ECLI:NL:RBNNE:2018:1829

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
18/850009-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak betrokkenheid hennepteelt in bedrijfspand met broer en veroordeling voor het voorhanden hebben van imitatievuurwapens en traangas

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van betrokkenheid bij hennepteelt en het voorhanden hebben van wapens. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van hennepteelt, omdat de indirecte bewijsmiddelen onvoldoende sterk waren om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat de verdachte betrokken was bij de teelt of aanwezigheid van hennep in het pand. De rechtbank overwoog dat er geen getuigenverklaringen waren die de betrokkenheid van de verdachte konden bevestigen en dat de aangetroffen goederen in het pand niet direct konden worden gelinkt aan de verdachte in de ten laste gelegde periode.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van vier imitatievuurwapens en een busje traangas. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte deze wapens in zijn bezit had, ondanks dat hij ontkende dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van deze voorwerpen. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke geldboete op van € 1.000,- met een proeftijd van één jaar, waarbij rekening werd gehouden met de schending van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat de verdenking van betrokkenheid bij hennepteelt een grote impact op zijn leven had gehad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850009-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 mei 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1977 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 maart 2018 en 17 april 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 25 juni 2014 tot 10 februari 2015,
in de gemeente Pekela, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
al dan niet in het kader van een beroep of bedrijf,
in een loods/pand gelegen aan de [straatnaam] [nummer] te Nieuwe Pekela,
en/of in een of meer units/ruimtes in dat pand (ook) aangeduid als
[straatnaam] [nummer] en/of [nummer] en/of [nummer] en/of [nummer] te Nieuwe Pekela,
een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
de rechtspersoon/rechtspersonen [bedrijf 1] en/of
[bedrijf 2] en/of [bedrijf 3]
en/of [bedrijf 4] en/of [bedrijf 5]
en/of [bedrijf 6] ,
in of omstreeks de periode van 24 juni 2014 tot 10 februari 2015,
in de gemeente Pekela, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere natuurlijke persoon/personen
en/of rechtspersoon/rechtspersonen, althans alleen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
al dan niet in het kader van een beroep of bedrijf,
in een loods/pand gelegen aan de [straatnaam] [nummer] te Nieuwe Pekela,
en/of in een of meer units/ruimtes in dat pand (ook) aangeduid als [straatnaam]
[nummer] en/of [nummer] en/of [nummer] en/of [nummer] te Nieuwe Pekela,
een grote hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot welk(e) feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met een ander, althans
alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke verboden gedraging(en)
verdachte tezamen en in verenging met een ander, althans alleen, feitelijk
leiding heeft gegeven;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
[medeverdachte] en/of een of meer onbekend gebleven persoon/personen in of
omstreeks de periode van 24 juni 2014 tot 10 februari 2015, in de gemeente
Pekela, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen,
opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, (in een of meer units)
in een pand aan [straatnaam] [nummer] te Nieuwe Pekela,
al dan niet in het kader van een beroep of bedrijf,
een (grote) hoeveelheid hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een
materiaal bevattende hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte toen daar
in de gemeente Pekela, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal
opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft
en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
door opzettelijk aan die [medeverdachte] en/of onbekend gebleven persoon/personen
voornoemd(e units in het) pand voor de teelt en/of de bereiding en/of
bewerking en/of verwerking, althans aanwezig hebben, van hennepplanten
ter beschikking te stellen;
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2015 te Muntendam, althans in de gemeente
Menterwolde,
- ( een) wapen(s) van categorie I onder 7,
zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een)
voor ontploffing bestemde voorwerp(en), te weten
een luchtdruk-machinepistool, model FN P90 TR, kaliber 6 mm BB, en/of
een veerdrukpistool, model Walther PPK, kaliber 6 mm BB, en/of
een veerdrukpistool, model Glock 26, kaliber 6 mm BB, en/of
een veerdrukpistool Umarex, model Beretta PX4, kaliber 6 mm BB,
voorhanden heeft gehad,
en/of
- een wapen van categorie II onder 6, te weten een busje traangas,
voorhanden heeft gehad.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1 primair ten laste gelegde gevorderd.
Hij heeft daartoe naar voren gebracht dat uit het dossier is gebleken dat in het bedrijfspand aan de [straatnaam] [nummer] te Nieuwe Pekela hennep aanwezig is geweest en is geteeld, bewerkt en verwerkt en dat voorts uit diverse omstandigheden volgt dat verdachte met zijn broer een rol heeft gehad bij die hennepteelt. Verdachte en zijn broer zijn namelijk gezamenlijk eigenaar van het gehele pand, terwijl op de datum van aanhouding geen sprake was van verhuur. Daarnaast zijn vingerafdrukken van verdachte en zijn broer aangetroffen op goederen die rechtstreeks verband houden met de hennepteelt. In de auto en in de woning van de medeverdachte zijn verder veel aantekeningen gevonden die zonder twijfel gaan over de teelt van hennep. Ondersteunend daaraan acht de officier van justitie dat beide verdachten in het bezit waren van wapens, veel gebruik maken van contant geld en auto's en andere uitgaven hebben die niet passen bij hun inkomen. In de visie van de officier van justitie is bovendien te bewijzen dat verdachte en zijn broer in de ten laste gelegde periode hennep hebben geteeld. Hij wijst op de positieve netwerkmetingen, de hoge temperatuur in de droogruimte ten tijde van de doorzoeking, de bevindingen naar aanleiding van de camerabeelden, de omstandigheid dat het gehele pand vol lag met hennepgerelateerde goederen en de ongeloofwaardige of kennelijk leugenachtige verklaring van de medeverdachte op diverse punten. Gelet op bovenstaande resultaten, in onderling verband en samenhang bezien, acht de officier van justitie dit feit wettig en overtuigend te bewijzen.
Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling voor het onder 2 ten laste gelegde gevorderd, ten aanzien van welk feit verdachte een grotendeels bekennende verklaring heeft afgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte op de hoogte was van hennepteelt in het betreffende pand en hierbij op enigerlei wijze betrokken is geweest.
Het onder 2 ten laste gelegde wordt door verdachte bekend en kan worden bewezen, met uitzondering van het onderdeel dat ziet op het speelgoedwapen met een rood dopje dat door dit kenmerk niet op een echt vuurwapen lijkt.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat op 10 februari 2015 in de loods van het bedrijf van verdachte en zijn broer een ontmantelde hennepkwekerij en -drogerij is aangetroffen. Op diverse plaatsen in het pand werden daarnaast hennepgerelateerde goederen gevonden. Ook volgt uit het dossier dat in (een deel van) het betreffende pand eerder, te weten in de periode voorafgaand aan 21 maart 2012, door een huurder een hennepstekkerij was gevestigd. In de woning en auto van verdachte zijn bovendien diverse aantekeningen met daarop berekeningen die kennelijk zien op de productie in hennep inbeslaggenomen.
In het dossier bevinden zich geen verklaringen van getuigen waaruit kan worden afgeleid dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode in het betreffende pand bezighield met hennepteelt. De positieve netwerkmetingen hadden betrekking op een kabel waarop, naast het pand van verdachte, meerdere andere panden waren aangesloten. De beschrijvingen van de camerabeelden duiden evenmin direct op de teelt van hennep. Voorts is over de aangetroffen natte potgrond, hennepresten en de hoge temperatuur in de droogruimte door de verbalisanten dermate summier gerelateerd, dat daaraan geen concrete conclusies ten aanzien van de teelt, dan wel de aanwezigheid van hennep in de tenlastegelegde periode kunnen worden verbonden.
Verdachte heeft ontkend betrokken te zijn geweest bij enige hennepteelt in het pand. Hij heeft naar voren gebracht dat de hennepgerelateerde goederen die zich in zijn loods bevonden, zijn achtergelaten door voormalige huurders die zich bezighielden met hennepteelt en dat hij en zijn broer deze, bij gebrek aan nieuwe huurders, enkel hebben verplaatst. Naar het oordeel van de rechtbank wordt deze verklaring van verdachte onvoldoende door de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen weerlegd.
Al met al moet worden geconcludeerd dat het dossier weliswaar indirecte bewijsmiddelen bevat die kunnen duiden op betrokkenheid van verdachte bij de teelt of aanwezigheid van hennep in het pand aan de [straatnaam] [nummer] te Nieuwe Pekela in de ten laste gelegde periode, maar dat deze bewijsmiddelen, ook indien deze in onderling verband worden beschouwd, onvoldoende sterk zijn om buiten redelijke twijfel vast te stellen dat hiervan sprake was.
Feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzittingen van 19 maart 2018 en 17 april 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
In mijn woning te [woonplaats] is na mijn aanhouding op 10 februari 2015 een viertal op wapens gelijkende voorwerpen aangetroffen. Ik wist dat deze zich in mijn woning bevonden. Ook bevond zich daar een busje pepperspray.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen wapens en munitie d.d. 24 februari 2015, opgenomen op pagina 678 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 01MOR14021-JUS-001/01-2014068615 d.d. 9 november 2015, inhoudende als bevindingen:
Door de politie Noord-Nederland werden op een vuurwapen en munitie gelijkende voorwerpen inbeslaggenomen onder [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1977.
Wapen 1:
Voorwerp geschikt voor be- of afdreiging in de vorm van een machinepistool
Merk : Geen aanduiding
Model : FN P90 TR
Kaliber : 6 mm 88
Het voorwerp betreft een kunststof, elektrisch aangedreven, luchtdruk- machinepistool.
Het luchtdruk-machinepistool vertoont voor wat betreft vorm en afmetingen een sprekende
gelijkenis met een bestaand vuurwapen, namelijk een machinepistool, merk: FN Herstal
model P90 TR. Het wapen valt niet onder de uitzondering als bedoeld (speelgoed) richtlijn 2009/48/EG. Derhalve is het voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens
en munitie.
Wapen 2:
Het voorwerp is een veerdrukpistool, voorwerp geschikt voor be- of afdreiging,
Merk : Geen merkaanduiding
Model : Walther PPK
Kaliber : 6 mm 88
Het veerdrukpistool vertoont voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis
met een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk: Walther model PPK. Het wapen valt niet onder de uitzondering als bedoeld (speelgoed) richtlijn 2009/48/EG. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie.
Wapen 3:
Het voorwerp is een veerdrukpistool, voorwerp geschikt voor be- of afdreiging,
Merk :GSG
Model : Glock 26 (opschrift 17 mini)
Kaliber : 6 mm 88
Het veerdrukpistool vertoont voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis
met een vuurwapen namelijk een pistool van het merk: Glock model: 26. Het wapen valt niet onder de uitzondering als bedoeld (speelgoed) richtlijn 2009/48/EG. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie.
Wapen 4:
Het voorwerp is een veerdrukpistool, voorwerp geschikt voor be- of afdreiging,
Merk : Umarex
Model : Beretta PX4
Kaliber : 6 mm BB
Serienummer : 0611854
Het veerdrukpistool vertoont voor wat betreft vorm en afmeting een sprekende gelijkenis
met een vuurwapen, namelijk een pistool van het merk: Beretta model: PX4. Het wapen valt niet onder de uitzondering als bedoeld (speelgoed) richtlijn 2009/48/EG. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1 categorie I onder 7 van de Wet wapens en munitie, gelet op artikel 3 onder a van de Regeling wapens en munitie.
Wapen 5:
Voorwerp bestemd voor het treffen van personen met een traanverwekkende of
soortgelijke stof.
Soort: Busje met traangas
Het gaat hier om een voorwerp in de vorm van een busje dat volgens het opschrift "CS
gas" (traangas) bevat. Uit onderzoek bleek mij, verbalisant, dat het busje gevuld was met een stof, vloeistof of gas c.q. een combinatie daarvan. Traangas is een traanverwekkende of soortgelijke stof. Gezien de constructie van het busje is deze bestemd voor het treffen van personen. Door middel van het eenvoudig indrukken van een knop, ingebouwd in het deksel van het busje, kan het gas worden gespoten uit de spuitmond in het deksel aan de voorzijde van het busje. Betreffend spuitbusje is een voorwerp, bestemd voor het treffen van personen met traangas, zijnde een traanverwekkende of soortgelijke stof. Derhalve is het busje met traangas, een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie II onder 6 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank overweegt dat zij op grond van bovenstaande bewijsmiddelen ten aanzien van alle inbeslaggenomen op vuurwapens gelijkende voorwerpen - en derhalve ook ten aanzien van het veerdrukpistool, gelijkende op het model Walther PPK, zijnde het wapen met het rode dopje - wettig en overtuigend bewezen acht dat sprake is van een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is de rechtbank van oordeel dat hieraan niet afdoet dat één van die voorwerpen een rood dopje heeft.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
2.
hij op 10 februari 2015 te Muntendam,
- wapens van categorie I onder 7,
zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens, te weten
een luchtdruk-machinepistool, model FN P90 TR, kaliber 6 mm BB, en
een veerdrukpistool, model Walther PPK, kaliber 6 mm BB, en
een veerdrukpistool, model Glock 26, kaliber 6 mm BB, en
een veerdrukpistool Umarex, model Beretta PX4, kaliber 6 mm BB,
voorhanden heeft gehad,
en
- een wapen van categorie II onder 6, te weten een busje traangas,
voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
2.
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, waarvan 80 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft hierbij aangegeven dat hij een taakstraf van 240 uren, waarvan 80 voorwaardelijk passend had gevonden, indien geen sprake was geweest van een lang tijdsverloop.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, uitgaande van een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde, gepleit voor een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel, gelet op het lange tijdsverloop en de impact die de verdenking van betrokkenheid bij het onder 1 ten laste gelegde op zijn leven heeft gehad.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een viertal imitatievuurwapens en een busje traangas. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen is niet toegestaan en kan een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken.
Verdachte is blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten. Uit het reclasseringsrapport en het verhandelde ter terechtzitting komt voorts naar voren dat vooral de verdenking van betrokkenheid bij de tenlastegelegde hennepteelt een grote impact op het leven van verdachte heeft gehad.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten op grond waarvan voor het voorhanden hebben van één (speelgoed)pistool een geldboete van € 550,-- en voor het voorhanden hebben van één busje met traangas een geldboete van € 290,-- geïndiceerd is. Voor het bewezen verklaarde feit is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel dan ook een onvoorwaardelijke geldboete van € 1.000,- op zijn plaats.
De rechtbank constateert echter dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM, nu de berechting van de strafzaak in eerste aanleg pas ruim 3 jaren na aanvang van de termijn is afgerond. De rechtbank zal vanwege deze overschrijding, maar ook vanwege de verstrekkende gevolgen die het strafrechtelijk onderzoek in verhouding tot de aard van het uiteindelijk bewezenverklaarde feit, voor verdachte heeft gehad, volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete.
Alles afwegend acht de rechtbank de oplegging van een geheel voorwaardelijke geldboete van € 1.000,-- met een proeftijd van 1 jaar vanwege het tijdsverloop passend en geboden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a , 14b , 14c , 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
betaling van een
geldboete ten bedrage van € 1.000,-- (zegge: éénduizend euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Bepaalt dat deze geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 1 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Haisma, voorzitter, mr. M.W.B. Venema en
mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2018.
Mr. Venema en Van Sloten zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.