ECLI:NL:RBNNE:2017:843

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
18/830218-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor drugshandel en -bezit, inclusief GHB, amfetamine en MDMA, met een gevangenisstraf en werkstraf

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 9 maart 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 29-jarige man uit Winschoten, die werd beschuldigd van het tezamen en in vereniging met een ander handelen in verdovende middelen in de periode van januari 2016 tot en met 2 juni 2016. De verdachte verkocht onder andere GHB, amfetamine en XTC vanuit zijn woning. Bij zijn aanhouding op 2 juni 2016 werd een aanzienlijke hoeveelheid drugs aangetroffen. De rechtbank heeft de man ook veroordeeld voor het verstrekken en in bezit hebben van amfetamine en het aanwezig hebben van GHB in september 2015.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 257 dagen, waarvan 200 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 200 uren. De rechtbank besloot geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan de tijd die de man reeds in voorarrest heeft doorgebracht, omdat zij de positieve stappen die hij heeft gezet, waaronder het overwinnen van zijn GHB-verslaving, niet wilde doorkruisen. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het verkopen en verstrekken van drugs, ondanks zijn eigen verslaving, en dat dit schadelijke effecten heeft voor de volksgezondheid en de samenleving.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen toegewezen, omdat deze waren aangeschaft met middelen verkregen uit de drugshandel. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden. De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en de impact op de samenleving, maar erkent ook de positieve ontwikkeling van de verdachte in zijn herstelproces.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830218-16
ter berechting gevoegde parketnummers 18/099744-16 en 18/149141-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 maart 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 februari 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.T. Huisman, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 juni 2016 in
[pleegplaats] , in de gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden en/of een hoeveelheid van (een) materia(a)l(en) bevattende MDMA en/of GHB en/of Amfetamine zijnde MDMA en/of GHB en/of amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
EN
hij op of omstreeks 2 juni 2016 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 366,59 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of ongeveer 28,55 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, en/of ongeveer 25,24 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde GHB, MDMA en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
(gevoegd parketnummer 18-099744-16)
hij in of omstreeks de periode van 10 tot en met 11 september 2015 te [pleegplaats] , gemeente Oldambt meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende gamma-hydroxy-boterzuur (GHB) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde gamma-hydroxy-boterzuur (GHB) en/of amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
(gevoegd parketnummer 18-149141-16)
hij op of omstreeks 24 september 2015, te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Oldambt, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,11 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 ten laste gelegde kan worden bewezen voor zover dat ziet op het verkopen, verstrekken, afleveren en het aanwezig hebben van de genoemde drugs. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verschillende getuigen hebben verklaard dat zij in de ten laste gelegde periode o.a. GHB, speed en XTC van verdachte hebben gekocht. Bij verdachte zijn grote hoeveelheden amfetamine, MDMA en GHB aangetroffen. Uit de WhatsApp-gesprekken die zijn opgeslagen op de bij [naam] in beslag genomen telefoon, blijkt dat de vriendin van verdachte verschillende keren voor hem heeft 'waargenomen'. Zij heeft ook tegenover de politie verklaard te hebben bemiddeld voor verdachte. De officier van justitie acht daarom ook het onderdeel 'tezamen en in vereniging' ‒ voor zover dat ziet op het verkopen, verstrekken en afleveren ‒ wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie geconcludeerd dat bewezen kan worden dat verdachte speed aan [naam] heeft verkocht en GHB heeft vervoerd. Ter onderbouwing heeft hij verwezen naar de waarnemingen van de agenten zoals vastgelegd in het proces-verbaal van aanhouding van verdachte en naar hetgeen [naam] over de transactie tussen verdachte en [naam] heeft verklaard.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft dit feit bekend en [naam] heeft bevestigd dat de drugs van verdachte en niet van haar waren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het handelen in en het verstrekken en bereiden van GHB. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de GHB louter had voor eigen gebruik. Hij was zwaar verslaafd en gebruikte iedere twee uren 60 tot 80 gram GHB. Dit verklaart de grote hoeveelheid GHB die bij verdachte is aangetroffen. De raadsman heeft verder betoogd dat er onvoldoende bewijs is dat de in beslag genomen telefoon van verdachte was. Personen in zijn omgeving, waaronder zijn vriendin, hebben de telefoon gebruikt. Dat verklaart waarom de naam van verdachte in de gesprekken voorkomt. De raadsman heeft tot slot bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde voor zover het de periode vóór april 2016 betreft. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte enige tijd nadat zijn uitkering was gestopt ‒ volgens verdachte in februari/maart 2016 ‒ pas weer is begonnen met het verkopen van drugs. Verder heeft verdachte zelf verklaard dat de verkoop met ups-and-downs ging en dat hij niet de hele tijd verkocht, onder meer omdat hij soms niet kon inkopen.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Verdachte heeft van het hem ten laste gelegde niet duidelijk en ondubbelzinnig bekend dat hij, naast amfetamine en MDMA, ook GHB verkocht en verstrekte en evenmin dat hij de drugs tezamen en in vereniging heeft verkocht en verstrekt. Voorts heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich al voor april 2016 heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde. De rechtbank acht op grond van na te noemen bewijsmiddelen dit gedeelte van het ten laste gelegde evenwel wettig en overtuigend bewezen.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017:
Vanaf januari 2016 heb ik weer wat drugs verkocht. De drugs ten aanzien waarvan in de WhatsApp-gesprekken afspraken werden gemaakt, kwamen inderdaad uit mijn huis.
Mijn vriendin ging soms mee en leverde soms de drugs af. Voordat ik in april 2016 aan de [straatnaam] ben gaan wonen, woonde ik aan de [straatnaam] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 1 juni 2016, opgenomen op pagina 102 e.v. van dossier met nummer PL0100-2016149118 d.d. 15 september 2016, inhoudende als verklaring van getuige [naam] :
Ik heb een tijd lang geen verdovende middelen gehad en nu begin ik er weer mee. Ik koop bij [verdachte] . Ik ken hem via een vriendin. Ik denk dat ik hem ongeveer twee maanden ken. Ik ben drie keer bij hem in huis geweest. Ik kwam vanavond bij hem thuis en mijn vriendin was er ook en ik heb toen 10ml GHB gekocht en ik kreeg een beetje coke. Ik heb de GHB gekocht voor vijf euro. Bij [verdachte] kun je alleen maar GHB, speed en pillen kopen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 3 juni 2016, opgenomen op pagina 189 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
[verdachte] stond in mijn telefoon, omdat ik wel iets van hem gekocht heb. Ik bedoel hiermee XTC-pillen en soms speed, ook heb ik wel eens GHB van hem
gekocht. Ik kreeg zijn nummer via via. Ik denk dat ik [verdachte] zijn nummer ongeveer 4 maand heb. Ik denk dat ik een keer of 10 van hem heb gekocht. Ik haalde de drugs op in een woning aan de [straatnaam] te [pleegplaats] . [verdachte] stuurde een lijst rond met de aanbiedingen van de maand, met daarin de drugs en de prijzen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 3 juni 2016, opgenomen op pagina 197 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik ken [verdachte] als dealer in drugs. Ik ken hem ongeveer al twee jaar en kwam al bij hem toen hij nog op de [straatnaam] woonde geloof ik. Ik kreeg zijn nummer via via. Ik kocht speed en XTC-pillen van hem.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 3 juni 2016, opgenomen op pagina 193 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik ken [verdachte] nu ongeveer een jaar. Ik heb wel eens drugs van hem gekocht. Speed en in het begin XTC-pillen. Ik denk dat ik ongeveer een keer of vijf bij [verdachte] heb gekocht. We spraken via de telefoon gewoon ergens af. Ik heb ook wel eens van [verdachte] gekocht toen hij nog in de [straatnaam] woonde, vast en zeker wel.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 4 juni 2016, opgenomen op pagina 199 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik kreeg het nummer van [verdachte] via via. Ik ken hem als dealer in drugs. Ik denk dat ik hem vanaf januari dit jaar ken. Ik denk dat ik ongeveer één keer per maand bij [verdachte] kocht. Ik kocht dan meestal vijf XTC-pillen per keer.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 juni 2016, opgenomen op pagina 66 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Op vrijdag 20 mei 2016 is onder verdachte [naam] de volgende mobiele telefoon inbeslaggenomen. Goed(eren): Telefoon Samsung S4 zonder pincode telefoonnummer [nummer] . De genoemde verdachte verklaarde dat hij de mobiele telefoon had geleend, want zijn eigen mobiele telefoon was niet meer te gebruiken.
Onderstaande gesprekken zijn letterlijk overgenomen uit de telefoon. I staat voor inkomend bericht en U staat voor uitgaand gesprek.
Op 4 april 2016 te 15.20 uur is vanaf dit nummer de volgende WhatsApp verstuurd naar alle WhatsApp-contacten (broadcastlist met 134 recipients). De onderstaande goederen zijn mij, verbalisant, ambtshalve bekend als verdovende middelen. Het staat per soort aangegeven en de vraagprijs staat erbij.
"Sp. 3voor 10
+- 50/60%
Jingles 3voor10
Chupachup 200mg
Blauwe tulp 220mg
Zilverbars 220mg
Spongebob 200mg
Heineken 260mg
Bentley 210mg
Pacman 235mg
4fmp jingels brilletjes 200mg
(120mg 4fmp)
3voor10
MDMA kristal!
83%puur
15eu per gram
2 gram voor 25
Keta!
Geen poeder
73%puur
Gram 25eu
Halve 15eu
Lsd zegels 160mg
7,50 per stuk
3 voor20
Gea!
ph 6.8/7.2
20m1. 10eu
50m1. 20eu
100m1.35eu
Tenazepam per tablet 2eu
Ritalin. 10eu per strip
Viagra 10 strip 10eu
Wierie silver haze 10eu 1.2 gram
5eu 0,5 gram
Gruis silver haze 2gram 5eu
Groetjes jullie [naam]
Alle nummers kwijt nieuwe telefoon. Dus als je een bericht stuurd graag even je naam er bij.
Op zoek naar loper in [plaatsnaam] !!"

Contact met het telefoonnummer [nummer] .

Onderzoek in de politiesystemen bleek dat het nummer is opgegeven door:
- [naam]
Gesprek op 15 april 2016
I:03.34 uur "Ben je wakker"
U: 03.36 uur "Jo ben [verdachte] zijn vriendin wat is er dan"
U: 03.36 uur "Hij is er zelf nou biet"
U: 03.36 uur "Niet"
I: 03.39 uur "Kunnen we nog wel regelen"
U: 03.39 uur "Wat ben je nodig"
I: 03.40 uur "6 pilletjes"
U: 03.40 uur "Ja dat kan zou je misschien bij die hotel dan kunnen komen"
I: 03.41 uur "Ik kan ook gewoon bij jouw huis komen"
U: 03.41 uur "Hij heeft liever niet dat het al bij huis gebeurd"
U: 03.41 uur "Vandaar"
I: 03.41 uur "Oke"
I: 03.41 uur "Snap ik"
I: 03.42 uur "Waar wil je dat ik kom"
U: 03.42 uur "Bij die hotel op de hoek tegen over station"
I: 03.42 uur "Oke"
U: 03.44 uur "Welke jingles wil je chapachup of spongebob of tulpjes?"
I: 03.46 uur "Ik wil wel tulpjes"
U: 03.46 uur "Us goed hoelaat ben je daar"
I: 03.46 uur "4 uur"
U: 03.46 uur "Is goed"
U: 03.46 uur "Tot zo"

Contact met het telefoonnummer [nummer] .

Onderzoek in de politiesystemen bleek dat het nummer is opgegeven door:
- [naam] .
Gesprek op 14 april 2016
I: 21.41 uur "Hee"
I: 21.41 uur "Heb hier een kan je langskomen met snell"
U: 21.44 uur "Hoi wie is djt ale nummers kwijt"
I: 21.44 uur " [naam] "
I: 21.49 uur "of mag die ff naar jou toe?"
U: 21:49 uur "Ik zal het even door geven aan [verdachte] sp is hier op"

Contact met het telefoonnummer [nummer] .

Onderzoek in de politiesystemen bleek dat het nummer niet is opgegeven. Bij de naam van het contact staat " [naam] ".
Gesprek op 9 april 2016
U: 03.52 uur "Voor hoeveek geld wil jr"
I: 03.52 uur "Tientje heb ik"
U: 03.53 uur "Okok dan krijg je gwn 20 ml"
U: 03.53 uur "Weet je waar je moet wezen"
I: 03.54 uur "Ehm niet precies haha"
U: 03.54 uur "Kom maar [straatnaam] bij die kamers zon witte pand als je er bent even laten weten komt me vriendin"

Contact met het telefoonnummer [nummer] .

Onderzoek in de politiesystemen bleek dat het nummer niet is opgegeven. Bij de naam van het contact staat " [naam] ".
Gesprek op 14 april 2016
I: 20.55 uur "Jo [verdachte] ...Kan ik even een strip viagra halen voor 10 euro? Ben in [pleegplaats] . Ik ken je via [naam] ."
U: 20.55 uur "Ja is goed"
I: 20.56 uur "Top tot zo"

Contact met het telefoonnummer [nummer] .

Onderzoek in de politiesystemen bleek dat het nummer is opgegeven door:
- [naam]
Gesprek op 14 april 2016
U: 19.50 uur "Jojo"
U: 19.51 uur "Je kan eerst 8 we'll komen halen [verdachte] zij het al de rest heeft hij mee genomen die komen nog"
I: 19.53 uur "Jo"
U: 19.57 uur "Waneer hrb je tijd"
I: 19.59 uur "Hoeveelkostdat"
U: 20.02 uur "Doe maar 18"
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 14 juni 2016, opgenomen op pagina 45 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
O: De verdachte wordt een WhatsApp-gesprek getoond. [1]
Eentje vroeg om rommel. Soms word ik gevraagd om rommel. Dit is een gesprek dat ik gevoerd heb dus, er staat me wat van bij. Ik neem aan dat ze met "snel" in dit gesprek speed bedoelen. Veel vrienden wisten dat ik een relatie met [verdachte] had. De meesten wisten wel dat hij wat had. Hij ging wel eens weg. "Sp" in dit gesprek betekent speed geloof ik.
Ik heb meer bemiddeld.
O: De verdachte wordt een WhatsApp-gesprek getoond. [2]
Hier staat me wel wat van bij. "Hij heeft liever niet dat het al bij huis gebeurd" in dit gesprek betekent dat hij niet wil dat er steeds mensen bij zijn huis komen. [verdachte] zijn huis. Ik stond er tussen in. Ik heb het in dit gesprek over Jingels. Dat zijn pilletjes. Ik heb het over drie soorten pillen, Chupachup Spongebob en tulpjes. Ik wist welke drie soorten er verkocht werden.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 6 juni 2016, opgenomen op pagina 32 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]
Vorige week heb ik wat GHB gegeven.
De rechtbank overweegt omtrent de hiervoor weergegeven standpunten als volgt.
Verdachte betwist dat hij de bij Scheper in beslag genomen telefoon zelf gebruikte bij de verkoop van drugs. In WhatsApp-gesprekken die op deze telefoon zijn opgeslagen wordt de gebruiker van de telefoon evenwel aangesproken met ' [verdachte] '. In enkele andere gesprekken wordt gemeld dat een WhatsApp-bericht wordt beantwoord door 'de vriendin van [verdachte] ', omdat [verdachte] er op dat moment niet is. De toenmalige vriendin van verdachte, [naam] , heeft daarover verklaard dat ze Whatsapp-gesprekken op deze telefoon herkent als gesprekken die ze zelf heeft gevoerd. Verder wordt in de gesprekken het woonadres van verdachte genoemd en omschreven. De politie heeft daarnaast verschillende personen met wie vanaf deze telefoon contact is geweest gesproken. Zij verklaren allen van verdachte drugs te hebben gekocht. Getuige [naam] heeft bovendien verklaard dat verdachte via WhatsApp lijsten rondstuurde met de aanbiedingen van de maand met daarin de prijzen van de aangeboden drugs. Vanaf de in beslag genomen telefoon is een dergelijke prijslijst met aanbiedingen verstuurd. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de telefoon gebruikte bij de verkoop van drugs.
Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij GHB heeft verkocht of verstrekt. Twee getuigen, [naam] en [naam] , hebben echter verklaard van verdachte GHB te hebben gekocht. Vanaf de door verdachte gebruikte telefoon is bovendien een prijslijst verstuurd waarop onder de benaming 'Gea' ‒ gelet op de aanduiding van de hoeveelheden in milliliters en de vermelding van PH-waarden ‒ GHB wordt aangeboden. Verder heeft verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie toegegeven dat hij in ieder geval één keer GHB heeft weggegeven. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ook GHB verkocht en verstrekte.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander drugs heeft verkocht en verstrekt. Uit de WhatsApp-gesprekken op de in beslag genomen telefoon en uit de verklaring van [naam] blijkt dat zij voor verdachte waarnam op momenten dat hij er zelf niet was en dat zij voor verdachte bemiddelde. Ook blijkt uit deze gesprekken dat [naam] meerdere malen drugs afleverde en de betaling in ontvangst nam, nadat verdachte via WhatsApp een afspraak had gemaakt met een klant. Verdachte heeft ter zitting ook bevestigd dat [naam] soms mee ging naar een afspraak om drugs te verkopen en soms drugs afleverde. Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank bij de verkoop van de drugs sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [naam] en verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich in de periode van
1 januari tot en met 2 juni 2016 heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij na een periode, waarin hij geen drugs heeft verkocht, vanaf januari weer is begonnen met de verkoop. Uit verklaringen van verschillende getuigen waaronder [naam] en [naam] blijkt dat verdachte in ieder geval vanaf januari 2016 al drugs verkocht. Zij verklaren dat zij al klant waren bij verdachte voordat hij in april 2016 van de [straatnaam] naar de [straatnaam] verhuisde. Dat er vanaf januari 2016 ook momenten waren waarop verdachte tijdelijk niets verkocht omdat hij niets kon inkopen, doet daaraan niet af. Het is immers niet aannemelijk geworden dat dit om perioden van geruime duur ging die ook door verdachte duidelijk konden worden benoemd.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte dit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 juni 2016, opgenomen op pagina 66 e.v. van dossier met nummer PL0100-2016149118 d.d. 15 september 2016, inhoudende de verklaring van verbalisant;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 2 juni 2016, opgenomen op pagina 105 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van getuige [naam] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 juni 2016, opgenomen op pagina 112 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
5. Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 juni 2016, opgenomen op pagina 115 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de relatering van [naam] ;
6. Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 juni 2016, opgenomen op pagina 119 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de relatering van [naam] ;
7. Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 juni 2016, opgenomen op pagina 124 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de relatering van [naam] ;
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 3 juni 2016, opgenomen op pagina 186 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [naam] ;
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 30 juni 2016, opgenomen op pagina 204 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten; en
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvulling van Politie Noord-Nederland d.d. 13 januari 2017, inhoudende de verklaring van [naam] .
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Feit 2
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 10 september 2015, opgenomen op pagina 13 e.v. van dossier met nummer PL0100-2015266249 d.d. 3 november 2015, inhoudende de verklaring van verbalisanten [naam] en [naam] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 21 september 2015, opgenomen op pagina 54 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.09.28.003, d.d. 5 oktober 2016, opgemaakt door P.H. Walinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 60 e.v. van het hiervoor genoemde dossier;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 21 september 2015, opgenomen op pagina 64 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 september 2015, opgenomen op pagina 76 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [naam] ; en
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 21 september 2015, opgenomen op pagina 79 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten.
Feit 3
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal binnentreden woning van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2015, opgenomen op pagina 9 e.v. van een dossier met nummer PL0100-2015278484 d.d. 11 november 2015, inhoudende de verklaring van [naam] ;
2. Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 24 september 2015, opgenomen op pagina 16 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de relatering van [naam] en [naam] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 25 september 2015, opgenomen op pagina 20 van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verdachte; en
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 6 oktober 2015, opgenomen op pagina 22 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [naam] en [naam] .
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de amfetamine aan [naam] heeft verkocht. De waarnemingen van de agenten tezamen met het door [naam] geuite vermoeden dat verdachte de amfetamine 'wel aan [naam] zal hebben verkocht', acht de rechtbank daarvoor ontoereikend. Wel kan op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen worden bewezen dat verdachte amfetamine aan [naam] heeft verstrekt en GHB heeft vervoerd.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 2 juni 2016 in [pleegplaats] tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt hoeveelheden van materialen bevattende MDMA en GHB en Amfetamine, zijnde MDMA en GHB en amfetamine (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
en
hij op 2 juni 2016 te [pleegplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 366,59 gram van een materiaal bevattende GHB en ongeveer 28,55 gram van een materiaal bevattende MDMA en ongeveer 25,24 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde GHB, MDMA en amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 10 september 2015 te [pleegplaats] opzettelijk heeft vervoerd en/of verstrekt een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde GHB en amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 24 september 2015 te [pleegplaats] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,11 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Tezamen en in vereniging opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B van de Opiumwet gegeven verbod
3. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 357 dagen, waarvan 300 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest en daarnaast een werkstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals vermeld in het rapport van de Reclassering Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 14 september 2016, met daaraan toegevoegd een verbod op het gebruik van alcohol en drugs. De officier van justitie heeft bij zijn vordering meegewogen dat sinds verdachte is opgenomen in een instelling voor begeleid wonen hij een behoorlijke vooruitgang heeft geboekt. Verdachte heeft ter zitting ook laten blijken dat hij de ernst van de strafbare feiten inziet. Gelet op deze omstandigheden acht hij het niet opportuun om nu ‒ conform de richtlijnen van het Openbaar Ministerie ‒ een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf te eisen.
De officier van justitie heeft de verbeurdverklaring gevorderd van de Playstation en de op de beslaglijst genoemde computerspellen voor zover deze na 10 september 2015 zijn aangeschaft. Ten aanzien van deze goederen staat volgens hem voldoende vast dat ze zijn gekocht met inkomsten uit strafbare feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor het opleggen van een werkstraf en een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Hij heeft daarbij gewezen op de positieve ontwikkelingen die verdachte sinds zijn verblijf in [woonplaats] heeft doorgemaakt. Nu verdachte sinds hij in [woonplaats] woont geen terugvallen heeft gehad, acht de raadsman het niet noodzakelijk dat als bijzondere voorwaarde de mogelijkheid van een klinische opname ten behoeve van detoxicatie wordt gesteld, voor zover dat al mogelijk zou zijn.
De raadsman heeft verzocht de vordering van de officier van justitie tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen af te wijzen. Er bestaat volgens hem geen relatie met de ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat de Samsung televisie niet van verdachte, maar van zijn vader is, zoals blijkt uit de overgelegde offerte van de Mediamarkt d.d. 13 april 2014.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van januari 2016 tot en met 2 juni 2016 schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging met een ander verkopen en verstrekken van GHB, amfetamine en XTC. Ook zijn bij verdachte thuis aanzienlijke hoeveelheden van voornoemde harddrugs aangetroffen. Verdachte heeft deze strafbare feiten gepleegd terwijl hij in september 2015 ook al door de politie is aangehouden voor het verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben van hard drugs.
Met zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan de verspreiding en het gebruik van verdovende middelen. Hoewel verdachte zelf aan den lijve de ernstige gevolgen van zijn GHB-verslaving heeft ondervonden, heeft dit hem er niet van weerhouden om ook aan anderen GHB te verstrekken en te verkopen. De handel in verdovende middelen heeft niet alleen schadelijke effecten voor de (volks)gezondheid, maar gaat ook veelal gepaard met allerhande vormen van criminaliteit en overlast voor omwonenden.
De landelijk oriëntatiepunten van het LOVS nemen dan ook voor de handel in verdovende middelen gedurende een periode van drie tot zes maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden als uitgangspunt. De rechtbank zal in deze zaak echter volstaan met het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel niet langer is dan het door verdachte reeds ondergane voorarrest, in combinatie met een onvoorwaardelijke taakstraf. De rechtbank ziet daarvoor aanleiding, omdat verdachte na een moeilijke periode zijn verslaving met hulp van anderen heeft aangepakt en zich inmiddels weer op een toekomst zonder drugs heeft kunnen richten. Verdachte heeft tijdens de zitting bovendien laten zien dat hij de ernst van zijn strafbare gedrag inziet. De rechtbank is van oordeel dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan het door verdachte ondergane voorarrest deze positieve trend zou kunnen doorkruizen. De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de voorwaarde die ziet op een crisisopname van maximaal 7 weken, indien de reclassering dat bij een eventueel terugval in middelengebruik noodzakelijk zou achten. Een dergelijke klinische opname komt in feite neer op vrijheidsbeneming, waartoe slechts een rechter bevoegd is. Gelet op de verslavingsproblematiek van verdachte zal de rechtbank wel als bijzondere voorwaarde een alcohol- en drugsverbod opleggen, zoals door de officier van justitie is gevorderd.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een Playstation 4 en de computerspellen Drive Club, Overwatch, Dead Island, Watch Dogs, Unchartered 4 Plus, Wolfenstein Old Blood, Doom, Battleborn, Homefront Revolution, Dying Light, Far Cry Primal, Far Cry 4, Mad Max en Sniper Elite Zombie vatbaar voor verbeurdverklaring nu deze aan verdachte toebehoren en aannemelijk is geworden dat verdachte deze voorwerpen heeft gekocht met middelen die hij heeft verworven met de handel in verdovende middelen.
Met betrekking tot de overige voorwerpen, te weten een zwarte Samsung televisie, een grijze LG televisie, 24 actiefiguren en de 20 computerspellen die niet hiervoor zijn benoemd, zal de rechtbank gelasten dat deze aan verdachte, als degene bij wie die voorwerpen in beslag zijn genomen, worden teruggegeven, omdat het belang van de strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 257 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 200 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd op uitnodiging van de reclassering meldt bij Reclassering Verslavingszorg Noord Nederland, op het adres Canadalaan 1, 9728EA te Groningen, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd van twee jaren zal laten begeleiden en behandelen door de forensische polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die begeleiding en behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [naam instelling] te [plaatsnaam] of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde zal worden verboden alcohol en drugs te gebruiken;
5. dat de veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan urine-, blaas- en/of bloedcontroles op middelengebruik, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Draagt de Reclassering Verslavingszorg Noord Nederland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen Playstation 4 en de computerspellen Drive Club, Overwatch, Dead Island, Watch Dogs, Unchartered 4 Plus, Wolfenstein Old Blood, Doom, Battleborn, Homefront Revolution, Dying Light, Far Cry Primal, Far Cry 4, Mad Max en Sniper Elite Zombie.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen zwarte Samsung televisie, de grijze LG televisie, 24 actiefiguren en de overige 20 computerspellen die niet hiervoor zijn benoemd.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en mr. R.J.L. Timmer, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2017.

Voetnoten

1.Opgenomen in proces-verbaal van 4 juni 2016 (bewijsmiddel onder 7): WhatsApp-gesprek 14 april 2016 met [naam]
2.Idem: WhatsApp-gesprek 15 april 2016 met [naam] .