ECLI:NL:RBNNE:2018:1298

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
10 april 2018
Zaaknummer
6222963 \ CV EXPL 17-9778
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslagrecht en stallingskosten in civiele procedure tussen Pedro Jachtservice Zuidbroek B.V. en gedaagden

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 10 april 2018, staat de vordering van Pedro Jachtservice Zuidbroek B.V. centraal. Pedro heeft een conservatoir derdenbeslag gelegd op een boot die eerder door gedaagden was gekocht van een derde partij, [naam verkoper]. Pedro vordert betaling van stallingskosten die in rekening zijn gebracht voor de periode waarin de boot onder beslag lag. Gedaagden betwisten de vordering en stellen dat de stallingskosten door de verkoper, [naam verkoper], moeten worden voldaan, aangezien de boot al op de werf van Pedro was gestald ten tijde van de verkoop. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen overeenkomst van bewaarneming tot stand is gekomen tussen Pedro en gedaagden, en dat de artikelen 856 en 857 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet van toepassing zijn. De kantonrechter concludeert dat de vordering van Pedro moet worden afgewezen, omdat er geen redelijke grond is voor de stallingskosten en gedaagden bevoegd waren om beslag te leggen. Pedro wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, vastgesteld op € 600,00.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rolnummer: 6222963 \ CV EXPL 17-9778
vonnis van de kantonrechter d.d. 10 april 2018
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PEDRO JACHTSERVICE ZUIDBROEK B.V.,
gevestigd te Menterwolde,
eiseres,
gemachtigde: LAVG,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te [naam plaats] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. J.J. Baltus.
Partijen zullen hierna [gedaagden] worden genoemd.

1.Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De kantonrechter zal bij de beoordeling van het geschil uitgaan van de volgende feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of niet voldoende betwist, tussen partijen vaststaan.
2.2.
In 2012 heeft de heer [naam verkoper] te Eenum (hierna te noemen: [naam verkoper] ) aan [gedaagden] verkocht een boot, typo Pedro 1000, bouwnummer 639, bouwjaar 1980 (hierna te noemen: de boot). De boot bevond zich ten tijde van de verkoop op de werf van Pedro, die namens [naam verkoper] bij de verkoop bemiddeld heeft.
2.3.
Op 22 april 2013 heeft [gedaagden] ten laste van [naam verkoper] conservatoir derdenbeslag (tot levering) op de boot onder Pedro gelegd.
2.4.
Pedro heeft aan [gedaagden] stallingskosten in rekening gebracht door middel van de navolgende facturen, die - ondanks diverse aanmaningen, onbetaald zijn gebleven:
Factuurdatum
Bedrag
Periode
3 december 2015
€ 9.589,73
1 april 2013 - 1 april 2015
3 juni 2016
€ 1.598,29
1 april 2015 - 1 april 2016
4 januari 2017
€ 1.598,29
1 april 2016 - 1 april 2017
totaal
€ 12.786,31

3.Het geschil

Het standpunt van Pedro
3.1.
Pedro vordert dat de kantonrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt (zo dat wanneer de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd) om aan Pedro te betalen tegen behoorlijk bewijs van kwijting een bedrag ad € 13.918,80, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2017 over een bedrag van € 12.786,31 tot de dag der algehele voldoening, alsmede [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt (zo dat wanneer de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd) in de proceskosten, waaronder begrepen het salaris voor de gemachtigde van Pedro en de vertaalkosten van het exploot van dagvaarding in de Duitse taal. Voorts verzoekt Pedro dat de kantonrechter het vonnis waarmerkt als een Europese Executoriale Titel, conform de EET-Verordening Nr. 805/2004 van 21 april 2004.
3.2.
Pedro legt - samengevat en voor zover voor de beoordeling van belang - aan haar vordering ten grondslag dat in de conservatoire beslaglegging een (impliciete) opdracht tot stalling van [gedaagden] aan Pedro is gelegen, waaraan zij uitvoering heeft gegeven. Subsidiair stelt Pedro zich op het standpunt dat zij feitelijk gerechtelijk bewaarder is geworden, zodat [gedaagden] de stallingskosten op grond van de artikelen 856 juncto 857 Rv dient te voldoen. Meer subsidiair stelt Pedro zich op het standpunt dat [gedaagden] ongerechtvaardigd verrijkt is, doordat de boot veilig op de werf staat terwijl Pedro een stallingsplaats mist en de nodige kosten maakt vanwege verzekeringen en beveiliging. Het door Pedro gevorderde bedrag van € 13.918,80 is samengesteld uit een hoofdsom ad € 12.786,31, wettelijke rente berekend tot aan de dag van dagvaarding ad € 245,61 en buitengerechtelijke kosten ad € 886,88.
Het standpunt van [gedaagden]
3.3.
[gedaagden] voert verweer, met conclusie de vorderingen af te wijzen als zijnde ongegrond en/of niet-bewezen, met veroordeling van Pedro in de proceskosten.
3.4.
[gedaagden] voert - samengevat - tot zijn verweer aan dat niet hij, maar [naam verkoper] als verkoper en opdrachtgever van Pedro de stallingskosten dient te voldoen. Ten tijde van de verkoop was de boot al gestald op de werf van Pedro; [gedaagden] had daarmee niets van doen. Op het moment van de beslaglegging had [gedaagden] bovendien de koopovereenkomst met [naam verkoper] al buitengerechtelijk ontbonden vanwege gebreken aan de boot. [gedaagden] was/is dus niet gebaat bij stalling van de boot.

4.De beoordeling

Internationaal privaatrecht
4.1.
Omdat partijen gevestigd c.q. woonachtig zijn in verschillende staten dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de kantonrechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, alsmede, indien dat het geval is, welk recht van toepassing is.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat zij bevoegd is van de vordering kennis te nemen. De vordering is (voornamelijk) gebaseerd op een door Pedro gestelde verbintenis uit overeenkomst die in Nederland is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Ingevolge artikel 7, lid 1, sub a van de van toepassing zijnde Herschikte EEX-verordening nr. 1215/2012 van 12 december 2015 is de rechter van de vestigingsplaats van Pedro (in Nederland) bevoegd.
4.3.
Ten aanzien van het materieel toepasselijke recht geldt in dit geval de Rome I-Verordening nr. 593/2008 van 17 juni 2008. Ingevolge artikel 4 is het recht van toepassing van het land waar Pedro (de partij die de kenmerkende prestatie verricht) haar gewone verblijfplaats heeft. Zij is gevestigd in Nederland, zodat Nederlands recht van toepassing is.
De stallingskosten
4.4.
De kern van het geschil is of Pedro als derde-beslagene aanspraak kan maken op vergoeding van (stallings)kosten die zijn gemaakt ter uitvoering van het door [gedaagden] gelegde conservatoire derdenbeslag tot levering op de boot.
4.5.
De kantonrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval geen overeenkomst van bewaarneming totstandgekomen is, zoals Pedro heeft betoogd. Ingevolge artikel 6:217 lid 1 BW komt ook een dergelijke overeenkomst tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. In het aan Pedro als derde-beslagene gegeven bevel in het beslagexploot ("
om het verschuldigde en/of de zaken onder zich te houden") waaraan Pedro vervolgens uitvoering heeft gegeven, ligt naar het oordeel van de kantonrechter geen aanbod en aanvaarding van partijen besloten. Daarbij neemt de kantonrechter in aanmerking dat [gedaagden] onweersproken heeft gesteld dat de boot zich reeds ten tijde van de verkoop op de werf van Pedro bevond, zodat vaststaat dat niet [gedaagden] de boot ernaartoe heeft verplaatst of laten verplaatsen. Voor het overige zijn geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit valt af te leiden dat tussen partijen overeenstemming is bereikt over betaalde stalling van de boot gedurende de beslaglegging.
4.6.
De regeling in de artikelen 856 juncto 857 Rv, waar Pedro zich ook op beroept, mist toepassing. Deze regeling geldt uitsluitend in gevallen waarin de gerechtelijke bewaring van de inbeslaggenomen zaken bevolen is. Die situatie doet zich hier niet voor.
4.7.
Tot slot is de kantonrechter van oordeel dat van ongerechtvaardigde verrijking geen sprake is. In artikel 6:212 lid 1 BW is bepaald dat hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, diens schade te vergoeden tot het bedrag van zijn verrijking. Een verrijking is ongerechtvaardigd indien daarvoor geen redelijke grond aanwezig is. Aan deze laatste voorwaarde is naar het oordeel van de kantonrechter (in elk geval) niet voldaan. Niet ter discussie staat namelijk dat [gedaagden] bevoegd was om tot beslaglegging over te gaan, teneinde zijn rechten aangaande de levering van de boot uit hoofde van de met [naam verkoper] gesloten koopovereenkomst zeker te stellen.
4.8.
De slotsom is dat de vordering geheel zal worden afgewezen. Pedro zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van [gedaagden] worden vastgesteld op:
- salaris gemachtigde € 600,00 (2 punten × tarief € 300,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering van Pedro af;
5.2.
veroordeelt Pedro in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagden] vastgesteld op € 600,00.
Aldus gewezen door mr. M. Sanna, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 april 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 752