In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 13 april 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en medeplegen van zware mishandeling. De tenlastelegging betrof incidenten die plaatsvonden op 13 september 2015 in Groningen, waarbij de verdachte aanwezig was bij geweldpleging door zijn vrienden tegen twee slachtoffers. De officier van justitie en de verdediging hebben beiden vrijspraak gevorderd, stellende dat niet bewezen kon worden dat de verdachte zelf geweld heeft gepleegd of dat hij op enige wijze een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte aanwezig was bij het geweld, er geen bewijs was dat hij zelf geweldshandelingen heeft verricht of dat hij het geweld van anderen heeft ondersteund. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht aan de ten laste gelegde feiten heeft geleverd. De rechtbank heeft de verdachte dan ook vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Daarnaast zijn de benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de betrokkenheid van de verdachte bij de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.