ECLI:NL:RBNNE:2017:828
Rechtbank Noord-Nederland
- Rekestprocedure
- E.Th.M. Zwart-Sneek
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet en ontvankelijkheid werknemer in verzoek tot loondoorbetaling
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 8 maart 2017 uitspraak gedaan in een verzoek van een werknemer, aangeduid als [eiseres], die op 8 december 2016 op staande voet was ontslagen door haar werkgever, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer verzocht om doorbetaling van haar loon, stellende dat er geen dringende reden voor het ontslag was. De werkgever voerde aan dat de werknemer onder invloed van alcohol naar het werk was gekomen en dat dit een dringende reden voor ontslag vormde. Tijdens de zitting op 13 februari 2017 werd duidelijk dat de werknemer haar ontslag op staande voet had betwist en dat haar gemachtigde een verzoek tot vernietiging van het ontslag had ingediend.
De kantonrechter oordeelde dat de werknemer niet ontvankelijk was in haar verzoek tot loondoorbetaling, omdat de termijn voor het indienen van een verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet was verstreken. De rechter benadrukte dat de wettelijke vervaltermijn van twee maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst strikt is en niet kan worden verlengd. De werknemer had haar recht om het ontslag aan te vechten verloren, waardoor de arbeidsovereenkomst definitief was geëindigd. De kantonrechter verklaarde de werknemer niet-ontvankelijk in haar verzoek en veroordeelde haar in de proceskosten van de werkgever.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van verzoeken in arbeidszaken en de strikte toepassing van vervaltermijnen in het arbeidsrecht.