ECLI:NL:RBNNE:2018:1826

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 april 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
18/830017-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging en medeplegen van zware mishandeling na onvoldoende bewijs van actieve betrokkenheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en medeplegen van zware mishandeling. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden op 13 september 2015 in Groningen, waarbij de verdachte aanwezig was bij geweldpleging door zijn vrienden tegen twee slachtoffers. De officier van justitie en de verdediging hebben beiden vrijspraak gevorderd, stellende dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zelf geweld heeft gepleegd of dat hij op enige wijze een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte aanwezig was bij het geweld, er geen bewijs was dat hij zelf geweldshandelingen heeft verricht of dat hij het geweld van anderen heeft ondersteund. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht aan de ten laste gelegde feiten heeft geleverd. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast zijn de benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830017-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 april 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 april 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.L.P. Fauser, advocaat te Delfzijl.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
dat hij op of omstreeks 13 september 2015 te Groningen
openlijk, te weten aan/op het Damsterdiep, in elk geval op of aan de openbare
weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, door
die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of ongecontroleerd),
in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan en/of te
trappen en/of te schoppen, en/of
die [slachtoffer 2] te stompen en/of te staan;
2.
dat hij op of omstreeks 13 september 2015 te Groningen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, een of
meer breuk(en) van de jukbeenderen, een verbrijzelde kaak, en/of een
hersenschudding,
heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht
en/of ongecontroleerd), in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam te stompen
en/of te slaan en/of te trappen en/of te schoppen;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 september 2015 te Groningen
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht en/of
ongecontroleerd), in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam heeft gestompt
en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 september 2015 te Groningen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met
kracht en/of ongecontroleerd), in/tegen het gezicht/hoofd en/of lichaam te
stompen en/of slaan en/of trappen en/of schoppen,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een (meervoudig) gebroken
neus, een of meer breuken van de jukbeenderen, een verbrijzelde kaak, en/of
hersenschudding ten gevolge heeft gehad;
3.
dat hij op of omstreeks 13 september 2015 te Groningen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] te stompen en/of te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 3 ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte geweld heeft gepleegd richting [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] noch dat hij aan het door zijn vrienden gepleegde geweld een bijdrage heeft geleverd die voldoende significant en wezenlijk was.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft eveneens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 1, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 3 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting weliswaar is gebleken dat verdachte bij het door zijn vrienden gepleegde geweld aanwezig is geweest, maar dat niet is gebleken dat hij zelf geweldshandelingen heeft verricht of op andere wijze het door anderen gepleegde geweld heeft ondersteund.
Aldus is niet komen vast te staan dat verdachte een bijdrage van voldoende gewicht aan de hem ten laste gelegde feiten heeft geleverd.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 777,00 ter vergoeding van materiële schade en
€ 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 622,43 ter vergoeding van materiële schade en € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
De rechtbank acht betrokkenheid van verdachte bij de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de door hen ingediende vorderingen.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte 1, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk is.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zijn vordering niet-ontvankelijk is.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. M. Haisma en
mr. A. Jongsma, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2018.
Mr. Fransen en mr. Jongsma zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.