Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/730454-16:
De officier van justitie heeft veroordeling voor alle tenlastegelegde feiten gevorderd. Met betrekking tot het ad 2 tenlastegelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat de inbeslagneming van de betreffende drugs in strijd met artikel 56 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering heeft plaatsgevonden. Verdachte is door de opsporingsambtenaren reeds voordat hij was aangehouden op verdenking van enig strafbaar feit aan zijn kleding onderzocht.. Dat is een onjuiste volgorde, hetgeen betekent dat de fouillering onrechtmatig was en dat daarmee ook het aantreffen van de drugs bij de fouillering onrechtmatig was. Naar het oordeel van de officier van justitie moet dit leiden tot strafvermindering.
Parketnummer 18/720370-17:
De officier van justitie heeft de veroordeling gevorderd van het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/730454-16:
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er dusdanig ernstig getwijfeld moet worden aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden, met name aan de verklaring van [getuige 1] , dat deze verklaringen niet als bewijs gebruikt kunnen worden. Daarmee blijven slechts de aangiften over en de ontkennende verklaring van verdachte, zodat vrijspraak moet volgen. Met betrekking tot het ad 2 tenlastegelegde feit heeft de raadsman aangevoerd dat er geen ernstige bezwaren als bedoeld in artikel 56 lid 4 van het Wetboek van Strafvordering aanwezig waren, op grond waarvan een onderzoek aan de kleding van verdachte gerechtvaardigd was. Aldus was dit onderzoek onrechtmatig, hetgeen volgens de raadsman moet leiden tot strafvermindering.
Parketnummer 18/720370-17:
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte van dit tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken, nu er sprake is van een diametraal tegenover elkaar staande verklaring van enerzijds verdachte, en anderzijds aangever. Daarmee is onduidelijk wat er nu precies is gebeurd, hetgeen betekent dat vrijspraak moet volgen.
Oordeel van de rechtbank
Parketnummer 18/730454-16:
De rechtbank is van oordeel dat de in het dossier opgenomen verklaringen van de getuigen, en dan in het bijzonder de verklaring van de getuige (en medeverdachte) [getuige 1] , in onderling verband beschouwd voldoende consistent en betrouwbaar zijn, om als bewijs te kunnen worden gebruikt. Daarbij overweegt de rechtbank dat [getuige 1] niet alleen op een consequente en eenduidige wijze heeft verklaard over zijn eigen aandeel bij de verschillende diefstallen, maar ook dat hij aan de politie bij meerdere diefstallen de vindplaatsen van weggenomen goederen heeft aangewezen. Daarnaast komen de verklaringen van [getuige 1] bij meerdere diefstallen overeen met de verklaringen van de verschillende aangevers. Om die reden ziet de rechtbank, anders dan de raadsman heeft betoogd, geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van getuige (en medeverdachte) [getuige 1] .
De rechtbank constateert dat de verdachte in het proces-verbaal (ook) aangeduid wordt als [verdachte] of [verdachte] . Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zijn bijnaam (fonetisch) [verdachte] is.
De getuige [getuige 2] noemt het adres [straatnaam] te Grou als het woonadres van [verdachte] . Dit adres is ook door verdachte opgegeven als woonadres, alwaar hij bij zijn moeder woonde. Op dit adres is tweemaal door de politie in het kader van het onderhavige onderzoek binnengetreden ter inbeslagneming. Daarbij zijn daadwerkelijk goederen in beslag genomen, die genoemd worden in meerdere ten laste gelegde en hieronder bewezenverklaarde feiten. Bij deze feiten wordt door getuigen en medeverdachten telkens de betrokkenheid van verdachte aangegeven.
Gelet op het voorgaande, is de rechtbank ervan overtuigd dat met de namen [verdachte] of [verdachte] in het proces-verbaal de verdachte bedoeld is.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 127 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangeefster [getuige 3] :
“Ik doe namens het [bedrijf 1] gevestigd aan de [straatnaam] te Grou aangifte. Op 19 oktober 2015 omstreeks 2.59 uur werd ik gebeld door de alarmcentrale. Vervolgens ben ik naar Grou gereden. Ik zag dat hetzelfde raam dat de afgelopen week was ingegooid, nu ook ingegooid was. Ik zag dat er achter de balie, bij de kassa, verschillende soorten sigaretten waren weggenomen.”
Een bijlage bij voormelde verklaring van aangeefster, op pagina 130 van voormeld dossier, aangeduid als “Overzicht voorraadmutaties”, met daarop aangeduid “Diefstal met aangifte” en “aantal”, met het getal “150”.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 143 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
“Afgelopen nacht 19 oktober 2015 liep ik omstreeks 00.00 uur op de Stationsstraat te Grou. Op dat moment zag ik ter hoogte van het [bedrijf 1] , de mij bekende [getuige 1] staan. Tevens zag ik dat er twee personen bij het raam van de zijkant van het [bedrijf 1] wegrenden en zich verstopten. Ik herkende de twee jongens die bij het raam wegrenden als [naam 1] en [verdachte] . [verdachte] woont op de [straatnaam] te Grou.”
“Ik denk dat de eerste inbraak ongeveer een week of drie eerder gebeurd is als de tweede inbraak, die op 19 oktober 2015 is gepleegd. Ik lag bij de Stationsweg bij het appartementengebouw Roordastate toen omstreeks 2.30 uur [verdachte] weer zag aankomen. Hij was alleen. Ik zag dat hij naar het [bedrijf 1] liep. Ik zag dat [verdachte] wat glasscherven uit het kapotte raam trok en het kapotte gat groter maakte. Ik zag dat hij zich door het gat naar binnen wurmde en ik zag dat dat hij een tijdje in de winkel is geweest. Ik zag dat hij na ongeveer een minuut weer naar buiten kwam door dat kapotte gat in de ruit en ik zat dat hij een soort draagtas bij zich had. Het oogde alsof die tas aardig vol spullen zat.”
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 460 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“Ik zag dat [verdachte] en [naam 1] naar de [bedrijf 1] toelopen. Ik zag en hoorde dat [verdachte] een raam intrapte. Ik zag dat [verdachte] en [naam 1] wegdoken, omdat [getuige 2] eraan kwam. [verdachte] heeft op een later tijdstip sigaretten gestolen. [verdachte] heeft me de dag erna verteld dat hij bij de [bedrijf 1] was geweest en twee tassen helemaal vol had met sigaretten. Ik heb de tassen gevuld gezien met sigaretten.”
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding d.d. 18 februari 2017, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017043801 d.d. 27 maart 2017, inhoudende als relaas van verbalisanten:
“Op zaterdag 28 februari omstreeks 2.40 uur waren wij op het Ruiterskwartier te Leeuwarden. We kregen de opdracht van horeca coördinator [naam 2] om te gaan naar de broodjeszaak in de [straatnaam] te Leeuwarden. [naam 2] had een melding gehad dat twee mannen drugs aan het dealen warden. Het zou gaan om twee mannen waarvan één een blanke huidskleur had en de andere een donkere huidskleur. Wij zagen voor de ingang van de broodjeszaak twee personen bij elkaar staan waarvan één een donkere huiskleur had en de ander een blanke huidskleur. Wij vroegen de mannen zich te identificeren. De donkere persoon identificeerde zich door middel van een paspoort als zijnde [verdachte] . Ik besloot [verdachte] te onderzoeken aan de kleding. Ik zag in een zijvakje aan de binnenzijde van de tas een plastic bakje ter grootte van een pingpong bal. Ik opende dit bakje en zag hierin zes in vershoudfolie gedraaide bolletjes met een witte substantie zaten. Ik nam de drugs in beslag.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakte kennisgeving van inbeslagneming d.d. 18 februari 2017, opgenomen op pagina 4 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017043801 d.d. 27 maart 2017, inhoudende:
“Beslagene: [verdachte]
Volgnummer 1
Goednummer PL0100-2017043801-840608
Object: verdovende mid
Aantal/eenheid 6: stuks
Bijzonderheden: 6 bolletjes in poedervorm
Volgnummer 2
Goednummer PL0100-2017043801-840609
Object:
Bijzonderheden: 1 wikkel met inhoud in poedervorm”
3. Een drietal deskundigenrapporten afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2017.03.08.094 (respectievelijk aanvraag 001, 002 en 003), telkens d.d. 9 maart 2017 opgemaakt door ing. A.G.A. Sprong, op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Met telkens Politieregistratienummer:
01-2017043801
Aanvraag 001: “volgens opgave 0,33 gram, wit poeder in een toegevouwen papiertje. Conclusie: bevat cocaïne.”
Aanvraag 002: “In totaal volgens opgave 0,46 gram, wit poeder en brokjes in een verrassingsei met gripzakje met 4 bolletjes; aantal onderzocht een. Conclusie: bevat cocaïne.”
Aanvraag 003: “In totaal volgens opgave 0,58 gram, crèmekleurig poeder en brokjes in een verrassingsei met gripzakje met 2 bolletjes; aantal onderzocht een. Conclusie: bevat cocaïne.”
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 200 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangeefster [getuige 3] :
“Ik doe aangifte namens [bedrijf 1] , gevestigd aan de [straatnaam] te Grou. Vanmorgen 9 oktober 2015 omstreeks 7 uur kwam ik bij de winkel. Ik zag dat een ruit aan de voorzijde van de winkel ingeslagen was. Achter het verbroken raam staan sigaretten. Diverse pakjes zijn weggenomen. De goederen genoemd op de bijlage goederen zijn weggenomen.”
Een bijlage bij voormelde verklaring van aangeefster, op pagina 205 van voormeld dossier, aangeduid als “Overzicht voorraadmutaties”, met daarop aangeduid “Diefstal met aangifte” en “aantal”, met het getal “120”. De bovenste regel van deze bijlage geeft aan “200 ml”, en het totaal aantal aangeduid als sigaretten pakjes bedraagt derhalve 119.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 460 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“Er is daar bij het [bedrijf 1] nog een keer eerder ingebroken. Daar is toen een ruit ingegooid en gelijk hierna zijn er sigaretten uit gepakt. Dit heeft [verdachte] ook gedaan. Toen dit gebeurde was ik er heel kort bij. Ik heb gezien dat [verdachte] met de bougie het raam vernielde. Ik was hierbij. [verdachte] heeft mij verteld dat hij het raam van de [bedrijf 1] ging ingooien en sigaretten ging stelen. De eerste keer toen hij zijn arm door het raam stak, gaf hij mij de pakjes aan en heb ik die in mijn tas gedaan. Ik ben de enige die altijd een tas bij zich had. De pakjes die ik had bleven gedeeltelijk bij hem en ik nam zelf een paar mee.”
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 240 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
“Ik ben eigenaar van een Yamaha rubberboot met daarachter een Evinrude buitenboordmotor. De diefstal hiervan moet volgens mij eind augustus, begin september 2015 hebben plaatsgevonden. Ik had de boot met motor toen afgemeerd liggen bij een steiger in het water te Grou. Ik herkende de rubberboot en de motor op de foto gelijk als mijn eigen.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 471 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“ [verdachte] heeft een rubberboot gestolen. Deze was wit van kleur met een blauwe motor. De boot had een blauwe streep erop.”
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 244 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
“Onze buitenboordmotor is gestolen tussen plusminus 21.30 uur zaterdagavond 26 september 2015 en 13.00 uur zondagmiddag 27 september. De rubberboot met motor lag aan een afgesloten terrein in Grou. Er zat een AXA slot op en daaraan een rood benzinetankje met rode dop. Het goed als genoemd op de bijlage goederen werd weggenomen.”
Een bijlage goederen, opgenomen op pagina 246 van voormeld proces-verbaal houdt in: Object: buitenboordmotor (kortstaart) en merk/type: Yamaha kortstaart 5 PK en kleur: blauw
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2015, opgenomen op pagina 247 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
“Op 27 oktober 2015 omstreeks 18.30 uur zijn collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar aanleiding van een melding verdachte situatie ter plaatse geweest op de J.W. de Visserwei te Grou. Aldaar troffen zij een rubberboot aan met daaraan een buitenboordmotor bevestigd. In deze rubberboot lag op de vloer een losse buitenboordmotor. Ik, verbalisant [verbalisant 3] , tilde de buitenboormotor, welke lag in de rubberboot aan wal. Ik zag dat aan de buitenboordmotor een ringslot was bevestigd. Aan dit zwartkleurig ringslot van het merk AXA zag ik een metaalkleurige ring.”
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 236 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verbalisant:
“Met de verdachte [getuige 1] maakte ik, verbalisant, op donderdag 5 november 2015 een rondgang door het dorp Grou en over het [bedrijf 4] nabij Grou. Hij wees me toen meerdere plekken aan waar door hem, al dan niet met anderen samen diefstal was gepleegd of waar gestolen goederen waren achtergelaten. In het dorp Grou wees hij me de plek aan, waar hij de Yamaha rubberboot met de Evinrude buitenboordmotor steeds was achtergelaten. Ik zag dat dit het water van de Rjochte Grou betrof, nabij de fietsbrug bij de J.W. de Visserwei te Grou.”
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 472 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“ [verdachte] heeft de buitenboordmotor afgebeeld op fotoblad 5 gestolen om op zijn boot te zetten aangezien de motor het hiervan niet meer deed.”
Ten aanzien van het onder 6. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 271 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 3] :
“Ik doe hierbij alsnog aangifte van diefstal van mijn grijze rubberboot van het merk Quicksilver en een daarbij behorend grijs dekzeil. De boot en het afdekzeil zijn gestolen van het erf bij mijn chalet nummer 180 op het [bedrijf 4] in Grou. De diefstal is tussen half september 2015 en 19 oktober 2015 gepleegd. Ik hoor nu van u dat u de gestolen Quicksilver rubberboot heeft teruggevonden tijdens een politieonderzoek.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2015, opgenomen op pagina 267 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verbalisant:
“Met de verdachte [getuige 1] maakte ik, verbalisant, op donderdag 5 november 2015 een rondgang door het dorp Grou en over het [bedrijf 4] nabij Grou. In het dorp Grou wees hij me de plek aan waar hij een Quicksilver rubberboot met gestolen Evinrude buitenboordmotor had achtergelaten in een haventje.”
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 460 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“Uiteindelijk zagen we een rubberboot liggen. Het was een witte boot. Dit was bij de camping op [bedrijf 4], de rubberboot lag op het gras daar. [verdachte] heeft de boot in het water gedaan, en toen heeft hij de motor, die wij net daarvoor van de groene ijzeren boot hadden afgehaald, op die rubberboot gezet. Ik ben toen met de witte boot gaan varen.”
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 247 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
“Op 27 oktober 2015 omstreeks 18.30 uur zijn collega’s [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar aanleiding van een melding verdachte situatie ter plaatse geweest op de J.W. de Visserwei te Grou. Aldaar troffen zij een rubberboot aan met daaraan een buitenboordmotor bevestigd. In deze rubberboot lag op de vloer een losse buitenboordmotor. Tevens zagen we in de rubberboot een grijskleurig afdekzeil liggen.”
Ten aanzien van het onder 7. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 276 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 4] :
“Tussen 24 september en maandag 28 september 2015 is de buitenboordmotor van de schouw gestolen, die een ligplaats heeft in de baai achter de Hema te Grou. Ik heb op 4 oktober 2015 mijn buitenboordmotor teruggevonden achter een grijze rubberboot, die bij dezelfde ligplaats lag als waar de motor van mijn schouw was gestolen.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 472 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“ [verdachte] en ik zaten in de boot van [verdachte] en we voeren achter de Hema langs. Hier heeft [verdachte] de buitenboordmotor van de boot getild en in zijn boot gelegd. Ik zag dat de boot waar hij deze buitenboordmotor afhaalde een groene ijzeren boot was. Het was een ijzeren vissersbootje.”
Ten aanzien van het onder 8. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 314 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 5] :
“Ik ben eigenaar van een zeilboot die momenteel ligt aangemeerd in het water van de Rjochte Grou. Om in de kajuit te komen moet je een schuifluik naar voren schuiven en daarna een deurtje omhoog schuiven. Ik heb de volgende goederen herkend als mijn eigendom. Deze goederen zijn dus na 20 oktober 2015 gestolen uit mijn zeilboot.
-verrekijker in doos
-benzinetank met witte plastic zijkant
-de mag-lite zaklamp
-de viskoffer met inhoud
-de beide werphengels
Ik mis nog de volgende goederen:
-twee bigshoppers met handgereedschap
-een vijf liter jerrycan, kleur zwart met zwarte dop en zwarte schenktuit
-de brandblusser.
Alle gestolen goederen zijn mijn eigendom. Niemand heeft het recht of toestemming gekregen om die spullen te stelen.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 473 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“De verrekijker is ook gestolen uit een boot en drie a vier hengels. Daarbij heeft [verdachte] ook een mag-lite gestolen. Ik was er wel even bij. Er lag een boot met een hoop dingen erin de buurt van zijn boot bij de fietsbrug. Ik zag dat [verdachte] spullen uit een boot haalde waaronder de verrekijker. Er is ook een vissersdoos gestolen.”
Ten aanzien van het onder 9. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 335 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 12] :
“Ik doe aangifte mede namens de benadeelde [bedrijf 2] , [straatnaam] te Grou.
Wij hebben als bedrijf een opslagruimte achter het pand zitten waar we tankjes in opslag hebben. Ik kan me herinneren dat ik omstreeks 18 oktober 2015 daar voor het laatst ben geweest. Op woensdag 18 november 2015 ben ik gaan kijken in de opslag. Ik zag dat er een oranje brandstoftank van 12 liter was weggenomen. Verder zag ik dat er een zwarte jerrycan van 5 liter was weggenomen. Deze is voorzien van een groene dop. De beide weggenomen tankjes waren voorzien van benzine. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 473 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“ [verdachte] had mij ook verteld dat hij benzinetanken heeft gestolen bij een hokje ergens buiten. Dit hokje staat in het dorp bij [bedrijf 3] .
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 9. tenlastegelegde
De rechtbank overweegt ambtshalve dat uit via internet verkregen openbare informatie blijkt dat het [bedrijf 2] en [bedrijf 3] gevestigd zijn op hetzelfde adres, namelijk [straatnaam] te Grou.
Ten aanzien van het onder 10. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 342 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 6] :
“Ik doe aangifte van diefstal tussen zaterdag 3 oktober 2015 11.30 uur en zaterdag 3 oktober 15.00 uur van de snorfiets Spartamet met kenteken [kenteken] , die werd weggenomen voor mij woning op het adres [straatnaam] te Grou.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2015, opgenomen op pagina 348 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verbalisant:
“Ik deelde [naam 3] mede wat het doel van ons bezoek was. Ik vertelde hem dat wij 2 Spartamets in beslag kwamen nemen die in zijn fietsenberging zouden staan. Hierop hoor ik [naam 3] zeggen: “ja, dat klopt. Die staan daar. Maar de Spartamets zijn niet van mij. Die zijn van mijn broertje [verdachte] . Daarmee bedoel ik [verdachte] . Ik noem hem altijd [verdachte] . Hij woont in Grou. Hij sleutelt hier met vrienden aan de Spartamet’s.” Ik zag vervolgens dat er in die fietsenberging 2 Spartamets stonden en 1 hele nette damesfiets, van het merk Sparta, type Neo. Ik heb vervolgens de 2 Spartamets en de fiets in beslag genomen.”
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 491 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“Deze Spartamet komt vlakbij mijn woning vandaan. [verdachte] wilde die Spartamet ook hebben. Deze Spartamet heeft hij vervolgens weggenomen. Het frame is groen en er staat met grote letters Spartamet op.”
Ten aanzien van het onder 11. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 342 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 7] :
“Hierbij doe ik aangifte van de diefstal van mijn snorfiets voorzien van kenteken [kenteken] , merk Saxonette. Ik heb mijn snorfiets op maandag 28 september omstreeks 8.00 uur onder de carport van de woning van mijn ouders, [straatnaam] te Grou, geparkeerd. Toen ik op woensdag 14 oktober 2015 omstreeks 8.00 uur weer bij de woning van mijn ouders kwam, zag ik dat mijn snorfiets niet meer onder de carport stond.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 490 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“Een van de Spartamets kwam uit de straat vlak bij [verdachte] zijn thuis. Hij zag die Spartamet staan en wilde die hebben. Deze Spartamet stond onder een carport. [verdachte] heeft het achterwiel opgetild en is zo weggegaan.”
Ten aanzien van het onder 12. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 379 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 8] :
“Ik doe aangifte van diefstal tussen dinsdag 20 oktober 2015 te 21.00 uur en woensdag 21 oktober te 10.00 uur van mijn Spartamet met het kenteken [kenteken] . De Spartamet stond voor de woning van perceel [straatnaam] te Leeuwarden.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 489 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“Ja, ik bedoel [straatnaam] in Leeuwarden. Daar uit de buurt zou die Spartamet moeten komen. [verdachte] heeft 1 Spartamet met zijn broer uit Leeuwarden gehaald. Dit heeft [verdachte] gezegd. Met gehaald bedoel ik gestolen.”
Ten aanzien van het onder 13. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 342 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 6] :
“Bij de tweede diefstal, ik ben ervan overtuigd dat dit gebeurd is op zondag 18 oktober 2015, is er ingebroken in mijn losse fietsenschuur bij mijn woning op het adres [straatnaam] te Grou. De haak met schroefdraad is met geweld uit het kozijn getrokken om binnen te komen. In die schuur stond mijn inmiddels aangeschafte Hercules Saxonette. Die stond op slot. Van die Saxonette zijn dus onderdelen gestolen: de carburateur, de kabelboom met gashendel, remhendel en choke.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 491 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“ [verdachte] is vaker geweest bij die man die bij ons op de camping woont. [verdachte] is daar geweest om onderdelen te halen. Deze man had ook nog een nieuwe spartamet. [verdachte] heeft hier de onderdelen vanaf gehaald. Ik was hier bij. Ik heb gezien dat hij er een grijs onderdeel vanaf had gehaald. Dit grijze ding regelt iets met de benzine van de spartamet.”
Ten aanzien van het onder 14. en 15. ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 421 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 10] :
“Mijn fiets (Sparta Neo, grijs, damesfiets) is gestolen tussen vrijdag 7 augustus 2015 te 13.30 uur en zaterdag 8 augustus 2015 te 17.15 uur in Leeuwarden. De waarde van de fiets is 600 euro.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 19 oktober 2015, opgenomen op pagina 491 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verdachte [getuige 1] :
“BVH 2015231224 diefstal fiets Grou.
O: Aan verdachte wordt een foto van de bewuste fiets getoond.
V. Wat is dit voor fiets?
A: Dat is een fiets die van het station in Grou af komt.
V: Wat is daar dan gebeurd?
A: [verdachte] zag deze fiets staan en heeft hem weer meegenomen op het voorwiel en het achterwiel optillend.
V: Waaraan herken jij de fiets van de foto als de fiets van het station in |Grou?
A: Omdat [verdachte] daar een hele tijd op gefietst heeft. Hij heeft er wel een nieuw slot op gezet, dat hij bij de Action gekocht had voor 5 euro. Dat zei hij tegen mij.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2015, opgenomen op pagina 424 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verbalisant:
“Ik deelde op 5 november 2015 [naam 3] mede wat het doel van ons bezoek was. Ik vertelde hem dat wij 2 Spartamets in beslag kwamen nemen die in zijn fietsenberging zouden staan. Hierop hoor ik [naam 3] zeggen: “ja, dat klopt. Die staan daar. Maar de Spartamets zijn niet van mij. Die zijn van mijn broertje [verdachte] . Daarmee bedoel ik [verdachte] . Ik noem hem altijd [verdachte] . Hij woont in Grou. Hij sleutelt hier met vrienden aan de Spartamet’s.” Ik zag vervolgens date er in die fietsenberging 2 Spartamets stonden en 1 hele nette damesfiets, van het merk Sparta, type Neo. Ik heb vervolgens de 2 Spartamets en de fiets in beslag genomen. Ik hoorde [naam 3] vervolgens zeggen: “Die fiets is niet van mij. Die is ook van [verdachte] .””
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 9 oktober 2015, opgenomen op pagina 428 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 10] :
“Ik ben eigenaar van een Sparta Neo fiets, kleur grijs. Deze fiets is dit jaar al eerder gestolen bij station Grou. Ik heb toen aangifte gedaan van diefstal onder nummer 2015231224. Ik heb de fiets na politieonderzoek op 16 november 2015 teruggekregen van de politie. Gisteren, dinsdag 15 december 2015 was ik tussen 17.00 uur en 20.30 uur aan het werk bij supermarkt Lidl aan de Stationsweg te Grou. Ik heb mijn fiets toen op slot gezet in een fietsenrek achtergelaten omstreeks 16.50 uur, dat is tussen de oliebollenkraam en de ingang van de Jumbo. Bij terugkomst bij de fietsenrekken zag ik dat mijn fiets er niet meer stond. Ik mocht toen bij de Jumbo beelden bekijken en ik zag toen dat er op 15 december 2015 om 17.20 uur een jongen bij mijn fiets stond. Ik zag op de beelden dat hij een sleutel in het slot stak en dat hij daarna de fiets meenam en wegreed. Ik kan nog verklaren dat ik de fiets dus onlangs van de politie heb teruggekregen nadat die fiets al eerder in augustus 2015 was gestolen. Er zat toen een zwart beugelslot op de fiets met een sleutel erin. Dat was een ander slot dan het originele wat er in augustus 2015 op had gezeten. Ik heb dat slot laten zitten en heb de fiets dus met dat slot afgesloten toen ik de fiets op dinsdag 15 december 2015 bij de Jumbo stalde.”
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2015, opgenomen op pagina 434 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2015304846-A d.d. 28 december 2015, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
“Op dinsdag 22 december 2015 begaven wij ons naar perceel [straatnaam] te Grou. Op aankloppen deed de later door ons aangehouden verdachte [verdachte] open. Wij, verbalisanten, zagen vervolgens in het aangebouwde schuurtje bij de woning een Sparta Neo damesfiets staan. Ik, verbalisant Dekker, herkende vrijwel onmiddellijk de damesfiets als zijnde een damesfiets die ik kort geleden aan een aangeefster uit Grou had terug gegeven nadat die gestolen was en werd aangetroffen in Leeuwarden bij een broer van de aangehouden verdachte [verdachte] . Ik zag namelijk dat de fiets nog immer was voorzien van een touwtje waaraan een formulier van een Kennisgeving van Inbeslagname bevestigd had gezeten. Ook was het mij, Dekker bekend dat bij deze diefstal het slot van de fiets vervangen was door een ander slot. Ik zag dat dit slot nog op de fiets in de schuur aanwezig was. Nadat wij de verdachte de cautie hadden gegeven verklaarde de verdachte: “ik heb de fiets van een junk aan de deur gekocht voor 10 euro. Hij heet [naam 5].” Wij verbalisanten zagen dat de verdachte met een van de sleutels van het sleutelbosje uit zijn broekzak het slot van de fiets opende.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 14. En 15. tenlastegelegde
De rechtbank is op basis van voormelde bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte de onder 14. en onder 15. tenlastegelegde diefstallen heeft gepleegd. Het bewijs van het onder 14. tenlastegelegde feit bestaat uit de aangifte van [slachtoffer 10] en de verklaring van verdachte [getuige 1] . Hieruit blijkt dat verdachte de door hem gestolen fiets heeft voorzien van een ander slot. Voorts blijkt dat deze fiets met een ander slot met daarin een sleutel is aangetroffen bij de broer van verdachte in Leeuwarden, en na inbeslagneming door de politie, is teruggegeven aan aangeefster.
Het onder 15. tenlastegelegde feit ziet op de tweede diefstal van deze fiets op 15 december 2015. Deze diefstal vindt plaats door het gebruikmaken van een sleutel om het slot van de fiets te openen. Aangeefster [slachtoffer 10] heeft verklaard dat zij na de teruggave van deze fiets, deze heeft gebruikt met het slot met sleutel zoals ze deze aantrof op de aan haar door de politie teruggegeven fiets. Gelet op het feit dat verdachte na de eerste diefstal een slot voor de fiets gekocht heeft, en dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij een nieuw gekocht slot altijd -minimaal- twee passende sleutels verstrekt worden, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte ten tijde van de tweede diefstal op 15 december 2015 in het bezit geweest is van een/de passende sleutel van het betreffende slot en dat hij deze diefstal ook gepleegd heeft. Bovendien is de betreffende fiets op 22 december 2015 op zijn woonadres (opnieuw) door de politie inbeslaggenomen. Een alternatief scenario ziet de rechtbank niet, waarbij de verklaring van verdachte dat de fiets voor 10 euro van een junk gekocht is, als ongeloofwaardig wordt beschouwd, mede gelet op de waarde van de fiets ten tijde van de eerste aangifte van 600 euro.
Parketnummer 18/720370-17:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2017, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
“Ter plaatse op 13 november 2017 omstreeks 15.15 uur troffen wij voor de MC Donalds, Wirdumerdijk te Leeuwarden, twee manspersonen aan, te weten:
[verdachte] , [geboortedatum] -1993 te [geboorteplaats] , en
[naam 4] . Omstreeks 15.30 uur zag ik, verbalisant [slachtoffer 11] , [verdachte] fietsen over de Wirdumerdijk te Leeuwarden. Wij, verbalisanten [verbalisant 4] en [slachtoffer 11] zagen dat [verdachte] wegfietste en op een afstand van ongeveer 5 meter achterom keek en wij hoorden dat hij zei: ik vind je toch een flikker.”
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 november 2017, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
“Ik zag dat [verdachte] achterom keek over zijn linkerschouder, en in mijn richting en niet in de richting van zijn vriend [naam 4] , die aan zijn rechterkant fietste, toen hij zei: ik vind jou een flikker.”