ECLI:NL:RBNNE:2018:1482

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
18/830200-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met geweld en bedreiging in de woning van het slachtoffer

Op 23 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die beschuldigd werd van verkrachting. De verdachte is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 juli 2016, waarbij de verdachte de woning van het slachtoffer binnendrong en haar met geweld en bedreiging dwong tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de borsten van het slachtoffer heeft betast, zijn tong in haar mond heeft geduwd, en zijn penis in haar vagina heeft geduwd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als voldoende betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat er onvoldoende bewijs was. De rechtbank heeft ook de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd in overweging genomen, zoals de kwetsbaarheid van het slachtoffer en de impact van de daad op haar leven. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij een schadevergoeding van € 5.023,31 is vastgesteld, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om deze schadevergoeding te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830200-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 23 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
9 april 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Bloemberg, advocaat te Haarlem.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juli 2016 te Winschoten, gemeente Oldambt, in elk
geval in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
door bedreiging met geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum] 1969) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte, meermalen,
althans eenmaal, (telkens):
- de borsten en/of (een ander deel van) het lichaam van die [slachtoffer]
betast/aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, tong in en/of tegen de mond van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht en/of (aldus) die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of (aldus) die [slachtoffer]
vaginaal gepenetreerd,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat hij, verdachte:
- omstreeks 5.00 uur 's ochtends de woning van die [slachtoffer] zonder haar toestemming heeft binnengedrongen en/of (waarbij) dat binnendringen gepaard
is gegaan met een harde knal van de achterdeur van de woning van die [slachtoffer] en/of
- de mondprothese van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Spoel je mond!", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- de arm(en) van die [slachtoffer] (stevig en/of met kracht) heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op de rug van die [slachtoffer] gedraaid/gedrukt en/of
- die [slachtoffer] (stevig en/of met kracht) bij de schouder(s) heeft vastgegrepen en/of (vervolgens) die [slachtoffer] tegen de muur heeft gegooid/geduwd en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgegrepen en/of die keel heeft dichtgeknepen en/of
- zijn, verdachtes, hand(en) voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of (daarbij) die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Je gaat eraan, je gaat eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] op een tafel heeft gegooid/geduwd en/of
- ( vervolgens) de broek/onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft gedrukt/geduwd,
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en daartoe verwezen naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu er zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring van dit feit te kunnen komen. Zij heeft daartoe primair aangevoerd dat de door het vermeende slachtoffer, [slachtoffer], afgelegde verklaringen onvoldoende betrouwbaar zijn om bij te kunnen dragen tot het bewijs, nu deze verklaringen zeer wisselend, inconsistent en innerlijk tegenstrijdig zijn. Subsidiair, indien de rechtbank de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen wel betrouwbaar acht, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er zich in het dossier onvoldoende steunbewijs voor deze verklaringen bevindt.
Ten aanzien van het los bij het onderliggende strafdossier gevoegde proces-verbaal van bevindingen, inhoudende de verklaring van [getuige], heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze verklaring niet tot het bewijs mag worden gebezigd. De ondervraging van [getuige] is in strijd met de "Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, verdachten en getuigen” (hierna: aanwijzing AVR) omdat het verhoor van deze getuige niet auditief is geregistreerd. Tot slot heeft de raadsvrouw benadrukt dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat de seks tussen hem en [slachtoffer] van beide kanten geheel vrijwillig was, niet door de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen wordt weerlegd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. de door verdachte op de terechtzitting van 9 april 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op 21 juli 2016 heb ik geslachtsgemeenschap gehad met [slachtoffer] in haar woning te Winschoten. Tijdens de seks heb ik onder andere haar borsten aangeraakt. We hebben ook gezoend. Ik nam het initiatief tot een zoen in haar nek en daarna hebben we geknuffeld en ook getongzoend.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 augustus 2016, opgenomen op pagina 9 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016209218 d.d. 18 mei 2017, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 21 juli 2016 werd ik, verbalisant, gebeld door collega's. Zij waren bij [bedrijf] te Winschoten omdat een medewerkster van [bedrijf], [slachtoffer], direct bij aanvang van haar dienst aan haar leidinggevende had verteld dat zij zojuist was verkracht in haar woning. Ik, verbalisant, kreeg [medewerker 1] aan de telefoon. [medewerker 1] is werkbegeleider bij [bedrijf]. Zij gaf aan dat [slachtoffer], nadat zij vanochtend op haar werk was verschenen, direct naar haar en [medewerker 2] toe was gekomen. Zij vertelde hen toen dat zij die ochtend door haar buurman was verkracht in haar eigen woning.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 mei 2017, opgenomen op pagina 130 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medewerker 2]:
Ik ben de werkbegeleider van [slachtoffer] bij [bedrijf]. Op 21 juli 2016 kwam [slachtoffer] op het werk en toen was zij erg overstuur. Ze was aan het huilen en kwam slecht uit haar woorden. Volgens mij waren zowel [medewerker 1], de werkleider bij [bedrijf], als ik op dat moment bij haar. We hadden een gesprek met [slachtoffer] in het kantoor van [medewerker 1]. [slachtoffer] vertelde dat zij was verkracht door haar buurman. Het woord verkrachting heeft zij zelf genoemd. Het verhaal van [slachtoffer] maakte zo'n indruk op mij dat ik het gevoel had dat ik hier iets mee moest.
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 september 2016, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten [1] :
[slachtoffer] vertelt dat ze op donderdagochtend om 04.30 uur was opgestaan. Ze deed de schuurdeur open en heeft ongeveer 10 tot 15 minuten buiten gezeten met koffie en een sigaret. Na het roken en de koffie wil ze beginnen met het verzorgen van haar vogels. Ze loopt via de schuur naar de aangrenzende keuken. De achterdeur trekt ze achter zich dicht, maar niet op slot. Ze staat voor de wasbak bij het aanrecht en gaat haar tanden poetsen. Ze heeft haar mondprothese uitgedaan. Terwijl ze haar tanden poetst, hoort ze een keiharde knal van de achterdeur. Ze schrikt hier heel erg van en dan staat 'die vieze zwarte' tegen de deurpost van de keuken. Op de drempel tussen de keuken en de schuur. Met 'die vieze zwarte' bedoelt [slachtoffer] haar soort van buurman genaamd [verdachte]. [slachtoffer] vertelt vervolgens dat hij, de buurman, achter haar langs loopt. Hij gaat links van haar staan, pakt haar prothese en zegt tegen haar: "Spoel je mond!". [slachtoffer] raakte in paniek. Hij pakt haar bij haar keel vast en zegt: "Ik heb je bij [naam 1] weg zien komen". [slachtoffer] had gezegd dat dit klopte. Ze zegt ook: "Geef hem terug". Doelend op de prothese. Hij laat haar los en legt de prothese op de koelkast. Ze pakt de prothese en doet deze in haar mond. Ze is erg bang. Ze gaat in de schuur zitten, een sigaret draaien. Ze hoopt dat hij rustiger wordt en dan weggaat. Hij pakt haar vervolgens bij haar schouder, trekt haar omhoog aan haar pyjama en zet haar tegen de muur van de schuur. Pakt haar opnieuw bij haar keel met zijn hand en drukt zijn hand op haar mond. Hij zegt: "Je gaat eraan, je gaat eraan". De toon waarop hij dit tegen haar zegt, maakt haar erg bang. [slachtoffer] zegt alleen maar: "Ga weg, ga weg", als ze spreken kan. Ze durft niet te schreeuwen. Ze durft ook niet te slaan of te schoppen. Hij staat tegen haar aan. Ze weet niet meer welke hand hij waarvoor gebruikt. Als hij zijn hand voor haar mond heeft zegt hij tegen [slachtoffer]: "Hou je mond en je doet wat ik zeg!". Hij draait haar arm op haar rug. Ze weet niet hoe. [verdachte] heeft de spullen op de tafel in de schuur op de grond gegooid. Hij smijt haar op de tafel, op haar rug. [slachtoffer] lag op haar rug en met haar billen op de tafel. Haar benen hingen naar beneden. [verdachte] trekt haar pyjamabroek en onderbroek naar beneden tot haar enkels. Hij staat tegenover haar en doet zijn knoop en riem los en doet de rits van zijn broek naar beneden. Ze weet niet meer of hij iets gezegd heeft, ze blijft herhalen dat hij weg moet gaan. [verdachte] zegt alleen maar dat ze moet doen wat hij zegt. Ze is heel erg bang en heeft het gevoel dat het haar laatste minuten zijn. Dan is er seksueel contact. Uiteindelijk vertelt [slachtoffer] dat het geslachtsdeel van [verdachte] in haar vagina is geweest. Ze voelt zich bang en benauwd. [verdachte] beweegt zijn geslachtsdeel in haar vagina en dit duurt ongeveer 2 tot 3 minuten. [slachtoffer] duwt hem van zich af met haar handen, dan gaat hij even met zijn bovenlijf naar achteren maar komt terug en gaat verder. [verdachte] zei toen dat hij was klaargekomen. Daarmee stopte het. Toen [verdachte] klaar was gekomen heeft ze heel snel haar broek omhoog gedaan en zei: "Ga weg!". [verdachte] zegt: "Je houdt je mond tegen [naam 2]". Hij is via de voordeur de woning van [slachtoffer] uitgelopen. Als [verdachte] weg is, begint [slachtoffer] het hele huis bij elkaar te schreeuwen. Ze gooit alles in de was en gaat douchen met zeep, ze voelt zich heel erg smerig en vies van binnen. Als ze op haar werk komt, vertelt ze haar werkleider wat er is gebeurd en deze belt de politie. Zelf durft [slachtoffer] dat niet.
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2018, als los document gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik, verbalisant, heb telefonisch contact gezocht met [getuige]. Ik vroeg [getuige] of hij kennis had van aangever [slachtoffer] en wat er met haar gebeurd zou zijn. [getuige] verklaarde dat [slachtoffer] hem inderdaad op de hoogte had gebracht van de gebeurtenissen met de buurman. Op mijn vraag: "Wat kun je je nog van die periode herinneren?" verklaarde [getuige]: "[slachtoffer] was ontzettend angstig en nerveus. Dat ligt sowieso in haar aard, maar dat was in dit geval echt heel erg aan de orde. Ze was zo bang dat zij niet eens alleen in haar huis durfde te zijn. Ik heb toen een dikke week bij [slachtoffer] gelogeerd. Ik kon overnachten op de slaapkamer van [slachtoffer] haar dochter. Het heeft een hele poos geduurd voordat [slachtoffer] weer alleen in haar woning durfde te zijn. En nog steeds voelt zij zich niet veilig in haar eigen woning".
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het voorschrift van artikel 342 tweede lid, Sv leidt ertoe dat - in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer en verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan - de rechter naast de betrouwbaarheid van de verklaring van het (vermeende) slachtoffer dient te beoordelen of voor de beweringen van het (vermeende) slachtoffer voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de tenlastelegging moet - met andere woorden - niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaring van het (vermeende) slachtoffer volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig dient te zijn uit een andere bron.
De rechtbank stelt voorop dat zij noch in het strafdossier noch naar aanleiding van het verhandelde ter terechtzitting objectieve aanwijzingen heeft gevonden die ertoe zouden moeten leiden dat de verklaring van [slachtoffer] als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat voornoemde verklaring voldoende steun vindt in de andere gebezigde bewijsmiddelen. In de eerste plaats betreffen dit de verklaringen van getuige [medewerker 1] (zoals opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen op pagina 9 e.v.) en de verklaring van getuige [medewerker 2]. Zowel getuige [medewerker 1] als getuige [medewerker 2] verklaren dat zij op 21 juli 2016 werkzaam waren als werkbegeleiders bij [bedrijf] en dat [slachtoffer] hen - nadat zij zichtbaar geëmotioneerd en overstuur op haar werk was verschenen - heeft verteld dat zij die ochtend door verdachte was verkracht in haar eigen woning. Getuige [medewerker 2], die [slachtoffer] al enige tijd kent, geeft voorts aan dat hij meteen het gevoel had dat het menens was en dat hij hetgeen [slachtoffer] hem zojuist had verteld serieus nam.
Daarnaast is er de verklaring van getuige [getuige], zoals opgenomen in het als los document bij het strafdossier gevoegde proces-verbaal van bevindingen. [getuige] bevestigt daarbij aan de politie dat hij, nadat zijn goede vriendin [slachtoffer] hem had verteld te zijn verkracht door haar buurman, langere tijd bij haar heeft gelogeerd omdat zij erg overstuur was en ontzettend bang was. Voor zover de raadsvrouw zich heeft willen beroepen op het bepaalde in artikel 359a Sv aangaande bewijsuitsluiting vanwege de wijze van verbaliseren van de verklaring van deze getuige overweegt de rechtbank als volgt. Evenals de raadsvrouw stelt de rechtbank vast dat de ondervraging van [getuige] in strijd is met de aanwijzing AVR, nu het verhoor van deze getuige niet auditief is geregistreerd. De rechtbank is echter van oordeel dat niet is gebleken van doelbewust omzeilen of negeren van de aanwijzing AVR bij het ondervragen van [getuige], dan wel dat verdachte hierdoor in zijn verdediging zou zijn geschaad. De rechtbank zal derhalve constateren dat er sprake is van een vormverzuim, echter zal zij hieraan niet het gevolg van bewijsuitsluiting verbinden en dit proces-verbaal van bevindingen wel tot het bewijs bezigen.
Verdachte bevestigt voorts zelf de context van de verklaring van [slachtoffer], met name zijn aanwezigheid op de in de verklaring van [slachtoffer] genoemde plaats en tijd(spanne).
Het door verdachte geschetste alternatieve scenario, dat hij - nadat hij al een aantal maanden geen contact meer had gehad met [slachtoffer] en met wie hij in onmin leefde - op 21 juli 2016 rond 05.00 uur 's ochtends naar haar woning is toegegaan om met haar te praten over haar contact met zijn ex-vriendin en dat deze ontmoeting er in heeft geresulteerd dat zij met wederzijdse instemming seks met elkaar hadden (en dat alles in een zeer korte tijdspanne), acht de rechtbank niet aannemelijk.
Het feit dat verdachte pas nadat er een geruime tijd was verstreken en niet eerder dan nadat onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut had uitgewezen dat het zijn sperma was dat was aangetroffen in het lichaam van [slachtoffer] met dit alternatieve scenario is gekomen, sterkt de rechtbank in haar overtuiging. Dit handelen van verdachte kan de rechtbank niet begrijpen als verdachte zou worden gevolgd in zijn stelling dat hij het ten laste gelegde niet heeft gepleegd.
Op basis van het vorenstaande acht de rechtbank het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 juli 2016 te Winschoten, gemeente Oldambt,
door geweld en andere feitelijkheden en door bedreiging met geweld,
[slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1969) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen
van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij, verdachte:
- de borsten en het lichaam van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, tong in en/of tegen de mond van die [slachtoffer]
geduwd/gebracht en/of aldus die [slachtoffer] ge(tong)zoend en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht
en vervolgens heen en weer bewogen en aldus die [slachtoffer]
vaginaal gepenetreerd,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden of die bedreiging
met geweld hierin dat hij, verdachte:
- omstreeks 5.00 uur 's ochtends de woning van die [slachtoffer] zonder haar toestemming heeft binnengedrongen en waarbij dat binnendringen gepaard is gegaan met een harde knal van de achterdeur van de woning van die [slachtoffer] en/of
- de mondprothese van die [slachtoffer] heeft afgepakt en/of daarbij die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Spoel je mond!", en/of
- de arm van die [slachtoffer] stevig en/of met kracht heeft vastgepakt en vervolgens op de rug van die [slachtoffer] gedraaid/gedrukt en/of
- die [slachtoffer] stevig bij de schouders heeft vastgegrepen en vervolgens die [slachtoffer] tegen de muur heeft geduwd en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgegrepen en/of
- zijn, verdachtes, hand voor de mond van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Je gaat eraan, je gaat eraan" en/of
- vervolgens die [slachtoffer] op een tafel heeft geduwd en/of
- vervolgens de broek/onderbroek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en/of
- vervolgens zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Verkrachting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd, gelet op de bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn –naar hij wist beperkte- buurvrouw. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en heeft zich niets gelegen laten liggen aan het recht van het slachtoffer om verschoond te blijven van dergelijke inbreuken op haar lichamelijke integriteit. Evenmin heeft verdachte zich bekommerd om de gevolgen die zijn handelen op het slachtoffer zouden kunnen hebben.
Het behoeft immers geen betoog dat de gevolgen van een dergelijke seksuele ervaring voor het slachtoffer zeer traumatisch kunnen zijn en zeer belemmerend voor zijn of haar verdere (seksuele) ontwikkeling, waarbij blijvende emotionele schade niet kan worden uitgesloten. Ook in de onderhavige zaak ondervindt het slachtoffer thans nog immer de gevolgen van hetgeen verdachte haar heeft aangedaan, zoals blijkt uit de namens haar opgestelde en ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Daarnaast leiden dergelijke feiten tot grote verontwaardiging en maatschappelijke onrust.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden. Als uitgangspunt voor een verkrachting wordt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden gehanteerd.
De rechtbank overweegt dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld en bestraft voor verkrachting. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden wederom een vergelijkbaar strafbaar feit te plegen. Het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank dan ook zonder meer het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Ten nadele van verdachte houdt de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat voorts rekening met het feit dat de verkrachting plaatsvond in de woning van het slachtoffer, een plaats waar zij zich te allen tijde veilig zou moeten kunnen voelen, met het feit dat verdachte misbruik heeft gemaakt van de (geestelijke) kwetsbaarheid van het slachtoffer en met het gegeven dat verdachte geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de omtrent verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage d.d. 15 februari 2018 en op het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 6 april 2018. De deskundigen van het Pieter Baan Centrum hebben aangegeven dat zij, gelet op de weigering van verdachte zijn medewerking te verlenen aan enig onderzoek, niets kunnen zeggen over het risico op recidive vanuit een eventuele stoornis en dat zij derhalve afzien van enige gedragskundige advisering over een eventueel geïndiceerde behandeling of begeleiding in een strafrechtelijk kader. De reclassering geeft aan dat zij - mede gelet op het voorgaande - geen andere mogelijkheid zien dan te adviseren om verdachte, bij een bewezenverklaring, te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De reclassering ziet geen meerwaarde in het adviseren van reclasseringsinterventies, nu verdachte niet intrinsiek gemotiveerd is voor enige behandeling en zich in dat geval hoogstwaarschijnlijk sociaal wenselijk zal opstellen en zich aan de afspraken zal houden zonder daarbij daadwerkelijk enig inzicht in zijn persoon te geven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd van na te noemen duur. Deze gevangenisstraf is lager dan de straf die door de officier van justitie is geëist, nu de rechtbank van oordeel is dat deze straf op juiste wijze recht doet aan de ernst van het strafbare feit.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 23,31 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 8.600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij integraal dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de door haar bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij betoogd dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd en dat het een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren om de precieze hoogte van de geleden schade vast te stellen, hetgeen tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij zou moeten leiden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade van € 23,31, volledig toewijsbaar is.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze toewijsbaar is tot een bedrag van € 5.000,00. De rechtbank stelt dit bedrag vast met gebruikmaking van haar schattingsbevoegdheid, waarbij zij rekening heeft gehouden met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij en de bedragen die rechtbanken in vergelijkbare gevallen aan smartengeld plegen toe te kennen.
De rechtbank zal de vordering derhalve gedeeltelijk toewijzen tot een bedrag van in totaal
€ 5.023,31 (bestaande uit € 23,31 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2016. Het overige deel van de vordering zal de rechtbank afwijzen.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 5.023,31(zegge: vijfduizend drieëntwintig euro en eenendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2016.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige wordt afgewezen.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] te betalen een bedrag van € 5.023,31 (zegge: vijfduizend drieëntwintig euro en eenendertig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 23,31 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. S. Zwarts en mr. A.G.D. Overmars, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 april 2018.

Voetnoten

1.Zie hiertoe eveneens het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2017, opgenomen op p. 30 e.v. van voornoemd dossier (inhoudende het verbatim uitgewerkte studioverhoor van [slachtoffer] d.d. 22 september 2016)