ECLI:NL:RBNNE:2018:1314

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
18/125396-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor wapenbezit, rijden onder invloed en hennepteelt

Op 9 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 9 maanden. De zaak betreft meerdere strafbare feiten, waaronder het rijden onder invloed van verdovende middelen, het voorhanden hebben van een semiautomatisch vuurwapen en het telen van hennep. De verdachte bestuurde op 25 augustus 2016 een auto terwijl hij onder invloed was en droeg een doorgeladen vuurwapen bij zich. Tevens werd in zijn woning een hennepkwekerij aangetroffen met ongeveer 305 hennepplanten en een illegale elektriciteitsaansluiting. De rechtbank oordeelde dat de verdachte grote risico's heeft genomen voor de veiligheid in de openbare ruimte en dat zijn gedrag onaanvaardbare risico's met zich meebracht. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in aanmerking genomen bij de strafoplegging. De verdachte is eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat meeweegt in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/125396-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
26 maart 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.I. de Ruiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2016 te Leeuwarden een of meer wapens van categorie III, te weten een semiautomatisch pistool (Walther PPK, 7.65 mm) en/of (een) bijbehorend(e) patroonmagazijn(en), en/of munitie van categorie III, te weten een hoeveelheid centraalvuur kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2016 te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een auto (kenteken [nummer] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een andere in artikel 8, eerste lid van genoemde wet bedoelde stof dan alcoholhoudende drank verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of een daartoe bij regeling van de Minister van Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
3.
hij op of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 25 augustus 2016 te Grou, gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand op of aan de Hoxma) ongeveer 305 hennepplanten, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 25 augustus 2016 te Grou, gemeente Leeuwarden met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand op of aan de Hoxma) ongeveer 305 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 25 augustus 2016 te Grou, gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
4.
hij op of omstreeks 1 juni 2016 tot en met 25 augustus 2016 te Grou, gemeente Leeuwarden
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (aan de Hoxma) heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Lianderaam N.V., in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 25 augustus 2016 te Grou, gemeente Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven persoon
en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, waarbij die onbekend gebleven persoon en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode van 1 juni 2016 tot en met 25 augustus 2016 te Grou, gemeente Leeuwarden in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door een woning aan de Hoxma ter
beschikking te stellen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde gevorderd. Ten aanzien van de in beslag genomen goederen heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde bewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1, 2, 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt.
T.a.v. het onder 1 ten laste gelegde:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Sporenonderzoek d.d.
15 september 2016, opgenomen op pagina 52 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016247906 d.d. 16 september 2016, inhoudende de relatering van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Sporenonderzoek van Politie Noord-Nederland d.d. 29 augustus 2016, opgenomen op pagina 59 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Onderzoek wapens en munitie d.d. 25 oktober 2016, opgenomen op pagina 60 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met 2016247906 d.d. 16 september 2016, inhoudende de relatering van verbalisanten;
5. een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie d.d. 19 oktober 2016, zaaknummer 2016.09.02.142, op ambstbelofte opgemaakt door ing. M.J.W. Pouwels, vast gerechtelijk deskundige, opgenomen op pagina 81 e.v. van voornoemd dossier.
T.a.v. het onder 2 ten laste gelegde:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 25 augustus 2016, opgenomen op pagina 148 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
T.a.v. het onder 3 primair ten laste gelegde:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 28 augustus 2016, opgenomen op pagina 107 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 29 augustus 2016, inclusief fotobijlagen, opgenomen op pagina 108 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant;
4. een schriftelijk bescheid, te weten een ruimlijst hennep, opgenomen op pagina 128 van voornoemd dossier.
T.a.v. van het onder 4 primair ten laste gelegde:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 1 september 2016, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 131 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medewerker] namens Liander N.V.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 augustus 2016 te Leeuwarden een wapen van categorie III, te weten een semiautomatisch pistool (Walther PPK, 7.65 mm) en bijbehorende patroonmagazijnen, en munitie van categorie III, te weten een hoeveelheid centraalvuur kogelpatronen, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 25 augustus 2016 te Leeuwarden, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een auto (kenteken [nummer] ) te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het vermoeden bestond dat hij onder invloed van een andere in artikel 8, eerste lid van genoemde wet bedoelde stof dan wel alcoholhoudende drank verkeerde, nadat hij de door een opsporingsambtenaar aan hem gevraagde toestemming tot het verrichten van een bloedonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van genoemde wet, niet had verleend, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie, zich aan dat bloedonderzoek te onderwerpen en geen medewerking daaraan heeft verleend;
3.
hij in de periode van 1 juni 2016 tot en met 25 augustus 2016 te Grou, gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de Hoxma, ongeveer 305 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij in de periode van 1 juni 2016 tot en met 25 augustus 2016 te Grou, gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning aan de Hoxma heeft weggenomen elektriciteit, toebehorende aan Liander N.V., waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2. overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
3 primair. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
4 primair. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van de goederen die onder verdachte in beslag zijn genomen heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor oplegging van een (deels voorwaardelijke) taakstraf. Hij heeft daartoe aangevoerd dat, gelet op het tijdsverloop, de aard van de ten laste gelegde feiten en de documentatie oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet gerechtvaardigd is. Subsidiair heeft de raadsman gepleit voor oplegging van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte rapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 25 augustus 2016, onder invloed van verdovende middelen een auto bestuurd, terwijl hij een doorgeladen semiautomatisch vuurwapen met munitie bij zich droeg en zich begaf in een dichtbebouwde buurt. Ter terechtzitting heeft verdachte bovendien verklaard dat hij in genoemde toestand vanuit zijn auto met het vuurwapen geschoten heeft. Verdachte heeft dusdoende onaanvaardbare risico’s in het leven geroepen voor de veiligheid in de openbare ruimte.
De rechtbank rekent verdachte het voorgaande zwaar aan, te meer nu uit het dossier is gebleken dat een buurtbewoonster de - kennelijk onder invloed verkerende - verdachte te hulp is geschoten door hem iets te drinken aan te bieden. Zij is vervolgens ongewild geconfronteerd met het vuurwapen dat verdachte op de bijrijdersstoel van zijn auto had liggen. De rechtbank overweegt dat dit een gevoel van onveiligheid voor de betreffende buurtbewoonster maar ook voor de maatschappij in het algemeen veroorzaakt.
De rechtbank rekent verdachte daarnaast aan dat hij zich tegenover de politie recalcitrant heeft gedragen en niet mee heeft willen werken aan een bloedonderzoek.
Tot slot is in de woning van verdachte een hennepkwekerij aangetroffen met ruim 300 hennepplanten en een illegale elektriciteitsaansluiting en zijn bij de ontmanteling van die hennepkwekerij patronen aangetroffen die horen bij het aangetroffen vuurwapen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte grote risico’s heeft genomen gelet op het verboden wapenbezit in combinatie met het aantreffen van een hennepkwekerij in zijn woning. Door aldus te handelen heeft verdachte bovendien slechts oog gehad voor zijn eigen geldelijke gewin en heeft hij grote veiligheidsrisico’s genomen. Voorts heeft verdachte meegewerkt aan het in stand houden van de vraag naar hennep, wat drugscriminaliteit bevordert en de volksgezondheid schaadt.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie eerder, maar niet recentelijk, is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van de VNN d.d.
20 maart 2018, waarin wordt geadviseerd om bij een bewezenverklaring aan verdachte een (deels) voorwaardelijk taakstraf op te leggen.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging de LOVS-oriëntatiepunten als vertrekpunt genomen en oordeelt, in tegenstelling tot het advies van de reclassering, dat de bewezenverklaarde feiten slechts een forse gevangenisstraf rechtvaardigen.
Alles overwegende en gelet op het tijdsverloop en de persoon van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, passend en geboden is. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf gepast om verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. De rechtbank verbindt aan de voorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de ouderdom van de feiten, een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank acht voorts, gelet op het bewezenverklaarde, een geheel onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden in deze zaak op zijn plaats.
De rechtbank overweegt tot slot dat de volgende in beslag genomen goederen moeten worden onttrokken aan het verkeer nu verdachte daarmee het onder 1 bewezen verklaarde heeft begaan: een zwart wapen (merk Walther Pkk), een patroonhouder (merk Walter Ppk 7,65 mm), negen stuks munitie (merk Geco Browning), een huls (merk Browning 7,65), een stuk munitie (merk Browning 7,65) en een patroonhouder (merk Walther Ppk 7,65 mm).

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36, 36c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 163 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
T.a.v. het onder 1, 2, 3 primair en 4 primair bewezen verklaarde:
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
T.a.v. het onder 2 bewezen verklaarde:
Veroordeelt verdachte tot:

een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de volgende in beslag genomen goederen:

  • een zwart wapen (merk Walther Pkk, nummer 767388);
  • een patroonhouder (merk Walter Ppk 7,65 mm, nummer 767594);
  • negen stuks munitie (merk Geco Browning, nummer 767598);
  • een huls (merk Browning 7,65, nummer 768425);
  • een stuk munitie (merk Browning 7,65, nummer 768438) en
  • een patroonhouder (merk Walther Ppk 7,65 mm, nummer 767390).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2018.