ECLI:NL:RBNNE:2018:1310

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
18/830239-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging en seksueel corrumperen van minderjarige meisjes via telecommunicatie

Op 9 april 2018 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Groningen, die werd beschuldigd van het uiten van bedreigingen en het seksueel corrumperen van minderjarige meisjes. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan bedreigingen en het sturen van seksueel getinte berichten naar meisjes die de leeftijd van 16 jaar nog niet hadden bereikt. De verdachte zocht via verschillende telecommunicatienetwerken contact met deze minderjarigen en probeerde hen te bewegen voor de webcam te verschijnen om getuige te zijn van seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte grove bedreigingen heeft geuit en dat zijn gedrag ernstige inbreuken heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, wat hen langdurig angst en onzekerheid kan bezorgen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en impulsbeheersingsstoornis. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie tot verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen toegewezen en bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn psychische problemen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830239-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/930250-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
26 maart 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 18 november 2015 tot en met 8 december 2015 te Groningen, in elk geval in/vanuit Nederland, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2002) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] via het internet (ooVoo)
en/of het telecommunicatienetwerk één of meerdere bericht(en) verstuurd, met de woorden:
- “ Je staat al op internet Kk pedo” en/of
- “ Je bent dood” en/of
- “ Kk lijer Je bent echt dood Reken daar maar op” en/of
- “ Reken op problemen”,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 18 november 2015 tot en met 8 december 2015 te Groningen, in elk geval in/vanuit Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2002), door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] en/of tegen (een) ander(en) wederrechtelijk te dwingen iets te doen (te weten het verschijnen voor de webcamera), voornoemde [slachtoffer 1] via ooVoo heeft benaderd en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] één of meerdere bericht(en) heeft verstuurd, inhoudende (onder meer) de navolgende teksten:
- “ Je staat al op internet Kk pedo” en/of
- “ Je bent dood” en/of
- “ Kk lijer Je bent echt dood Reken daar maar op” en/of
- “ Reken op problemen” en/of
- “ En als je zo stoer bent laat je dan eens zien” en/of
- “ Ik weet dat je een man bent Bewijs dan het tegendeel” en/of
- “ Kom eens met bewijs dan”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
12 november 2015 tot en met 8 december 2015 te Groningen, in elk geval in/vanuit Nederland, [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2002) heeft bedreigd met verkrachting, met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] via het internet (ooVoo) en/of het telecommunicatienetwerk één of meerdere bericht(en) verstuurd, met de woorden:
- “ Kk Turk We maken je Af We hebben je adres al kk turk” en/of
- “ Wil je echt problemen Oke bij deze heb je problemen” en/of
- “ Wel eens een pik in je kont gehad Kk lijer”,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
12 november 2015 tot en met 8 december 2015 te Groningen, in elk geval in/vanuit Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2]
(geboren op [geboortedatum] 2002), door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 2] en/of tegen (een) ander(en) wederrechtelijk te dwingen iets te doen (te weten het verschijnen voor de webcamera), voornoemde [slachtoffer 2] via ooVoo heeft benaderd en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] één of meerdere bericht(en) heeft verstuurd, inhoudende (onder meer) de navolgende teksten:
- “ Kk Turk We maken je Af We hebben je adres al kk turk” en/of
- “ Wil je echt problemen Oke bij deze heb je problemen” en/of
- “ Wel eens een pik in je kont gehad Kk lijer” en/of
- “ Kom op Mijn pik is stijf Ik wil wel voor je rukken” en/of
- “ Ik geil op jou Als ik jou zie krijg ik een stijve Wil je het zien”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
20 februari 2017 tot en met 22 februari 2017 te Groningen, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2003) en/of de moeder van die [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk dreigend die [slachtoffer 3] via het internet (Facebook) en/of het telecommunicatienetwerk één of meerdere bericht(en) verstuurd, met de woorden:
- “ Sneu ventje We hebben je adres Dus pas goed op Ja nu ben je bang he” en/of
- “ Jij en je kk moeder gaan eraan”,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
20 februari 2017 tot en met 22 februari 2017 te Groningen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2003), door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 3] en/of tegen (een) ander(en) wederrechtelijk te dwingen iets te doen (te weten het verschijnen voor de webcamera), voornoemde [slachtoffer 3] via Facebook heeft benaderd en/of (daarbij) die [slachtoffer 3] één of meerdere bericht(en) heeft verstuurd, inhoudende (onder meer) de navolgende teksten:
- “ Sneu ventje We hebben je adres Dus pas goed op Ja nu ben je bang he” en/of
- “ Jij en je kk moeder gaan eraan” en/of
- “ Ik had dat meisje van je foto wel wat willen tonen Ik vind dat meisje echt leuk en lekker”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van
12 november 2015 tot en met 22 februari 2017 te Groningen, in elk geval in/vanuit Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1]
(geboren op [geboortedatum] 2002) en/of [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2002) en/of [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2003) en/of (een) ander(en) van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft/hebben bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe te bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, opzettelijk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of (een) ander(en) via het internet (ooVoo en/of Facebook) en/of het telecommunicatienetwerk (telkens) één of meerdere bericht(en) heeft
verstuurd met de woorden:
- “ Als je een meid was had ik je wel wat willen tonen” en/of
- “ Ik verlang naar jou Ik wil je iets tonen” en/of
- “ Ik heb iets lekkers” en/of
- “ Ik wil dat achterste meisje leren kennen Geef me haar oovoo eens” en/of
- “ Kom op Mijn pik is stijf Ik wil wel voor je rukken” en/of
- “ Ik geil op jou Als ik jou zie krijg ik een stijve Wil je het zien” en/of
- “ Ik had dat meisje van je foto wel wat willen tonen Ik vind dat meisje echt leuk en lekker”,
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie in de vervolging van het onder 4 ten laste gelegde gedeeltelijk niet ontvankelijk moet worden verklaard.
De raadsman heeft daartoe ten eerste aangevoerd dat aan verdachte een toezegging is gedaan dat de Belgische zaken, te weten de zaken met aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], niet zouden worden vervolgd. Deze toezegging moet leiden tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Ten tweede heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van de Belgische zaken niet aan de hoorplicht is voldaan. Uit het dossier blijkt niet dat aangeefsters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vervolging wensen, aangeefster [slachtoffer 2] wilde in eerste instantie zelfs geen contact met de politie. Nu de wens om verdachte ter zake van deze feiten te vervolgen niet evident is en sprake is van een geruim tijdsverloop, moet het openbaar ministerie ten aanzien van de vervolging van feit 4 gedeeltelijk niet ontvankelijk worden verklaard.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, mocht er al een toezegging aan verdachte zijn gedaan over het niet vervolgen van bepaalde strafbare feiten, deze toezegging geen betrekking kan hebben gehad op de ten laste gelegde feiten. Het openbaar ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging van de Belgische zaken.
De officier van justitie heeft voorts aangevoerd dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging, ondanks het niet-naleven van de hoorplicht. De regeling van de hoorplicht is niet geschreven in het belang van verdachte en in de onderhavige zaak zou het openbaar ministerie, ondanks een eventuele wens van aangeefster(s) tot niet-vervolging, gelet op de achtergrond van verdachte, toch vervolging hebben ingesteld.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vermeende toezegging van niet-vervolging van de Belgische zaken als volgt. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat aan verdachte een toezegging is gedaan dat de Belgische zaken niet zouden worden vervolgd. Voorts overweegt de rechtbank dat, als er al een gesprek over niet-vervolging van bepaalde strafbare feiten heeft plaatsgevonden, dit gesprek geen betrekking kan hebben gehad op de ten laste gelegde feiten. Op het moment dat dit gesprek zou hebben plaatsgevonden waren de ten laste gelegde feiten nog niet bekend bij de autoriteiten. De rechtbank oordeelt derhalve dat het verweer van de raadsman geen aanleiding geeft tot niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Voorts ziet de rechtbank, anders dan de verdediging, in het niet naleven van de plicht van het openbaar ministerie om de betrokken minderjarigen te horen geen reden voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De omstandigheid dat aangeefster [slachtoffer 2] in eerste instantie geen contact wilde met de politie maakt dit oordeel niet anders. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering schrijft voor dat het openbaar ministerie de minderjarige zo mogelijk in de gelegenheid moet stellen zijn mening kenbaar te maken over het gepleegde feit. Een gefundeerde wens van de minderjarige om niet te vervolgen dient het openbaar ministerie zwaar te laten wegen bij de beslissing over vervolging van het strafbare feit. De minderjarige heeft evenwel geen doorslaggevende stem. Hoewel het openbaar ministerie in onderhavige zaak niet aan voornoemde hoorplicht heeft voldaan, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hierdoor niet in zijn belangen is geschaad nu de officier van justitie ter terechtzitting heeft aangegeven dat zij hoe dan ook, dus onafhankelijk van de eventuele wens van de aangeefsters om niet te vervolgen, tot vervolging zou zijn overgegaan, gelet op de recidive en de ernst van de feiten. Bovendien is niet gebleken dat de aangeefsters geen vervolging wensen.
De rechtbank acht, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het openbaar ministerie ontvankelijk in de strafvervolging van de ten laste gelegde feiten.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1, 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, nu geen sprake is van het seksueel corrumperen als bedoeld in artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de uitlating van verdachte tegenover aangeefster [slachtoffer 3], te weten ‘ik had dat meisje van je foto wel iets willen tonen, ik vind dat meisje echt leuk en lekker’, onvoldoende concreet is om te kunnen spreken van een ontuchtig oogmerk. Ook ten aanzien van de uitlatingen tegenover aangeefster [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft de raadsman aangevoerd dat het ontuchtig oogmerk ontbreekt. Verdachte heeft met zijn uitlatingen de bedoeling gehad om na te gaan welke leeftijd de personen hadden met wie hij chatte en of het om een man of een vrouw ging en niet om minderjarige meisjes getuige te laten zijn van zijn seksuele handelingen. Derhalve ontbreekt bij het onder 4 ten laste gelegde de seksuele intentie en dient verdachte te worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 primair, 2 primair en 3 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
T.a.v. het onder 1 primair ten laste gelegde:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
20 juni 2017, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland d.d. 22 juni 2017 met nummer 2017087288/2016344744, inhoudende de verklaring van [verdachte];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor Burg. Verantwoordelijke van [slachtoffer 1] d.d. 9 december 2015, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d.
22 december 2015, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1].
T.a.v. het onder 2 primair ten laste gelegde:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
20 juni 2017, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor Burg. Verantwoordelijke van [slachtoffer 2] d.d. 15 december 2015, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor slachtoffer d.d.
22 december 2015, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2].
T.a.v. het onder 3 primair ten laste gelegde:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 20 juni 2017, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 maart 2017, inclusief bijlage, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier met nummer 2017087288 d.d. 22 juni 2017, inhoudende de verklaring van [getuige 3] namens [slachtoffer 3].
T.a.v. het onder 4 ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 26 maart 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Het klopt dat ik de teksten, zoals die staan opgenomen in de tenlastelegging, heb geuit in de richting van de aangeefsters. Achteraf ben ik me ervan bewust dat ik chatte met minderjarige meisjes. Toen ik de foto’s bekeek van de meisjes, bleken zij minderjarig te zijn. Er zitten meisjes bij die iets seksueels bij mij teweeg brengen. Ik gebruikte als chatnaam ‘aardige man 1’ en ‘wie wil er cammen’.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
20 juni 2017, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland d.d. 22 juni 2017 met nummer 2017087288/2016344744, inhoudende als verklaring van [verdachte]:
V: Wat was jouw bedoeling met de chatgesprekken die je voerde met [slachtoffer 2]?
A: Ik weet dat ze minderjarig zijn. Het wind me wel op als ik hun foto’s zie. Ik krijg dan seksuele gevoelens.
V: Wat was jouw bedoeling met de chatgesprekken die je voerde met [slachtoffer 1]?
A: Ik wist niet hoe oud ze exact was. Ik dacht misschien is dit een meisje die het wel wil, seksuele activiteiten.
V: Hoe probeer je dat te achterhalen?
A: Ik probeer in eerste instantie erachter te komen of ze daadwerkelijk meiden zijn en
als het zo is, dan probeer ik erachter te komen of ze in zijn voor seksuele handelingen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 20 juni 2017, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [verdachte]:
V: Wat vind je ervan dat je bent aangehouden?
A: Ik weet dat ik fout ben.
V: Voor wat zit je fout?
A: Contact zoeken met minderjarigen.
V: Contact zoeken is niet strafbaar, wat bedoel jij dan, waar hebben we het dan over?
A: Proberen seks te hebben voor de cam. Ik zocht contact via mijn telefoon met meisjes. Ik zoek naar een jonge meid.
V: Doe je dat ook, contact zoeken met meiden jonger dan 18.
A: Die zitten ertussen.
V: Met welk doel doe je dit?
A: Mezelf aftrekken.
Opmerking verbalisanten:
Aan de verdachte werd een foto getoond van [slachtoffer 3] die afkomstig is van de chat tussen [slachtoffer 3] en [verdachte].
V: Wanneer heb je met haar gechat?
A: Via facebook. Wanneer durf ik niet meer te zeggen.
V: Waar gingen de gesprekken over?
A: Over seks.
V: Hoe oud was dit meisje?
A: Zij is minderjarig, dat zie je meteen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 maart 2017, inclusief bijlage, opgenomen op pagina 9 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] namens [slachtoffer 3]:
Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe namens mijn dochter aangifte van bedreiging door een voor mij onbekende man tussen 20 februari 2017 en 22 februari 2017. Mijn dochter [slachtoffer 3] van toentertijd 13 jaar oud heeft een Facebookpagina. Ik hoorde dat er allemaal berichtjes binnen kwamen van een man genaamd [verdachte]. Dit waren de volgende berichtjes: […] Ik had dat meisje van je foto wel wat willen tonen, Ik vind dat meisje echt leuk en lekker.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor verhoor Burg. Verantwoordelijke van [slachtoffer 1] d.d. 9 december 2015, opgenomen op pagina 99 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1]:
Een drietal weken geleden heeft mijn dochter [slachtoffer 1] mij gezegd dat er iemand vreemde berichten naar haar stuurde op de videochat ‘OOVOO’. De voor haar onbekende probeerde met haar te cammen en dingen van haar gedaan te krijgen. Tevens wilde hij haar bepaalde beelden tonen. Wij hebben het account met de onbekende: ‘Wie wil er cammen’ met ID: ‘aardige-man1’ geblokkeerd.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d.
22 december 2015, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
[slachtoffer 1] zegt dat hij haar eerst belde, maar zij heeft afgelegd want zij kende hem niet. En toen begon hij te sturen. Zij was daar niet op ingegaan. Toen belde hij nog eens. Hij bleef sturen. [slachtoffer 1] denkt dat het twee weken geleden gebeurd is. Hij zei ben je geil enzo. Zij had dan twee dagen niets meer gehoord en toen dacht ze dat het gedaan was maar dan stuurde hij is
het gelukt. [slachtoffer 1] vroeg dan wat is gelukt en hij stuurde aftrekken. Zijn naam was ‘wie wil er cammen?’
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal verhoor slachtoffer d.d.
22 december 2015, opgenomen op pagina 91 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
[slachtoffer 2] praat over wat op internet gebeurde. Hij stuurde dingen die je niet hoort te sturen.
Dan stuurde hij ‘dat meisje op jouw profielfoto is geil of zoiets en dat die wou aftrekken’.
De verhoorder vraagt ‘wie is hij’?
[slachtoffer 2] zegt dat er een ander-naam bij stond ‘aardige man l’.
De verhoorder vraagt welke site.
[slachtoffer 2] zegt OOVOO. [slachtoffer 2] zegt dat het zo’n twee weken geleden is begonnen. [slachtoffer 2] zegt dat hij twee namen had ‘aardige man l’ en ‘wie wil er cammen’.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Blijkens de wetgeschiedenis van artikel 248d Sr is sprake van een ontuchtig oogmerk als de verdachte voor zijn eigen seksueel gerief een jeugdige aanwezig laat zijn bij seksuele handelingen. Uit de door verdachte ten overstaan van de politie afgelegde verklaringen – in samenhang met de overige voor het bewijs te gebruiken verklaringen – volgt dat verdachte meermalen via chatsites tegen minderjarige meisjes heeft gezegd seksuele handelingen in hun zicht te willen verrichten. Verdachte heeft de meisjes vervolgens gevraagd hun webcam aan te doen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte de bedoeling heeft gehad seksuele handelingen te verrichten voor de webcam, opdat de minderjarige meisjes hiervan getuige zouden zijn, voor zijn eigen seksueel gerief.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, inhoudende dat hij alleen wilde nagaan of hij niet te maken had met een man of een minderjarige, ongeloofwaardig. Deze verklaring strookt niet met de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen dat hij op zoek was naar contact met minderjarige meisjes om ze getuige te laten zijn van seksuele handelingen via de webcam. Bovendien blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte onder meer tegen de minderjarige meisjes met wie hij chatte heeft gezegd iets aan hen te willen tonen, een stijve pik te hebben, voor hen te willen rukken en op hen te geilen. Uit deze bewoordingen blijkt volgens de rechtbank voldoende dat sprake is geweest van een seksuele intentie bij verdachte.
Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij zich pas achteraf realiseerde dat hij chatte met minderjarige meisjes. De rechtbank schuift ook deze verklaring van verdachte opzij. Verdachte moet zich ervan hebben vergewist dat hij chatte met minderjarige meisjes, blijkens zijn eigen verklaring was hij op zoek naar contact met minderjarige meisjes. Niet alleen heeft verdachte verklaard dat er soms minderjarige meisjes zitten tussen de mensen met wie hij chat, ook heeft hij bij de politie verklaard, toen de politie hem de profielfoto van aangeefster [slachtoffer 3] toonde, dat je direct kon zien dat zij minderjarig was.
De rechtbank overweegt tot slot dat het feit dat het is gebleven bij een poging om de minderjarige meisjes getuige te laten zijn van seksuele handelingen puur is gelegen in het feit dat de minderjarige meisjes geen videogesprek met verdachte zijn aangegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting dat verdachte gepoogd heeft minderjarige meisjes ertoe te bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen. Gelet op de gebruikte bewoordingen en de door verdachte bij de politie afgelegde verklaringen kan het daarnaast niet anders dan dat verdachte een seksuele intentie, en daarmee een ontuchtig oogmerk, heeft gehad. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging en verklaart bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel corrumperen van minderjarige meisjes die de leeftijd van 16 jaar nog niet hadden bereikt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. primair.
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 18 november 2015 tot en met 8 december 2015 te Groningen, [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2002) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, meermalen, telkens opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] via het internet (ooVoo) meerdere berichten verstuurd, met de woorden:
- “ Je staat al op internet Kk pedo” en
- “ Je bent dood” en
- “ Kk lijer Je bent echt dood Reken daar maar op” en
- “ Reken op problemen”;
2 primair.
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 12 november 2015 tot en met 8 december 2015 te Groningen, [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2002) heeft bedreigd met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, meermalen, telkens opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] via het internet (ooVoo) meerdere berichten verstuurd, met de woorden:
- “ Kk Turk We maken je Af We hebben je adres al kk turk” en
- “ Wil je echt problemen Oke bij deze heb je problemen” en
- “ Wel eens een pik in je kont gehad Kk lijer”;
3 primair.
hij op verschillende tijdstippen, in of omstreeks de periode van 20 februari 2017 tot en met 22 februari 2017 te Groningen, [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2003) en de moeder van die [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft hij, verdachte, meermalen, telkens opzettelijk dreigend die [slachtoffer 3] via het internet (Facebook) meerdere berichten verstuurd, met de woorden:
- “ Sneu ventje We hebben je adres Dus pas goed op Ja nu ben je bang he” en
- “ Jij en je kk moeder gaan eraan”;
4.
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 12 november 2015 tot en met 22 februari 2017 te Groningen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 2002) en [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] 2002) en [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] 2003) van wie hij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe te bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, opzettelijk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] via het internet (ooVoo en/of Facebook) telkens meerdere berichten heeft verstuurd met de woorden:
- “ Als je een meid was had ik je wel wat willen tonen” en
- “ Ik verlang naar jou Ik wil je iets tonen” en
- “ Ik heb iets lekkers” en
- “ Ik wil dat achterste meisje leren kennen Geef me haar oovoo eens” en
- “ Kom op Mijn pik is stijf Ik wil wel voor je rukken” en
- “ Ik geil op jou Als ik jou zie krijg ik een stijve Wil je het zien” en
- “ Ik had dat meisje van je foto wel wat willen tonen Ik vind dat meisje echt leuk en lekker”, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
2. bedreiging met verkrachting en enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
3. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
4. poging tot een persoon, van wie hij redelijkerwijs moet vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, alsmede oplegging van de door de reclassering in het rapport van 8 maart 2018 geadviseerde bijzondere voorwaarden. Naast de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden heeft de officier van justitie gevorderd om als bijzondere voorwaarde in het vonnis op te nemen dat veroordeelde zich onthoudt van gedragingen die zijn gericht op het verkrijgen van kinderpornografisch materiaal op internetomgevingen en gedragingen die zijn gericht op het op internetomgevingen met kinderen communiceren over seksuele handelingen.
Bij haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten en met de recidive. Verder heeft de officier van justitie in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens de over hem opgemaakte rapportages, verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Tot slot heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte reeds wordt behandeld en dat hij gemotiveerd is om de behandeling te continueren.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de Notebook, merk Acer, en de telefoon, merk Wiko, verbeurdverklaring gevorderd. Ten aanzien van de telefoon, merk Acer, heeft de officier van justitie teruggave aan verdachte gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven zich te kunnen vinden in de door de officier van justitie voorgestelde strafmodaliteit. Voorts heeft de raadsman aangegeven dat verdachte bereid is zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden, alsmede aan het verlenen van zijn medewerking aan computercontrole.
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de goederen die onder verdachte in beslag zijn genomen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het uiten van bedreigingen en het seksueel corrumperen van minderjarige meisjes die de leeftijd van 16 jaar nog niet hadden bereikt door via verschillende telecommunicatienetwerken contact met hen te zoeken. Verdachte heeft grove bedreigingen geuit en seksueel getinte berichten gestuurd teneinde de slachtoffers te bewegen voor de webcam te verschijnen en getuige te zijn van seksuele handelingen.
Gelet op de lange periode, het aantal slachtoffers en de leeftijd van de slachtoffers is de rechtbank van oordeel dat het ernstige feiten betreffen. Deze feiten hebben inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de jonge slachtoffers, die hen nog langdurig gevoelens van angst en onzekerheid kunnen bezorgen, temeer nu verdachte de slachtoffers de indruk gaf van hun persoonlijke omstandigheden op de hoogte te zijn. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, mede gelet op het feit dat hij, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, kort voor het plegen van de strafbare feiten voor soortgelijke feiten is veroordeeld en heeft vastgezeten.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 9 maart 2018, opgemaakt door H. Scharft, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en vermijdende trekken (ook aanwezig t.t.v. het ten laste gelegde). Daarnaast is bij verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een andere gespecificeerde parafiele stoornis, waardoor hij zich seksueel aangetrokken voelt tot meisjes in de puberleeftijd. Ook is sprake van een impulsbeheersingsstoornis t.t.v. het ten laste gelegde.
De gedragingen werden deels beïnvloed door het hierboven genoemde. Verdachte heeft gehandeld vanuit een verminderd besef van de realiteit en had ook wat verminderde controle over zijn gedrag.
De inschatting van het recidiverisicio is laag-matig. Geadviseerd wordt om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Voorts wordt geadviseerd om de huidige behandeling bij Forint/AFPN en het begeleid wonen bij Exodus te continueren. Een zo langdurig mogelijk reclasseringstoezicht wordt wenselijk geacht.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 14 maart 2018, opgemaakt door C.J.F. Kemperman, psychiater. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Bij verdachte is sprake van een ongespecificeerde impulscontrolestoornis en een andere gespecificeerde parafilie (efebofilie), gefundeerd op een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde en schizoïde trekken. Dit was ook aanwezig tijdens het ten laste gelegde en beïnvloedde ook het gedrag van verdachte tijdens de ten laste gelegde periodes.
De mate waarin de stoornissen het ten laste gelegde beïnvloedden is matig.
Het recidiverisico zou zonder verbetering van de psychische gesteldheid als matig tot hoog ingeschat kunnen worden.
Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen. Voorts wordt een behandeling geadviseerd die is gericht op het impulscontroleprobleem, de efebofiele interesses, het adequater omgaan met seksuele behoeftes en het verbeteren van sociale vaardigheden met daarna het toewerken naar een geschikte woonvorm met toezicht. Een langdurig reclasseringstoezicht wordt wenselijk geacht.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van verdachte, met voormelde conclusies van de psychiater en de psycholoog en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank heeft tot slot kennis genomen van het rapport van het Leger des Heils d.d.
8 maart 2018, waarin wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met oplegging van bijzondere voorwaarden met een langdurig toezicht. De reclassering heeft aangegeven dat detentie nadelige gevolgen kan hebben voor de reeds gestarte behandeling en het recidiverisico.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank enerzijds rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten en anderzijds met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in de hiervoor genoemde rapporten. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven zich te schamen voor zijn handelen en zich bereid getoond de in verband met zijn psychische problemen gestarte behandeling te continueren.
Alles overwegend en gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden, met een proeftijd van 3 jaren, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd en hieronder in het dictum vermeld. De rechtbank overweegt voorts dat het controleren van de computer van verdachte op zijn internetgedrag gezien de bewezen verklaarde feiten en de recidive wenselijk is. Hierbij is ook van belang dat verdachte ter zitting heeft verklaard er geen problemen mee te hebben als iemand namens justitie zijn computer controleert.
De rechtbank overweegt tot slot dat de Notebook, merk Acer, en de telefoon, merk Wiko, verbeurd moeten worden verklaard nu de strafbare feiten met voormelde goederen zijn begaan, en dat de telefoon, merk Acer, aan verdachte kan worden teruggegeven.

Benadeelde partij

T.a.v. het ten laste gelegde onder 2 en 4:
[getuige 2] heeft zich namens haar dochter [slachtoffer 2] als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 3.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om € 250,- aan immateriële schadevergoeding toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Zij heeft gevorderd om de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk te verklaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard, gelet op het gebrek aan onderbouwing.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd, waardoor de rechtbank over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de eventueel geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 3 maart 2015, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op
18 maart 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 20 maart 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging voor de helft van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten 4 maanden, toe te wijzen en deze straf om te zetten in een taakstraf voor de duur van 240 uren. Ten aanzien van de overige 4 maanden opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie gevorderd de proeftijd te verlengen met 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals gevorderd in de hoofdzaak.
De hiervoor onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de bij voornoemd vonnis van 3 maart 2015 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig om slechts de helft, te weten 4 maanden, van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer te leggen en deze om te zetten in een taakstraf van 240 uren. De rechtbank zal daarom een taakstraf gelasten in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te geven. Voor de overige 4 maanden voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf bepaalt de rechtbank dat de proeftijd wordt verlengd voor de duur van twee jaren en dat aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals in het dictum vermeld ten aanzien van de hoofdzaak.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 45, 57, 248d en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1 primair, 2 primair, 3 primair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij de reclassering van het Leger des Heils, Damsterdiep 271 te Groningen, en dat hij zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende maximaal de duur van de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland (AFPN) of soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, op tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde vanaf de start van de proeftijd en gedurende maximaal de duur van de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten in de 24-uurs woonvoorziening Exodus of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
4. dat de veroordeelde, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, wordt verboden contact te (laten) leggen met de slachtoffers, te weten:
- [slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum] 2000,
- [slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum] 1999,
- [slachtoffer 6], geboren op [geboortedatum] 2000,
- [slachtoffer 7], geboren op [geboortedatum] 1998,
- [slachtoffer 8], geboren op [geboortedatum] 2000,
- [slachtoffer 9], geboren op [geboortedatum] 1999,
- [slachtoffer 10], geboren op [geboortedatum] 1998,
- [slachtoffer 11], geboren op [geboortedatum] 2001,
- [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 2002,
- [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum] 2002 en
- [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum] 2003;
5. dat de veroordeelde wordt verplicht zich te onthouden van (a) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen en (b) gedragingen die zijn gericht op internetomgevingen waarin over seksuele handelingen met kinderen kan worden gecommuniceerd.
Ten behoeve van de naleving van deze laatstgenoemde verplichting is veroordeelde verder verplicht zijn medewerking te verlenen aan het steekproefsgewijs laten controleren van zijn digitale gegevensdragers. De reclassering bepaalt in welke gevallen, op welke manier, door wie en wanneer de feitelijke controle plaatsvindt. Die medewerking dient uit het volgende te bestaan:
  • veroordeelde moet maximaal tweemaal per jaar in het kader van die controle aan de reclassering en eventueel door de reclassering uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot zijn woning;
  • veroordeelde moet dan op verzoek van de reclassering al zijn digitale gegevensdragers ter beschikking stellen dan wel overhandigen aan de reclasserings- of politiemedewerkers;
  • veroordeelde moet de reclassering dan wel de door hen uitgenodigde politiemedewerkers de toegang verschaffen tot alle aanwezige digitale gegevensdragers, bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
T.a.v. het ten laste gelegde onder 2 en 4:
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] in haar vordering niet ontvankelijk.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/930250-14:
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf tot 4 maanden voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland te Assen d.d. 3 maart 2015. Zet voornoemde gevangenisstraf van 4 maanden om in een taakstraf van 240 uren, te vervangen door 4 maanden vervangende hechtenis.
Verlengt ten aanzien van de resterende, bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen d.d. 3 maart 2015, opgelegde gevangenisstraf van 4 maanden de proeftijd met twee jaren en wijzigt de bijzondere voorwaarden die aan deze straf gekoppeld zijn in de bijzondere voorwaarden zoals hierboven in het dictum vermeld ten aanzien van de hoofdzaak.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen Notebook, merk Acer, en telefoon, merk Wiko.
Gelast de teruggaveaan veroordeelde van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon, merk Acer
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2018.