ECLI:NL:RBNNE:2017:728

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
18/830343-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging in Groningen

Op 2 maart 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met een jong kleinkind en aan diefstal met geweld. De verdachte heeft samen met een medeverdachte op 22 september 2016 in Groningen een dekbed gestolen uit een winkel. Tijdens de diefstal heeft de verdachte de beveiliger bedreigd met een stuk glas en hem geduwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een bewuste samenwerking hadden om de diefstal te plegen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De rechtbank heeft de ernst van het delict en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft eerder al veroordelingen voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830343-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 15/007893-15 en 10/073472-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 maart 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
thans verblijvende in de PI te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 september 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gevestigd in de [straatnaam] ( [winkel] ) heeft weggenomen (onder meer) een dekbed, geheel of ten dele toebehorende aan het (winkel)bedrijf [winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (als beveiliger werkzaam bij/in die [winkel] ), gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte op/aan de openbare weg de [straatnaam] en/of het [straatnaam] , althans op de openbare weg, - nadat verdachte en/of diens mededader door die [slachtoffer] waren aangesproken en/of aangehouden - dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "blijf van mij af, raak mij niet aan, anders moet ik dingen met jou doen die jij niet wilt dat ze jou overkomen" en/of "laat de moeder van mijn kind gaan" en/of terwijl verdachte een stuk glas in de hand had: "ik ga je steken/snijden als je de moeder van mijn kind niet laat gaan" en/of "jij kent mij niet en daarom weet jij niet wat ik allemaal met jou zal doen als je de moeder van mijn kind niet laat gaan", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft (weg)geduwd en/of met dat stuk glas in de hand zwaaiende bewegingen heeft gemaakt
en/of
hij op of omstreeks 22 september 2016, in de gemeente Groningen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "blijf van mij af, raak mij niet aan, anders moet ik dingen met jou doen die jij niet wilt dat ze jou overkomen" en/of "laat de moeder van mijn kind gaan" en/of terwijl verdachte een stuk glas in de hand
had: "ik ga je steken/snijden als je de moeder van mijn kind niet laat gaan" en/of "jij kent mij niet en daarom weet jij niet wat ik allemaal met jou zal doen als je de moeder van mijn kind niet laat gaan", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of (daarbij) die [slachtoffer] heeft (weg)geduwd en/of met dat stuk glas in de hand zwaaiende bewegingen heeft gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de camerabeelden van de [winkel] duidelijk zijn en dat de verklaring van de beveiliger consistent is en ondersteund wordt door verklaringen van verschillende getuigen. Er zijn geen aanwijzingen dat de beveiliger dingen heeft gezien die er niet waren. De officier van justitie houdt de verklaring van verdachte over het glas daarom ook voor ongeloofwaardig.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onderdeel 'tezamen en in vereniging' alsmede van het dreigen met een stuk glas. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er van samenwerking ten aanzien van diefstal hooguit pas in een laat stadium sprake is geweest. Verdachte wist niet dat de vrouw met wie hij in de winkel was ook gestolen had. Hij heeft haar hulp aangeboden toen ze in de problemen kwam. Hij erkent dat hij zelf gestolen heeft en dat hij vervelende opmerkingen tegen de beveiliger heeft gemaakt. Getuigen hebben niet gezien dat verdachte glas in zijn hand zou hebben gehad. Hoe het glas in de [straatnaam] terecht is gekomen is bovendien onduidelijk gebleven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is ‒ ook in onderdelen ‒ slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 februari 2017:

Ik beken de diefstal van het dekbed bij de [winkel] . Ik ben samen met een vrouw naar binnengegaan. U vraagt mij wat ik doe wanneer ik op de beddengoedafdeling door de knieën zak, het dekbed uit de verpakking haal en na enig tijd weer terugstop. Op dat moment ben ik bezig het alarm eraf te halen. Ik belemmerde de beveiliger zijn weg. Dat heeft ongeveer 300 tot 350 meter geduurd. Duwen en trekken? Mwoah mwoah, oke. Ik heb ook vervelende dingen tegen de beveiliger gezegd. Geen vriendelijke dingen. Gemene dingen.

2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 22 september 2016, opgenomen op pagina 27 e.v. van dossier met nummer 2016272750 d.d. 2 november 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :

Op 22 september 2016, omstreeks 16.25 uur werd ik gebeld door de [winkel] [straatnaam] te Groningen. Aldaar zou zich een vrouwelijke verdachte zich bevinden in de paskamers op de begane grond. Ik liep de winkel binnen en ik zag dat vrouwelijke verdachte uit de paskamer liep. Zij stak de stellingen door en ik zag dat zij daar iets dumpte, in de stelling bij de sokken. Dit bleek een kartonnen tas te zijn, ik keek hier snel in en zag afval van de gestolen goederen. Ik zag dat er kaartjes en plastic verpakkingen in zaten. Op het moment dat de vrouwelijke verdachte de [winkel] verliet, liep zij naar de overkant van de [straatnaam] , hier maakt zij contact met de mannelijke verdachte. Ik zag dat hij haar een knikje gaf. Op dat moment zag ik dat ze samen de [straatnaam] in liepen richting de [straatnaam] . Ter hoogte van hotel de [naam hotel] zag ik dat beide verdachten begonnen te rennen in de richting van de [straatnaam] . Zelf heb ik toen een sprint in gezet om de verdachten in te halen.
In de [straatnaam] , ter hoogte van het [straatnaam] , had ik hen beiden ingehaald. Ik had ondertussen gezien dat de vrouw de tassen met de gestolen goederen aan de man had gegeven. Ik vertelde de man dat zij beiden waren aangehouden ter zake winkeldiefstal. Ik hoorde de mannelijke verdachte zeggen dat ik van hem af moest blijven dan wel niet aan moest raken, anders zou hij (de mannelijke verdachte) dingen met mij doen wat ik niet zou willen dat mij overkwam. Ik hoorde de mannelijke verdachte schreeuwen dat ik de vrouwelijke verdachte, de moeder van zijn kind, moest laten gaan. Ik zag dat de mannelijke verdachte hierop een glazen fles stuk sloeg tegen de muur. Ik hoorde de mannelijke verdachte zeggen dat hij mij zou steken dan wel snijden als ik de moeder van zijn kind niet liet gaan. Ook hoorde ik hem zeggen dat hij zou moorden voor zijn kind. Ik hoorde dat hij zei dat ik hem niet kende en daardoor niet wist wie hij was en wat hij wel niet zou doen met mij, als ik de moeder van zijn kind niet liet gaan. Vervolgens voelde ik hem mij naar achteren duwen. Toen ik de [straatnaam] was overgestoken was ik de vrouw uit zicht verloren. Ik wilde de [straatnaam] inlopen en in de stegen kijken of ik de vrouwelijke verdachte kon zien. Hierop werd ik belemmerd door de mannelijke verdachte. Hij belemmerde en bedreigde mij constant. Hij belemmerde mij door mij te duwen en met het kapotte glas te dreigen. Ik zag dat hij zwaaiende bewegingen maakte met dit kapotte glas, waardoor bij mij de overtuiging bestond dat hij mij daadwerkelijk wilde steken. Vervolgens heb ik samen met de politieagenten de achtervolging ingezet achter de mannelijke verdachte aan. Deze is aan het eind van de [straatnaam] aangehouden.

3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen naar aanleiding van camerabeelden van Politie Noord-Nederland d.d. 23 september 2016, opgenomen op pagina 42 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant1] :

Naar aanleiding van de aangifte van diefstal gevolgd door geweld heb ik de door [slachtoffer] , aangever namens [winkel] ter beschikking gestelde camerabeelden (bekeken) waarop een diefstal gepleegd door verdachte [verdachte] en een tot op heden onbekend gebleven vrouw te zien zou zijn.
CD2 22 september 2016 16.14 uur:
[verdachte] en vrouw komen in beeld op afdeling beddengoed. [verdachte] pakt een dekbedovertrek, waarvan soortgelijke lege verpakking is aangetroffen in de door de vrouw later gedumpte tas, en geeft deze aan de vrouw. 16.15 uur: [verdachte] gaat op de knieën zitten en pakt een tas, met daarin volgens aangever [slachtoffer] een dekbed. [verdachte] haalt het dekbed uit de tas, bekijkt het en stopt deze terug in de tas. 16.17 uur: [verdachte] met tas en vrouw met dekbedovertrek lopen uit beeld. 16.18 uur: [verdachte] komt via de roltrap op de begane grond en loopt met witte tas richting de uitgang. 16.20 uur: [verdachte] verlaat via uitgang de [winkel] met medeneming van witte tas. 16.24.40 uur: Vrouw komt in beeld op de afdeling damesmode en gaat een paskamer binnen met een aantal kledingstukken en het dekbedovertrek. 16.24.59 uur: Vrouw komt uit paskamer met lege handen. 16.26.02 uur: Vrouw komt terug in beeld met een wit/lichtkleurig voorwerp onder haar arm en gaat wederom de paskamer in. 16.29.50 uur: Vrouw verlaat paskamer met in haar hand diverse kledingstukken en draag haar tas over de schouder mee. 16.31 uur: Vrouw verlaat de [winkel] , uitgang [straatnaam] . Terwijl vrouw rechtsaf loopt de [straatnaam] in voegt zich tegenover de ingang een man bij haar en samen lopen ze richting de [straatnaam] .

4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal relaas van Politie Noord-Nederland d.d. 2 november 2016 opgenomen op pagina 3 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant1] :

(p. 11) Door [slachtoffer] was gezien dat een vrouw, de tot op heden onbekend gebleven medeverdachte van diefstal, iets dumpte in een stelling met sokken. [slachtoffer] zag dat dit een kartonnen tas betrof, met daarin verpakkingsmateriaal van vermoedelijk gestolen goederen. Deze tas werd veiliggesteld door personeel van de [winkel] . De tas met inhoud is inbeslaggenomen ten behoeve van het onderzoek. De volgende goederen werden inbeslaggenomen:
-een kartonnen giftbag van de [winkel]
-een lege verpakking van een katoenen dekbedovertrek van de [winkel]
- …

5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 september 2016, opgenomen op pagina 35 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van [getuige1] :

Ik stond binnen in de werkplaats van de zaak, toen ik een doffe knal hoorde, het klonk als glas wat tegen de gevel van [winkel] werd gegooid. Toen ik buiten kwam zag ik twee mannen die ruzie hadden. Ik zag dat de man met het zwarte haar een andere man duwde en dat hij naar deze man schreeuwde. Ik kon dit niet verstaan omdat ik te ver weg stond. Ik had het idee dat de ene man een beveiliger was. Ik zag dat deze man een blauw pak met colbert droeg. Ik zag dat de andere man een jongere man was en ik zag dat hij donker haar had. Ik zag dat de man met het zwarte haar de man met het blauwe pak duwde en wilde tegen houden. Ik zag dat de man met het blauwe pak hier niet op reageerde, maar alleen achter de man met het zwarte haar bleef aan lopen.

6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 september 2016, opgenomen op pagina 38 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van [getuige2] :

Vanaf de [straatnaam] zag ik een man en een vrouw lopen die werden achtervolgd door een beveiligingsbeambte. Deze man schreeuwde hard in de Nederlandse taal naar de beveiligingsbeambte. Hij riep onder andere: ”Pak mij maar, ze zal het nooit meer doen” of woorden van gelijke strekking. Ook riep hij veel beledigende woorden die ik mij niet meer precies herinner. De man maakt ook dreigende gebaren, probeerde de beveiligingsbeambte te slaan en duwde tegen de beveiligingsbeambte aan.

7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 23 september 2016, opgenomen op pagina 44 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:

Wij, verbalisanten [verbalisant2] en [verbalisant3] zijn samen met aangever [slachtoffer] door het [straatnaam] , [straatnaam] , de [straatnaam] en de [straatnaam] gelopen. Wij, verbalisanten zagen glassplinters in de muur van de winkel [winkel] zitten en dat er een stukje tegel was afgebroken. Wij verbalisanten zagen een stukje glas in de vensterbank van de winkel [winkel] zitten. Wij, verbalisanten vonden ter hoogte van perceel nummer 2 op de [straatnaam] te 16:50 glasresten op de stoep voor de woning. Wij, verbalisanten zagen dat er op de glasresten vermoedelijk bloedresten zitten. Na overleg met Forensische Opsporing heb ik verbalisant [verbalisant2] de glasresten veilig gesteld.

8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 11 oktober 2016, opgenomen op pagina 45 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:

Op dinsdag 11 oktober 2016 te 12:00 uur werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker op verzoek van de politie Eenheid Noord-Nederland twee glasscherven op bloed bemonsterd in verband een winkeldiefstal, gepleegd op donderdag 22 september 2016 te 16:37 uur. De glasscherven met bloed werden door mij op de voorgeschreven manier bemonsterd. De wattenstaafjes met bloed werden door mij voorzien van het SIN AAJP4834NL en AAJP0842NL.

9. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2016.10.14.130, d.d. 26 oktober 2016, opgemaakt door S. Tuinman, op de door haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 48 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, voor zover inhoudende als haar verklaring:

SIN en omschrijving: AAJP4834NL#01 bloed
Beschrijving DNA-profiel: DNA-profiel van een man
Celmateriaal kan afkomstig zijn van: [verdachte]
Matchkans: kleiner dan één op één miljard
De rechtbank overweegt omtrent de hiervoor weergegeven standpunten als volgt.
Op de ter zitting besproken camerabeelden is te zien dat verdachte met zijn vrouwelijke medeverdachte de [winkel] binnentreedt en daar samen met haar onder andere een dekbedovertrek en een dekbed bekijkt. Verdachte zakt op een gegeven moment door de knieën, haalt een dekbed uit de verpakking en stopt het na enige tijd terug in de verpakking. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op dat moment 'het alarm eraf haalt'. De medeverdachte is op dat moment in zijn nabijheid en gaat vervolgens ook vrij snel daarna samen met verdachte via de roltrap naar beneden. Beneden scheiden hun wegen, waarbij verdachte zonder te betalen het dekbed mee naar buiten neemt en buiten wacht tot ook de medeverdachte de [winkel] verlaat. De medeverdachte werpt, terwijl zij zich naar de uitgang begeeft, een kartonnen tas in een stelling. In deze tas zijn diverse artikelen aangetroffen, waaronder een lege verpakking van een dekbedovertrek, soortgelijk aan het dekbedovertrek dat verdachte en de vrouw op de afdeling beddengoed hebben bekeken en door de vrouw, blijkens de camerabeelden, mee naar de begane vloer van de [winkel] is genomen. Uit zowel de verklaring van [slachtoffer] als die van verdachte zelf, volgt dat verdachte en zijn medeverdachte vervolgens samen richting de [straatnaam] lopen en op een gegeven moment wegrennen. Gelet op hun gedragingen in de [winkel] , zoals hiervoor omschreven, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte en zijn medeverdachte samen het plan hadden artikelen te stelen en daartoe ook beiden handelingen hebben verricht in de [winkel] . De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat bij de diefstal sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte. Dat het dekbed, waarvan vast staat dat dit is weggenomen, feitelijk door verdachte buiten de winkel is gebracht, maakt dit niet anders.
Wanneer de beveiliger na een achtervolging verdachte en zijn medeverdachte heeft bereikt, probeert verdachte te belemmeren dat zij worden aangehouden. Dit blijkt onder andere uit de verklaring van verdachte zelf. Getuige [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte dit onder meer heeft gedaan door een fles tegen de muur kapot te slaan en te dreigen en duwen, terwijl hij een stuk glas vasthield. De rechtbank stelt vast dat deze verklaring wat betreft het kapot slaan van de fles wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige1] , inhoudende dat hij een doffe knal hoorde, welke geluid klonk als glas dat tegen de gevel van [winkel] werd gegooid, en wat betreft het bedreigen wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige2] , inhoudende dat zij zag dat de man dreigende gebaren maakte, de beveiliger duwde en hem probeerde te slaan. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij in de [straatnaam] voor de [winkel] een parfumflesje heeft laten vallen en de scherven daarvan gelijk weer uit frustratie heeft weggegooid toen bleek dat het kapot was, niet geloofwaardig. Deze verklaring staat niet alleen haaks op die van [slachtoffer] , maar is ook niet te rijmen met het feit dat in de [straatnaam] , waar verdachte uiteindelijk door de politie is aangehouden, glas is gevonden met bloed dat overeenkomt met dat van verdachte. Dat getuigen het stuk glas dat verdachte in zijn hand hield niet hebben gezien, is gelet op de grootte van dit stuk glas niet verwonderlijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de beveiliger heeft belemmerd hen aan te houden door te duwen en dreigen, terwijl hij een stuk glas in zijn hand hield en daarmee zwaaiende bewegingen maakte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 september 2016 in de gemeente Groningen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel gevestigd in de [straatnaam] heeft weggenomen een dekbed, toebehorende aan het winkelbedrijf [winkel] , welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] als beveiliger werkzaam bij in die [winkel] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte op de openbare weg de [straatnaam] en het [straatnaam] - nadat verdachte en diens mededader door die [slachtoffer] waren aangesproken en aangehouden - dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Blijf van mij af, raak mij niet aan, anders moet ik dingen met jou doen die jij niet wilt dat ze jou overkomen" en "Laat de moeder van mijn kind gaan" en terwijl verdachte een stuk glas in de hand had: "Ik ga je steken/snijden als je de moeder van mijn kind niet laat gaan" en "Jij kent mij niet en daarom weet jij niet wat ik allemaal met jou zal doen als je de moeder van mijn kind niet laat gaan", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en daarbij die [slachtoffer] heeft (weg)geduwd en met dat stuk glas in de hand zwaaiende bewegingen heeft gemaakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. Verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee verenigde personen, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan zes voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld de algemene en bijzondere voorwaarden zoals verwoord in het rapport van de reclassering. De officier van justitie sluit met deze eis aan bij de richtlijnen van het Openbaar Ministerie ten aanzien van diefstal met, na betrapping, dreigen met geweld door het tonen van een voorwerp. Ten nadele van de verdachte weegt zij mee dat hij al eerder is veroordeeld voor agressiedelicten en diefstal. De officier vordert daarnaast toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van twee voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een straf die niet hoger is dan het aantal dagen dat verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht en verzoekt de rechtbank om bij vervroeging uitspraak te doen, althans de voorlopige hechtenis op te heffen voordat het vonnis wordt uitgesproken. De raadsman stelt dat verdachte gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting lang heeft vastgezeten en dat verdachte inmiddels heeft laten zien dat hij daarvan heeft geleerd.
De raadsman wijst erop dat de reclassering meent dat verdachte op het gebied van emotieregulering nog winst kan behalen. Hij pleit daarom voor verlenging van de proeftijden van de twee voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen en stelt voor om daaraan de door de reclassering in de strafzaak geadviseerde voorwaarden te koppelen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een winkeldiefstal in vereniging, gevolgd door geweld en bedreiging met geweld. Verdachte heeft op de openbare weg in het centrum van Groningen bedreigingen geuit tegen de beveiliger terwijl hij met een stuk glas zwaaiende bewegingen maakte. Hij heeft de beveiliger ook geduwd. Verschillende mensen zijn hiervan getuige geweest. De rechtbank rekent verdachte met name het geweld en de bedreiging met geweld zwaar aan. Een dergelijk feit heeft grote impact op het betrokken slachtoffer en omstanders en versterkt het gevoel van onveiligheid in de maatschappij.
Verdachte is al eerder veroordeeld voor soortgelijke delicten en liep ten tijde van het plegen van de strafbare feiten in twee proeftijden.
Gelet op de ernst van het delict en de recidive acht de rechtbank ‒ in lijn met de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS ‒ een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de tijd die door verdachte is doorgebracht in voorarrest. De rechtbank komt daarmee hoger uit dan het oriëntatiepunt (dat uitgaat van vier maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf bij recidive), omdat als strafverzwarend wordt meegewogen dat verdachte het feit in vereniging heeft gepleegd en het geweld en de bedreiging met geweld op de openbare weg plaatsvond.

Benadeelde partij

De heer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Op het ingediende voegingsformulier is geen schadebedrag ingevuld, maar is volstaan met een verwijzing naar een mutatie bij de door de benadeelde partij gedane aangifte. Ook in deze aangifte wordt geen schadebedrag genoemd.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.
De raadsman heeft eveneens niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij bepleit.
De rechtbank stelt vast dat, nu op het formulier geen bedrag is gevorderd en op basis van de verwijzing evenmin is vast te stellen van welke schade de benadeelde partij vergoeding heeft willen vorderen, er geen vordering is waarover een beslissing kan worden genomen.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 10/073472-15 en 15/007893-15
Bij onherroepelijk geworden verstekvonnis van 7 juli 2015, gewezen door de politierechter van de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht, is verdachte veroordeeld tot ‒ voor zover hier van belang ‒ een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 22 juli 2015.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 25 maart 2016, gewezen door de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, is verdachte ‒ voor zover hier van belang ‒ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 9 april 2016.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 1 februari 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormelde vonnissen voorwaardelijk opgelegde straffen.
Het hiervoor bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormelde vonnissen gestelde proeftijden. Nu de veroordeelde de in voormelde vonnissen gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 7 juli 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Gelet op hetgeen op de terechtzitting door de raadsman over de behandelmogelijkheden van verdachte naar voren is gebracht, acht de rechtbank termen aanwezig om ten aanzien van de bij vonnis van 25 maart 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te volstaan met verlenging van de proeftijd voor de duur van één jaar met wijziging van de voorwaarden. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 17 november 2016.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14d, 14f, 14g, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 161 dagen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
10/073472-15:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht d.d. 7 juli 2015, te weten: twee weken gevangenisstraf.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
15/007893-15:
Verlengt de in het vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar d.d. 25 maart 2016 vastgestelde proeftijd met één jaar.
Wijzigt de bijzondere voorwaarden die verbonden zijn aan de bij voornoemd vonnis opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, in die zin dat deze thans luiden:
1. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd op uitnodiging van de reclassering meldt bij Reclassering Leger des Heils op het adres Damsterdiep 271 te Groningen, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland (AFPN) of soortgelijke ambulante forensische zorg op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor regulering van emoties; en
3. dat de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie in de vorm van een agressietraining, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door de instelling die deze gedragsinterventie verzorgt aan de veroordeelde zullen worden gegeven.
Draagt Reclassering Leger des Heils op toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door M.C. Nijboer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 maart 2016.