ECLI:NL:RBNNE:2018:1968

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
18/730367-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling in café met CO2 luchtpistool en bedreiging van barman

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die in december 2017 in een café in Appelscha een barman heeft gegijzeld. De verdachte toonde een CO2 luchtpistool aan de barman, die dacht dat het een echt vuurwapen was. Het doel van de verdachte was om door de politie opgepakt te worden, zodat hij hulp kon krijgen voor zijn problemen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte uit eigenbelang handelde, zonder rekening te houden met de traumatische ervaring die hij de barman bezorgde. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich door de reclassering moet laten begeleiden bij het zoeken naar (medische) hulp voor zijn pijnklachten en alcoholgebruik. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en veroordeelde hem voor gijzeling, waarbij de omstandigheden van het feit en de persoon van de verdachte in de strafmotivering zijn meegenomen. De benadeelde partij, de barman, heeft een schadevergoeding gevorderd, die door de rechtbank gedeeltelijk is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730367-17
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 4 mei 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 april 2018 en 20 april 2018.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B. de Haan, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 december 2017 te Appelscha, gemeente Ooststellingwerf
in [etablissement] , gevestigd aan de [straatnaam] opzettelijk [slachtoffer]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- opzettelijk een wapen (te weten een CO2 luchtpistool, merk Baikal) ter hand te nemen en/of te tonen en/of op de bar te leggen, met de loop in
de richting van die [slachtoffer] en/of
- daarbij te zeggen: "Sta jij wel sterk in je schoenen. Ik wil nu dat je de politie voor mij belt. Als je dat niet doet zal ik wel zorgen datje dat voor mij doet onder bedreiging van een wapen. Ik ben klaar met het leven en de politie moet mij oppakken of woorden van soortgelijk strekking;
en/of vervolgens telefonisch (in het bijzijn van die [slachtoffer] ) tegen de politie en/of medewerkers van 112, heeft gezegd dat:
- hij een Colt 49 met 12 patronen er in op de bar heeft gelegd en dat hij hem (die [slachtoffer] ) niets aan wil doen, maar als het moet dan wel en/of
- deze man die nu nou voor mij zit, die heeft het leven nou dus in eigen hand? Omdat u zegt dat het een grap is. (…) Dan moet ik hem dus nu het pistool op de kop zetten en wil u horen dan dat ik hem neerschiet? en/of
- jullie reageren niet, moet ik nu een stapje verder gaan? en/of
- Moet ik hem hier ter plekke neerschieten?
- ik heb overal schijt aan, jij bepaalt het niet en/of
- fucking knieschijf schiet ik hem. Na een uur, of na 10 minuten, als er nog niet gebeld wordt schiet ik hem door zijn knieschijf en/of
- Na 60 minuten wordt er nog niet gebeld, schiet ik hem godverdomme door zijn kop heen;
althans woorden van gelijke, dreigende, aard en/of strekking
met het oogmerk een ander en/of anderen, te weten (één of meer) politieagenten, te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten hem (verdachte) aanhouden en/of neerschieten en/of hulpverlening voor hem te regelen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 22 december 2017, te Appelscha, gemeente Ooststellingwerf,
in cafe [etablissement] , gevestigd aan de [straatnaam] , een persoon, genaamd
[slachtoffer] (barman), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling door
opzettelijk een wapen (te weten een CO2 luchtpistool, merm Baikal) ter hand te
nemen en/of te tonen en/of op de bar te leggen, met de loop in
de richting van die [slachtoffer] en/of
daarbij woorden heeft gebezigd als: "Sta jij wel sterk in je schoenen. Ik wil
nu dat je de politie voor mij belt. Als je dat niet doet zal ik wel zorgen dat
je dat voor mij doet onder bedreiging van een wapen. Ik ben klaar met het
leven en de politie moet mij oppakken. Het leven van deze man ligt in jullie
handen, als er niet snel iets gebeurd dan ga ik andere dingen doen", althans
woorden van gelijke, dreigende, aard en/of strekking;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring.
Oordeel van de rechtbank
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna primair bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 april 2018;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 23 december 2017, opgenomen op pagina 30 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017335013 d.d. 27 januari 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 23 december 2017, opgenomen op pagina 47 van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 1];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 januari 2018, opgenomen op pagina 57 van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 2];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 16 januari 2018, opgenomen op pagina 61 van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 3];
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 23 december 2017, opgenomen op pagina 65 van voornoemd dossier van Politie Noord-Nederland, inhoudende de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 december 2017 te Appelscha, gemeente Ooststellingwerf, in [etablissement] , gevestigd aan de [straatnaam] , opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door:
- opzettelijk een wapen, te weten een CO2 luchtpistool, merk Baikal, ter hand te nemen en te tonen en op de bar te leggen, met de loop in de richting van die [slachtoffer] en
- daarbij te zeggen: "Sta jij wel sterk in je schoenen. Ik wil nu dat je de politie voor mij belt. Als je dat niet doet zal ik wel zorgen dat je dat voor mij doet onder bedreiging van een wapen. Ik ben klaar met het leven en de politie moet mij oppakken”, of woorden van soortgelijk strekking;
en vervolgens telefonisch, in het bijzijn van die [slachtoffer] , tegen de politie heeft gezegd dat:
- hij een Colt 49 met 12 patronen er in op de bar heeft gelegd en dat hij hem, die [slachtoffer] , niets aan wil doen, maar als het moet dan wel en
- deze man die nu nou voor mij zit, die heeft het leven nou dus in eigen hand? Omdat u zegt dat het een grap is. (…) Dan moet ik hem dus nu het pistool op de kop zetten en wil u horen dan dat ik hem neerschiet? en
- jullie reageren niet, moet ik nu een stapje verder gaan? en
- Moet ik hem hier ter plekke neerschieten? en
- ik heb overal schijt aan, jij bepaalt het niet en
- fucking knieschijf schiet ik hem. Na een uur, of na 10 minuten, als er nog niet gebeld wordt schiet ik hem door zijn knieschijf en
- na 60 minuten wordt er nog niet gebeld, schiet ik hem godverdomme door zijn kop heen;
met het oogmerk anderen, te weten politieagenten, te dwingen iets te doen, te weten hem, verdachte, aanhouden en/of neerschieten en/of hulpverlening voor hem te regelen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: Gijzeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, onder oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarbij het onvoorwaardelijk deel niet langer zou moeten zijn dan de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een aantal uren een medewerker van een café gegijzeld. Hij had een CO2 luchtpistool meegenomen naar het café en heeft dit op een gegeven moment getoond aan de barman. De barman dacht dat het om een echt vuurwapen ging. Verdachte wilde dat de barman de politie zou bellen en de barman heeft dit een aantal malen gedaan. Verdachte heeft daarna het gesprek overgenomen en daarbij heeft hij de politie onder druk gezet door ernstige bedreigingen te uiten zoals dat hij de barman door zijn hoofd zou schieten of dat hij zijn knieschijven kapot zou schieten. Het doel van verdachte bij dit alles was dat hij opgepakt zou worden door de politie en dat hij dan hulp zou krijgen voor zijn problemen. Verdachte heeft puur uit eigenbelang gehandeld zonder oog te hebben voor de traumatische ervaring die hij het slachtoffer heeft bezorgd. Een gevangenisstraf voor de geëiste duur van 24 maanden, is passend en geboden voor dit feit.
De rechtbank ziet een aantal redenen om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte heeft feitelijk geen geweld gepleegd tegen het slachtoffer. De reclassering en de psycholoog signaleren bepaalde problemen bij verdachte en er wordt geadviseerd hem bijzondere voorwaarden op te leggen. En tot slot, het slachtoffer heeft in een schriftelijke verklaring aangegeven dat hij er niet op uit is verdachte in de gevangenis te laten zitten. De raadsman heeft aangegeven dat het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf gesteld zou moeten worden op ongeveer vier-en-een-halve maand. De rechtbank vindt dat de door de raadsman van verdachte genoemde duur van het onvoorwaardelijk deel geen recht doet aan de ernst van het feit. Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, op zijn plaats.
Verdachte heeft verklaard dat hij tot het feit is gekomen uit wanhoop over de al jarenlang bestaande chronische pijnklachten in zijn nek en zijn daardoor ontstane alcoholmisbruik. De reclassering heeft geadviseerd om verdachte bij een veroordeling dan ook de bijzondere voorwaarde op te leggen om mee te werken aan een neurologisch onderzoek en/of aanmelding bij een pijnkliniek c.a. zulks ter beoordeling van de reclassering. De rechtbank zal deze voorwaarde niet opleggen nu de reclassering niet de aangewezen instantie is om te beoordelen of medisch onderzoek c.q. medische behandelingen noodzakelijk zijn. In plaats daarvan zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen dat de verdachte zich door de reclassering moet laten begeleiden bij het zoeken van (medische) hulp in verband met pijnklachten en/of problematisch alcoholgebruik.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 89,46 ter vergoeding van materiële schade en € 3.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De vordering kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat de vordering (te) laat is ingediend en dat hij die vordering slechts summier met verdachte heeft kunnen bespreken. Voorts heeft de raadsman gesteld dat de gestelde immateriële schade van € 3.000,00 onvoldoende is onderbouwd, nu blijkt dat het slachtoffer de volgende dag weer aan het werk is gegaan en er geen rapportage is waaruit zou blijken dat er sprake is van de gestelde psychische schade.
Oordeel van de rechtbank
In artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat het slachtoffer zich of voorafgaand aan de zitting kan voegen als benadeelde partij door middel van het door de Minister van Veiligheid en Justitie vastgestelde formulier of ter terechtzitting door middel van een (mondelinge) opgave, uiterlijk voordat de officier van justitie requireert.
De benadeelde partij heeft geen gebruik gemaakt van het voorgeschreven voegingsformulier zodat er formeel geen sprake is van een voeging voorafgaand aan de terechtzitting.
De raadsvrouw van de benadeelde heeft namens hem ter terechtzitting mondeling opgave gedane van de vordering, met onderbouwing daarvan door middel van de al eerder bij de rechtbank ingekomen brief gedateerd 17 april 2018 en met een ter terechtzitting nog gegeven mondelinge toelichting. Een en ander voorafgaand aan het requisitoir. De vordering is daarmee tijdig ingediend.
De benadeelde partij vordert vergoeding van de reiskosten (ad € 35,88) naar zijn advocaat als schade als gevolg van het feit. De rechtbank ziet dit echter als kosten die zijn gemaakt ten behoeve van het indienen van de vordering en dit bedrag zal dan ook bij de kostenveroordeling worden meegenomen.
De overige gestelde materiële kosten (ad € 53,58) acht de rechtbank als rechtstreekse schade toewijsbaar nu zij aannemelijk zijn geworden en de hoogte daarvan niet is betwist.
De gestelde immateriële schade ad € 3.000,00 acht de rechtbank voldoende onderbouwd, mede door de ter terechtzitting gegeven toelichting. De rechtbank acht het feit dusdanig ernstig dat er sprake is geweest van een inbreuk op een zodanig fundamenteel recht (de lichamelijke integriteit) dat dit in zichzelf als aantasting van de persoon op een andere wijze moet worden beschouwd (zie ECLI:NL:HR:2012:BW1519). In deze gevallen behoeft geen in de psychiatrie erkend ziektebeeld te worden aangetoond.
De hoogte van de gestelde geleden immateriële schade acht de rechtbank als redelijk en billijk toewijsbaar.
Nu vaststaat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 35,88, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 282a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot twaalf maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich moet laten begeleiden door de reclassering bij het zoeken van (medische) hulp in verband met pijnklachten en/of problematisch alcoholgebruik.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.053,58(zegge: drieduizend drieënvijftig euro en achtenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op
€ 35,88.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , te betalen een bedrag van € 3.053,58 (zegge: drieduizend drieënvijftig euro en achtenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 53,58 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade. Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 december 2017.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 4 mei 2018.
Mr. Beuker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.