Contact met het telefoonnummer [nummer] .
Onderzoek in de politiesystemen bleek dat het nummer is opgegeven door:
- [naam]
Gesprek op 14 april 2016
U: 19.50 uur "Jojo"
U: 19.51 uur "Je kan eerst 8 we'll komen halen [verdachte] zij het al de rest heeft hij mee genomen die komen nog"
I: 19.53 uur "Jo"
U: 19.57 uur "Waneer hrb je tijd"
I: 19.59 uur "Hoeveelkostdat"
U: 20.02 uur "Doe maar 18"
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 14 juni 2016, opgenomen op pagina 45 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
O: De verdachte wordt een WhatsApp-gesprek getoond.
Eentje vroeg om rommel. Soms word ik gevraagd om rommel. Dit is een gesprek dat ik gevoerd heb dus, er staat me wat van bij. Ik neem aan dat ze met "snel" in dit gesprek speed bedoelen. Veel vrienden wisten dat ik een relatie met [verdachte] had. De meesten wisten wel dat hij wat had. Hij ging wel eens weg. "Sp" in dit gesprek betekent speed geloof ik.
Ik heb meer bemiddeld.
O: De verdachte wordt een WhatsApp-gesprek getoond.
Hier staat me wel wat van bij. "Hij heeft liever niet dat het al bij huis gebeurd" in dit gesprek betekent dat hij niet wil dat er steeds mensen bij zijn huis komen. [verdachte] zijn huis. Ik stond er tussen in. Ik heb het in dit gesprek over Jingels. Dat zijn pilletjes. Ik heb het over drie soorten pillen, Chupachup Spongebob en tulpjes. Ik wist welke drie soorten er verkocht werden.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 6 juni 2016, opgenomen op pagina 32 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]
Vorige week heb ik wat GHB gegeven.
De rechtbank overweegt omtrent de hiervoor weergegeven standpunten als volgt.
Verdachte betwist dat hij de bij Scheper in beslag genomen telefoon zelf gebruikte bij de verkoop van drugs. In WhatsApp-gesprekken die op deze telefoon zijn opgeslagen wordt de gebruiker van de telefoon evenwel aangesproken met ' [verdachte] '. In enkele andere gesprekken wordt gemeld dat een WhatsApp-bericht wordt beantwoord door 'de vriendin van [verdachte] ', omdat [verdachte] er op dat moment niet is. De toenmalige vriendin van verdachte, [naam] , heeft daarover verklaard dat ze Whatsapp-gesprekken op deze telefoon herkent als gesprekken die ze zelf heeft gevoerd. Verder wordt in de gesprekken het woonadres van verdachte genoemd en omschreven. De politie heeft daarnaast verschillende personen met wie vanaf deze telefoon contact is geweest gesproken. Zij verklaren allen van verdachte drugs te hebben gekocht. Getuige [naam] heeft bovendien verklaard dat verdachte via WhatsApp lijsten rondstuurde met de aanbiedingen van de maand met daarin de prijzen van de aangeboden drugs. Vanaf de in beslag genomen telefoon is een dergelijke prijslijst met aanbiedingen verstuurd. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte de telefoon gebruikte bij de verkoop van drugs.
Verdachte heeft ter zitting ontkend dat hij GHB heeft verkocht of verstrekt. Twee getuigen, [naam] en [naam] , hebben echter verklaard van verdachte GHB te hebben gekocht. Vanaf de door verdachte gebruikte telefoon is bovendien een prijslijst verstuurd waarop onder de benaming 'Gea' ‒ gelet op de aanduiding van de hoeveelheden in milliliters en de vermelding van PH-waarden ‒ GHB wordt aangeboden. Verder heeft verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie toegegeven dat hij in ieder geval één keer GHB heeft weggegeven. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte ook GHB verkocht en verstrekte.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander drugs heeft verkocht en verstrekt. Uit de WhatsApp-gesprekken op de in beslag genomen telefoon en uit de verklaring van [naam] blijkt dat zij voor verdachte waarnam op momenten dat hij er zelf niet was en dat zij voor verdachte bemiddelde. Ook blijkt uit deze gesprekken dat [naam] meerdere malen drugs afleverde en de betaling in ontvangst nam, nadat verdachte via WhatsApp een afspraak had gemaakt met een klant. Verdachte heeft ter zitting ook bevestigd dat [naam] soms mee ging naar een afspraak om drugs te verkopen en soms drugs afleverde. Aldus is er naar het oordeel van de rechtbank bij de verkoop van de drugs sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [naam] en verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich in de periode van
1 januari tot en met 2 juni 2016 heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij na een periode, waarin hij geen drugs heeft verkocht, vanaf januari weer is begonnen met de verkoop. Uit verklaringen van verschillende getuigen waaronder [naam] en [naam] blijkt dat verdachte in ieder geval vanaf januari 2016 al drugs verkocht. Zij verklaren dat zij al klant waren bij verdachte voordat hij in april 2016 van de [straatnaam] naar de [straatnaam] verhuisde. Dat er vanaf januari 2016 ook momenten waren waarop verdachte tijdelijk niets verkocht omdat hij niets kon inkopen, doet daaraan niet af. Het is immers niet aannemelijk geworden dat dit om perioden van geruime duur ging die ook door verdachte duidelijk konden worden benoemd.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte dit ter terechtzitting duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 juni 2016, opgenomen op pagina 66 e.v. van dossier met nummer PL0100-2016149118 d.d. 15 september 2016, inhoudende de verklaring van verbalisant;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 2 juni 2016, opgenomen op pagina 105 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van getuige [naam] ;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 3 juni 2016, opgenomen op pagina 112 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
5. Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 juni 2016, opgenomen op pagina 115 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de relatering van [naam] ;
6. Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 juni 2016, opgenomen op pagina 119 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de relatering van [naam] ;
7. Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 2 juni 2016, opgenomen op pagina 124 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de relatering van [naam] ;
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 3 juni 2016, opgenomen op pagina 186 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [naam] ;
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 30 juni 2016, opgenomen op pagina 204 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten; en
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanvulling van Politie Noord-Nederland d.d. 13 januari 2017, inhoudende de verklaring van [naam] .
Ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Feit 2
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 februari 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 10 september 2015, opgenomen op pagina 13 e.v. van dossier met nummer PL0100-2015266249 d.d. 3 november 2015, inhoudende de verklaring van verbalisanten [naam] en [naam] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 21 september 2015, opgenomen op pagina 54 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
4. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.09.28.003, d.d. 5 oktober 2016, opgemaakt door P.H. Walinga, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 60 e.v. van het hiervoor genoemde dossier;
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 21 september 2015, opgenomen op pagina 64 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 september 2015, opgenomen op pagina 76 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [naam] ; en
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 21 september 2015, opgenomen op pagina 79 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal binnentreden woning van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2015, opgenomen op pagina 9 e.v. van een dossier met nummer PL0100-2015278484 d.d. 11 november 2015, inhoudende de verklaring van [naam] ;
2. Een proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 24 september 2015, opgenomen op pagina 16 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de relatering van [naam] en [naam] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 25 september 2015, opgenomen op pagina 20 van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van verdachte; en
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 6 oktober 2015, opgenomen op pagina 22 e.v. van het hiervoor genoemde dossier, inhoudende de verklaring van [naam] en [naam] .
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de amfetamine aan [naam] heeft verkocht. De waarnemingen van de agenten tezamen met het door [naam] geuite vermoeden dat verdachte de amfetamine 'wel aan [naam] zal hebben verkocht', acht de rechtbank daarvoor ontoereikend. Wel kan op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen worden bewezen dat verdachte amfetamine aan [naam] heeft verstrekt en GHB heeft vervoerd.