zal wijzigen omdat eiseres nog steeds in behandeling is en hier ook erg gemotiveerd voor is. Dit betekent dat verbetering van het functioneren nog mogelijk is.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat de eerste stap in de Wajongbeoordeling is het vaststellen van de belastbaarheid. Dit vereist een op de individuele situatie van eiseres toegesneden medisch onderzoek. De aanname dat in het geval van de bij eiseres gestelde diagnoses PTSS en een angst-paniekstoornis behandeling tot het gehoopte resultaat zal leiden, is niet nader medisch onderbouwd en daarmee niet inzichtelijk. Een adequate rechterlijke beoordeling vereist duidelijkheid over de belastbaarheid van eiseres als gevolg van haar psychische problemen en over de doelstellingen van de door eiseres gevolgde therapie. Door het ontbreken van medische informatie over de belastbaarheid van eiseres is immers niet vast te stellen of wellicht eiseres op onderdelen zo minimaal belastbaar is dat ook therapie geen positieve bijdrage zal kunnen leveren aan de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. Dit betekent dat de rechtbank tot het oordeel komt dat verweerder niet, met overslaan van het vaststellen van de belastbaarheid, tot de conclusie heeft kunnen komen dat verbetering van het functioneren mogelijk is.
4.5.
De rechtbank overweegt verder dat het niet vaststellen van de belastbaarheid meebrengt dat niet beoordeeld kan worden of een arbeidsdeskundig onderzoek heeft mogen ontbreken.
4.6.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot het oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig door verweerder is voorbereid zodat artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht is geschonden.
4.7.
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 990,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Wentholt, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. van Breden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.