ECLI:NL:RBNNE:2017:666

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
27 februari 2017
Zaaknummer
18/940027-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige door stiefbroer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn stiefbroer, die op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De tenlastelegging betrof handelingen die plaatsvonden tussen 19 februari 2013 en 21 maart 2016 in de gemeente Aa en Hunze en/of Borger-Odoorn. De verdachte heeft de beschuldigingen tijdens de zitting erkend en zijn bekentenis werd ondersteund door proces-verbaal van aangifte en verklaringen van getuigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, wat bewezen is verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en behandeling bij Accare. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, waarin werd geadviseerd om de verdachte te begeleiden in zijn sociale vaardigheden en het leren herkennen van grenzen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan in het belang van zowel de verdachte als het slachtoffer, met als doel verdere herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/940027-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 februari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.A. Koning advocaat te Ees. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Kromdijk.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 19 februari 2013 tot en met 21 maart 2016 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Aa en Hunze en/of Borger-Odoorn, in elk geval in Nederland, (meermalen) [slachtoffer1] (geboren op [geboortedatum] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit (- zakelijke weergegeven -) het betasten van de penis van die [slachtoffer1] en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer1] en/of het plaatsen van zijn, verdachtes, penis tegen en/of tussen de billen van die [slachtoffer1] en/of het met zijn, verdachtes, lichaam liggen op en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer1] waarbij verdachte met zijn onderlijf (en/of met zijn penis tegen de billen van die [slachtoffer1] ) heen en weer gaande bewegingen heeft gemaakt;

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen, met dien verstande dat de ten laste gelegde periode moet worden beperkt tot de periode van 1 maart 2015 tot en met 21 maart 2016 en de pleegplaats moet worden beperkt tot [pleegplaats] . Zij heeft daartoe aangevoerd dat de gepleegde seksuele handelingen, gelet op de leeftijd van het slachtoffer, het niveau van “experimenteergedrag” tussen jongeren overschrijden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman sluit zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 februari 2017.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland, team Zeden, d.d. 4 april 2016, opgenomen op pagina 38 van het dossier met nummer PL0100-2016084347 d.d. 17 juni 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer2] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, team Zeden, d.d. 24 april 2016, opgenomen op pagina 55 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 maart 2015 tot en met 21 maart 2016 te [pleegplaats] , meermalen met [slachtoffer1] (geboren op [geboortedatum] 2005), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit zakelijke weergegeven het betasten van de penis van die [slachtoffer1] en/of het laten betasten van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer1] en/of het plaatsen van zijn, verdachtes, penis tussen de billen van die [slachtoffer1] en/of het met zijn, verdachtes, lichaam liggen tegen het lichaam van die [slachtoffer1] waarbij verdachte met zijn onderlijf (met zijn penis tegen de billen van die [slachtoffer1] ) heen en weer gaande bewegingen heeft gemaakt;
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
meermalen met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 1 maand jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals opgenomen in het adviesrapport d.d. 3 februari 2017 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), te weten dat verdachte zijn medewerking verleent aan reclasseringstoezicht en behandeling bij Accare.
Standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de vordering van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met zijn vier en een half jaar jongere stiefbroer. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en overwicht dat hij gezien het leeftijdsverschil op het slachtoffer had, maar heeft hij tevens het slachtoffer in zijn lichamelijke en geestelijke integriteit aangetast.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad d.d. 3 februari 2017. Blijkens dit rapport zijn er weinig risicofactoren die de kans op herhaling vergroten. De Raad constateert slechts vaardigheidstekorten bij verdachte op sociaal- en oplossingsgericht gebied. De Raad is van mening dat er gewerkt zal moeten worden aan de vergroting van verdachtes sociale vaardigheden en het leren (her)kennen van eigen en andermans grenzen. Binnen de reeds ingezette hulp van de jeugdreclassering wordt hier inmiddels aandacht aan besteed. Voortzetting van de hulpverlening is aangewezen. De Raad adviseert om aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel bestaat uit het volgen van de training Tools4U (regulier), en onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte medewerking verleent aan hulpverlening en behandeling bij Accare.
De rechtbank constateert dat voor het bewezenverklaarde strafbare feit, gelet op het bepaalde in artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht, het opleggen van een zogenoemde ‘kale’ taakstraf niet tot de mogelijkheden behoort.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat het van belang is verdachte te begeleiden bij de verdere ontwikkeling van zijn sociale vaardigheden, en het leren (her)kennen van eigen en andermans grenzen. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat het voor verdachte van belang is de hulpverlening in één hand te houden. Nu de huidige hulpverlening door de jeugdreclassering naar tevredenheid verloopt en er al een aanmelding bij Accare is gedaan voor onderzoek en/of behandeling, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van de training Tools4U (regulier).
Gelet op het bovenstaande, daarbij meegenomen dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en spijt en schaamte toont, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval kan worden volstaan met een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, zoals geëist door de officier van justitie, onder de bijzondere voorwaarde van toezicht door de Jeugdreclassering, hetgeen mede kan inhouden behandeling bij Accare.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77ma, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

jeugddetentie, voor de duur van 1 maand

Bepaalt, dat deze jeugddetentie
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • dat de veroordeelde zich op uitnodiging van Jeugdbescherming Noord Drenthe zal melden en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden zo lang en zo frequent als de jeugdreclassering noodzakelijk acht;
  • dat de veroordeelde zich verplicht zich onder behandeling van Accare te stellen, en zich houdt aan de aanwijzingen /voorschriften die zijn behandelaar hem geeft.
Draagt voornoemde Jeugdbescherming Noord Drenthe op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, mr. J.G. de Bock, kinderrechter en mr. S Zwarts, rechter, bijgestaan door mr. T. Smit, griffier, en uitgesproken ter terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2017.