ECLI:NL:RBNNE:2017:723

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
18/830158-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van grootouder voor ontuchtige handelingen met kleinkind

Op 2 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich gedurende een langere periode schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn kleinkind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die als grootouder optrad, meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een jong kleinkind dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de bewezenverklaring gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank heeft in haar oordeel rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die blijk gaf van inzicht in zijn gedrag en reeds een behandeling onderging. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf had geëist, afgewezen en gekozen voor een deels voorwaardelijke straf, waarbij de verdachte zich moet houden aan bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830158-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 maart 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1932 [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 februari 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.J. de Mare, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2005 tot en met 12 maart 2008,
op diverse data en/of tijdstippen, te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Haren,
(meermalen) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1996 ), die toen
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- het betasten van en/of wrijven over de vagina van die [slachtoffer]
en/of
- het betasten van en/of wrijven over de borsten en/of tepels van die [slachtoffer]
en/of
- het tongzoenen met die [slachtoffer] ;
terwijl deze [slachtoffer] (telkens) aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen en heeft daartoe verwezen naar de bekennende verklaring van verdachte en de aangifte.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft erkend dat hij de ten laste gelegde ontuchtige handelingen bij zijn kleindochter heeft gepleegd. De raadsman heeft echter betoogd dat de ontuchtige handelingen alleen in het jaar 2006 hebben plaatsgevonden. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat uit de aangifte niet met zekerheid blijkt dat de handelingen in de gehele ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 februari 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 24 november 2015, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier met nummer 2015271551, d.d. 6 april 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat de verdachte de erkende gepleegde ontuchtige handelingen in elk geval heeft gepleegd in de ten laste gelegde periode.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2005 tot en met 12 maart 2008 op diverse data en tijdstippen te [pleegplaats] meermalen met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] die toen
de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit:
- het betasten van en wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van en wrijven over de borsten en/of tepels van die [slachtoffer] en/of
- het tongzoenen met die [slachtoffer]
terwijl deze [slachtoffer] telkens aan zijn zorg en/of waakzaamheid was toevertrouwd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl het feit begaan wordt tegen een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 5 jaren. De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf als bijzondere voorwaarden een meldplicht en toezicht door de reclassering te verbinden, alsmede een ambulante behandelverplichting bij de AFPN en een contactverbod met minderjarige meisjes zoals in het reclasseringsrapport staat geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie. De officier van justitie rekent het verdachte zeer aan dat hij zich heeft laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en als grootouder meermalen op grove wijze de lichamelijke integriteit van zijn kleindochter heeft geschonden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte reeds gevolgen heeft ondervonden van deze zaak. Hij is intussen gescheiden van zijn vrouw, verhuisd naar een flatje en contacten met de familie en anderen zijn schaars. Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het gegeven dat verdachte reeds een groepsbehandeling heeft ondergaan en dat na die behandeling nog een individuele behandeling volgt. Verdachte is bovendien een man op leeftijd. Voorts heeft de raadsman de rechtbank erop gewezen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen en dat de GGZ het recidiverisico als laag inschat. De raadsman acht gelet hierop het contactverbod met minderjarige meisjes niet noodzakelijk, maar heeft zich overigens niet tegen de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden verzet.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende langere tijd meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een jong kleinkind dat aan zijn zorg was toevertrouwd. Verdachte heeft als opa misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en het overwicht dat hij als volwassene op zijn kleindochter had. [slachtoffer] heeft daardoor niet zorgeloos bij haar grootouders kunnen verblijven. Door het misbruik heeft verdachte ook grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Het is algemeen bekend dat slachtoffers van zedenmisdrijven lange tijd op diverse vlakken ernstige gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich enkel door zijn eigen lustgevoelens heeft laten leiden en dat hij zich niet heeft bekommerd om de schade die hij bij zijn kleindochter zou kunnen aanrichten. De rechtbank rekent dit verdachte temeer aan nu verdachte van dichtbij wist welke gevolgen zedenmisdrijven voor slachtoffers kunnen hebben.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank houdt echter ook rekening met het advies dat de reclassering heeft uitgebracht in het rapport van 21 juli 2016. In dat rapport is opgenomen dat de AFPN, waar verdachte in vrijwillig kader in behandeling is, diagnostiek heeft gepleegd, waaruit naar voren komt dat onder meer sprake is van pedofilie beperkt tot incest. De reclassering acht het gelet op verdachtes visie op en beleving van seksuele contacten binnen familierelaties van groot belang dat de behandeling wordt voortgezet. Zijn inzicht in het delictgedrag zal daardoor vergroten, waardoor de kans op recidive, die op dat moment door de reclassering op laag/gemiddeld wordt geschat, verder kan afnemen. De reclassering adviseert om aan verdachte een gedeeltelijke voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, een ambulante behandelverplichting bij de AFPN en een contactverbod met minderjarige meisjes buiten het bijzijn van een andere volwassene, worden verbonden.
Uit het door de verdediging ingebrachte rapport van GGZ Drenthe d.d. 9 februari 2017 blijkt dat de reeds ondergane behandeling goed aanslaat bij verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte ter bestendiging van de ingezette ontwikkelingen en daarmee ter verlaging van het recidiverisico zich moet melden bij de reclassering en de ambulante behandeling moet continueren. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, zodat deze verplichtingen in de vorm van bijzondere voorwaarden aan verdachte kunnen worden opgelegd. De rechtbank is gelet op de ontwikkelingen in de behandeling van verdachte van oordeel dat een contactverbod zoals is voorgesteld door de reclassering niet meer noodzakelijk is. De rechtbank zal om dezelfde reden de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden niet opleggen; in casu is niet aan de hiervoor gestelde voorwaarden voldaan.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf weegt de rechtbank mee dat verdachte verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en in verband daarmee in vrijwillig kader een behandeling ondergaat, alsmede dat verdachte reeds gevolgen in zijn privéleven heeft ondervonden van het door hem gepleegde feit. De rechtbank komt daarom tot een lager onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman bepleit, doet geen recht aan de ernst van het feit.
De rechtbank zal aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen, met daaraan verbonden de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van drie jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
negen maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd meldt wanneer hij uitgenodigd wordt bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 te 9727 KB Groningen en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht. Hierbij moet veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd laat behandelen voor de vastgestelde en/of nader vast te stellen problematiek bij de AFPN of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandeling zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Smeets, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door M.C. Nijboer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2017.
Mr. P.H.M. Smeets is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.