Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit gaat de officier van justitie uit van de aangifte van [slachtoffer1] . Die verklaring is consistent en wordt ondersteund door de bij haar geconstateerde verwondingen en door de kapotte bril. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie verwezen naar de aangiftes van [slachtoffer3] en [slachtoffer2] en naar de verklaring van de verdachte dat hij de tas in brand heeft gestoken en de brandende tas in de richting van een auto heeft gegooid.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot feit 1 opgemerkt dat verdachte de diefstal bekent maar dat hij ontkent dat hij [slachtoffer1] heeft geschopt of geslagen. Zo verdachte al geweld zou hebben gebruikt, betreft dit alleen dat hij [slachtoffer1] op de rug is gesprongen waardoor zij ten val is gekomen. Met betrekking tot feit 2 stelt de raadsman zich op het standpunt dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken omdat uit het onderzoek is gebleken dat niet is uit te sluiten dat de brand aan de auto is ontstaan door een technisch mankement. Derhalve ontbreekt het causaal verband tussen het in brand steken van de tas en de brand aan de auto.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 12 maart 2016, opgenomen op pagina 15 e.v. van het dossier met registratienummer PL0100-2016230585
zd.d. 11 augustus 2016, inhoudende de verklaring van aangeefster [slachtoffer1] , kort en zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2016 omstreeks 20:45 uur kwam ik aan op station Assen. Ik liep aan de linkerkant op de stoep toen ik hoorde dat er iemand aan kwam rennen. Op het moment dat ik dit geluid opmerk voel ik iemand op mijn rug springen. Hierdoor kom ik ten val. Ik val voorover op de grond. Ik voel dat hij aan mijn schoudertas trekt. Uiteindelijk lukt het hem om weg te gaan met mijn handtas. Omdat ik op de grond was gevallen is mijn bril van mijn hoofd geraakt. Het glas in mijn bril is daardoor gebarsten.
Ik heb door deze straatroof pijn ervaren en schade opgelopen. Mijn tas betreft een grijze nepleren tas met een blauwe klep. Het is een A4 maat tas die vrij vol zat. Mijn tas is een schoudertas met hengsel. In de tas zat een zwarte lang model portemonnee. Hierin zat een 50 euro biljet en wat kleingeld a 2 of 3 euro.
In mijn tas zaten de volgende passen:
- mijn bankpas met rekeningnummer: [bankrekeningnummer] . Ik heb mijn pincode niet op een
papier geschreven dus de straatrover weet mijn pincode niet. Voor de zekerheid heb ik
mijn pinpas wel laten blokkeren.
Verder zaten er in mijn tas vrouwenspullen. In ieder geval 5 rode lippenstiften en flesjes parfum.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 13 maart 2016, opgenomen op pagina 22 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant1] , kort en zakelijk weergegeven:
Op 12 maart 2016 kreeg ik, verbalisant [verbalisant1] , omstreeks 20:50 uur samen met mijn
collega [verbalisant2] de melding te gaan naar Lodewijk Napoleonplein nummer 33 alwaar
meldster aanwezig was. Meldster zou net met geweld zijn beroofd van haar tas.
Tijdens het gesprek hoorde ik meldster [slachtoffer1] zeggen dat haar bril kapot was gegaan tijdens de mishandeling. Ik hoorde dat zij vermoedde dat er een barst in haar glas was gekomen omdat zij door de mishandeling ten val was gekomen. Tijdens het gesprek zag ik dat [slachtoffer1] elke keer weer door haar haar streek alsof zij iets probeerde te pakken uit haar haar. Ik zie dat zij een takje met soort van doorn/prikkel uit haar haar haalt. Ik hoor dat ze zegt dat ze wat voelde kriebelen en dat dit het takje van de bosjes betreft alwaar zij bij/ half in lag. Nadat ik ben vertrokken bij [slachtoffer1] zag ik bossages met dezelfde soort takjes als die [slachtoffer1] uit haar haar haalde op de stoep naast de [straatnaam] . Op de plek die [slachtoffer1] had beschreven als de plaats delict. Tijdens het gesprek hoorde ik dat [slachtoffer1] pijn had in haar gezicht. Ik had bij binnenkomst als gezien dat haar jukbeen aan de rechterzijde rood was. Tevens zag ik een lichte verdikking.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 13 maart 2016, opgenomen op pagina 25 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant2] kort en zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 12 maart 2016 waren wij, mijn collega [verbalisant1] en ik, verbalisant [verbalisant2] , ter plaatse geweest aan de [straatnaam] voor het opnemen van aangifte van straatroof. Aangeefster had ons verklaard dat ze nog bij een woning aan de deur was gegaan na de roof, maar dat ze daar niet werd geholpen. Ik, verbalisant [verbalisant2] , belde omstreeks 21.45 uur aan bij de [straatnaam] te Assen. Dit was de woning die aangeefster ons had beschreven als de woning waar ze had aangebeld. Ik zag dat de deur van deze woning geopend werd door een oudere man. Ik hoorde dat de man zei dat er een vrouw had aangebeld. De man vertelde mij dat de vrouw had gehuild en gezegd dat ze overvallen was.
4. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 09 februari 2016, kort en zakelijk weergegeven:
Ik zag een vrouw op het station in Assen. Ik ben van achteren op haar af gerend, ik heb haar tas gepakt en ik ben weggerend. Ik heb er niet op gelet of zij gevallen is. Het zou wel kunnen. Ik heb 50 euro uit de portemonnee uit haar tas gepakt.
De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat ook voor het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde geweld voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De rechtbank verwijst, in onderling verband en samenhang beschouwd, naar de aangifte en de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten zoals hiervoor weergegeven. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk dat het slachtoffer ten gevolge van de beroving op de grond terecht is gekomen. Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over de feitelijke gang van zaken maar heeft wel verklaard dat hij aangeefster achterna is gerend, dat hij de tas van achteren van haar heeft afgetrokken en dat het best mogelijk is dat zij daardoor ten val is gekomen. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een tas en dat die diefstal werd vergezeld door geweld tegen aangeefster, te weten het tegen de rug van aangeefster springen waardoor zij ten val is gekomen. Het overige ten laste gelegde geweld acht de rechtbank niet bewezen, nu zich daarvoor onvoldoende wettige bewijsmiddelen in het dossier bevinden.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 19 april 2016, opgenomen op pagina 38 e.v. van het dossier met registratienummer PL0100-2016230585
zd.d. 11 augustus 2016, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer4] , namens [slachtoffer2] , kort en zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 12 maart 2016 is er tussen 21:00 uur en 23:00 uur een brand geweest op het
terrein van [slachtoffer2] , gelegen aan het Stationsplein te Assen. Hierbij is een personenauto, van het merk Audi, vermoedelijk in de brand gestoken. Deze personenauto was voorzien van het kenteken [nummer] . Door de brand zijn er schade en kosten ontstaan voor het bedrijf [slachtoffer2] . Zo is er schade ontstaan aan het hekwerk, beplanting en bestrating. Tevens zijn er kosten gemaakt voor het schoonmaken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 28 juni 2016, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier , inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer3] , kort en zakelijk weergegeven:
Ik ben de eigenaar van een personenauto, een grijze Audi voorzien van het kenteken [nummer] . Ik had deze op zaterdag 12 maart 2016 omstreeks 16:00 uur geparkeerd op de [straatnaam] te Assen. Dat is de parkeerplaats van het station. De auto stond in een
parkeervak. Ik had mijn auto afgesloten en deze stond daar onbeschadigd. Toen ik op zondag 13 maart 2016 omstreeks 03:00 uur weer naar de parkeerplaats in Assen liep, waar ik mijn auto geparkeerd had, zag ik ineens dat mijn auto weg was. Ik zag dat op de plek waar mijn auto stond, dat deze zwart geblakerd was. Ik zag versmolten auto onderdelen van vermoedelijk mijn auto.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 15 maart 2016, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant3] , kort en zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 15 maart 2016 te 10:00 uur, werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een mogelijke brandstichting van een personenauto gepleegd tussen zaterdag 12 maart 2016 te 13:00 uur en zaterdag 12 maart 2016 te 21:00 uur.
Het betrof een onderzoek in en aan een deels uitgebrande personenauto. De personenauto van het merk Audi type A4, kleur grijs, was voorzien van het kenteken [nummer] . Ik zag dat aan de voorzijde van het voertuig brand had gewoed. Gezien het aangetroffen brandbeeld is het zeer aannemelijk dat de brand is ontstaan in de omgeving van het linker voorwiel.
Gezien het brandbeeld stelde ik vast dat aannemelijk is dat er sprake is geweest van
brandstichting.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland d.d. 27 juni 2016, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, kort en zakelijk weergegeven:
Ik heb die tas in brand gestoken met mijn aansteker. Dat was bij de parkeerplaats.
Ik heb de tas in de richting van een auto gegooid.
5. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 09 februari 2017, inhoudende, kort en zakelijk weergegeven:
Ik heb de tas in brand gestoken. Ik zag dat de tas brandde.
Met betrekking tot hetgeen door de verdediging is opgemerkt, overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij de tas in brand heeft gestoken toen hij op de parkeerplaats bij het station liep en dat hij die brandende tas heeft weggegooid in de richting van een auto. Het enkele gooien van die brandende tas in de richting van een auto, maakt dat daarmee gemeen gevaar voor die auto te duchten is geweest. Of het uitbranden van die auto nu werkelijk het gevolg is geweest van het gooien van de brandende tas, is voor de ten laste gelegde gedraging niet van belang, zodat het verweer van de verdediging moet worden verworpen.