Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het primair ten laste gelegde, nu naar zijn mening niet is te bewijzen dat verdachte opzettelijk de inlichtingenverplichting heeft geschonden. De officier van justitie heeft veroordeling voor het subsidiair ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd. In de toekenningsbeslissing d.d.
15 oktober 2009 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer staat vermeld aan welke verplichtingen verdachte moest voldoen om voor een uitkering in aanmerking te kunnen komen. Desondanks heeft verdachte verzuimd om zijn administratie goed bij te houden en te bewaren waardoor hij niet (meer) volledig aan zijn inlichtingenverplichting kon voldoen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu naar zijn mening niet kan worden bewezen dat verdachte de inlichtingenverplichting heeft geschonden; opzettelijk noch in de overtredingsvariant. Verdachte heeft na de toekenning van zijn uitkering in 2009 zes jaren lang niets van de gemeente gehoord en mocht er daarom op vertrouwen dat hij in voldoende mate steeds aan zijn inlichtingenverplichting voldeed. Deze gedachte wordt ondersteund door de uitspraak van de bestuursrechter van 19 juni 2017 en het verslag van de Adviescommissie bezwaar- en beroep Sociale voorzieningen van de gemeente Hoogezand-Sappemeer, waaruit is af te leiden dat verdachte voor wat betreft het leveren van door de gemeente gevraagde stukken binnen het kader van het toelaatbare is gebleven.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank past ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 2 mei 2016, opgenomen op pagina 33 e.v. van het dossier van de sociale recherche van de gemeente Hoogezand-Sappemeer met nummer PV-BWRI-03/2016, d.d. 2 mei 2016, inhoudende als verklaring van rapporteur [naam 1] :
Om in aanmerking te komen en te blijven komen voor een uitkering krachtens de WWB/PW, verbindt de WWB/PV aan deze uitkering een aantal verplichtingen. Zo is de belanghebbende verplicht onder andere alle wijzigingen in de persoonlijke, gezins- en financiële situatie door te geven aan BWRI van de gemeente Hoogezand-Sappemeer. BWRI van de gemeente Hoogezand-Sappemeer was niet op de hoogte van het feit dat verdachte inkomsten had uit het maken van schilderijen. In ieder geval niet van de hoeveelheid schilderijen en de daaruit gegenereerde inkomsten. Ook nadat verdachte daarom is gevraagd heeft hij niet alle gevraagde gegevens geleverd aan BWRI waardoor zijn recht op bijstand niet is vast te stellen over de periode van 1 april 2009 tot 1 december 2015.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (frauderapport) d.d. 17 februari 2016, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van [naam 2] , rapporteur van de gemeente Hoogezand-Sappemeer, unit Werk en Inkomen:
Naar aanleiding van het onderzoek inzake [verdachte] en de ingeleverde stukken
is - samengevat - het volgende gebleken.
- Belanghebbende (de rechtbank begrijpt: verdachte) is kunstschilder en heeft hiervoor spullen nodig. Op geen van zijn bankrekeningen is te zien dat spullen voor zijn hobby worden aangeschaft. Belanghebbende betaalt deze kosten contant.
- Belanghebbende staat op kunstbeurzen, markten e.d. en neemt deel aan exposities om zijn schilderijen aan de man te brengen. De overschrijvingen die op de rekeningafschriften te zien zijn -voor deelname aan beurzen, markten e.d.- komen niet overeen met de opgegeven kosten voor exposities op de jaarlijkse overzichten aan de Unit Werk en Inkomen en de belastingdienst. Belanghebbende heeft ook de kosten van deelname aan markten, beurzen en exposities contant betaald.
- Belanghebbende moet jaarlijks een overzicht inleveren bij de Unit Werk en Inkomen van zijn verkochte schilderijen en de kosten die hij voor het maken van de schilderijen heeft gemaakt. Belanghebbende doet dit ook voor zijn aangifte bij de belastingdienst. Het jaarlijks overzicht voor de Unit Werk en Inkomen wijkt af van het jaarlijks overzicht voor de belastingdienst. Met de ingeleverde boekhouding/administratie is hierin geen duidelijkheid gekomen.
- Over het jaar 2014 heeft belanghebbende bij de belastingdienst geen opgave van inkomsten en/of onkosten gedaan. Belanghebbende heeft wel bij de Unit Werk en Inkomen een inkomsten en onkosten overzicht over het jaar 2014 ingeleverd.
- Belanghebbende voert in het jaarlijks overzicht kosten op voor de huur, schoonmaak en energie van een atelier. Op geen van de afschriften is te zien dat belanghebbende betaalt voor een atelier. Belanghebbende heeft een atelier aan huis. Belanghebbende maakt geen extra kosten voor huur en schoonmaak van zijn atelier.
- Belanghebbende heeft geen (deugdelijk) overzicht kunnen geven van de gemaakte en verkochte werken over de periode 2009 tot en met 2015 en de daarmee samenhangende kosten.
- Belanghebbende heeft geen deugdelijk overzicht gegeven welke schilderijen hij in voorraad heeft.
- Belanghebbende heeft geen (deugdelijke) agenda ingeleverd van zijn activiteiten aan beurzen, markten, exposities e.d. over de periode 2009 tot en met 2015.
- Belanghebbende heeft geen overzicht ingeleverd op welke data en hoeveel uren hij aan gemaakte schilderijen heeft gewerkt.
- Belanghebbende heeft niet alle overeenkomsten van galerie [naam galerie] ingeleverd.
3. Een schriftelijk bescheid, te weten een beslissing d.d. 15 oktober 2009 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogezand-Sappemeer, opgenomen op pagina 61 e.v. van voornoemd dossier, voor zover inhoudende:
De toekenning aan verdachte van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) voor de noodzakelijke kosten van het bestaan met ingang van 1 april 2009.
Daarbij is verdachte het volgende meegedeeld:
"Wij verrekenen uw inkomsten uit de verkoop van schilderijen, die zijn gemaakt na 1 april 2009, per maand met uw uitkering, minus de onkosten die behoren bij het verkochte product. U moet de inkomsten en onkosten staven met bewijsstukken. U moet maandelijks een overzicht verstrekken met daarin de volgende gegevens:
- uw inkomsten uit verkoop schilderijen, gemaakt na 1 april 2009. Hiervan moet u de verkoopnota inleveren;
- de onkosten die behoren bij het verkochte schilderij. Hiervan moet u bewijsstukken inleveren;
- de tijd die u heeft besteed per maand aan de werkzaamheden. U moet specificeren waaraan u de gewerkte uren heeft besteed."
4. De door verdachte op de terechtzitting van 9 mei 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Als er een contante verkoop was geweest dan kocht ik van dat geld nieuwe spullen. Wat ik contant kreeg daar heb ik geen nota's van. Als ze van tevoren hadden gezegd dat ze deze informatie allemaal wilden hebben, dan had ik ze dat kunnen geven. Ik heb geen agenda's bewaard. Ik heb de beslissing van de gemeente van 15 oktober 2009 wel ontvangen maar niet gelezen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat verdachte over de ten laste gelegde periode heeft verzuimd complete en deugdelijke overzichten van zijn inkomsten en onkosten, onderbouwd met bewijsstukken, zoals nota's, te verstrekken. Evenmin heeft verdachte een overzicht van gewerkte uren kunnen tonen.
De rechtbank overweegt dat een persoon die een uitkering krachtens de sociale zekerheidswetgeving ontvangt, geacht moet worden op de hoogte te zijn van zijn wettelijke verplichting om te allen tijde gegevens, die redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor de vaststelling van zijn recht op een uitkering, tijdig aan de betrokken uitkeringsinstantie door te geven, ook als daarom niet expliciet wordt gevraagd.
Verdachte is bij de hiervoor genoemde toekenningsbeslissing van 15 oktober 2009 van deze verplichtingen op de hoogte gesteld. De omstandigheid dat verdachte daar geen kennis van heeft genomen door de beslissing niet te lezen, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, maakt niet dat deze niet op hem van toepassing waren. Tevens maakt de omstandigheid dat de uitkerende instantie langere tijd niet naar alle gegevens heeft gevraagd, zoals door de raadsman is gesteld, niet dat verdachte daarom zijn administratie niet (meer) op orde behoefde te houden. Het verweer van de raadsman treft daarom geen doel.
De raadsman heeft verder gewezen op hetgeen de bestuursrechter en de Adviescommissie bezwaar- en beroep Sociale voorzieningen van de gemeente Hoogezand-Sappemeer, ten aanzien van de zaak hebben overwogen. Het beoordelingskader van de strafrechter is evenwel een ander dan dat van de bestuursrechter, zodat de strafrechter niet gebonden is aan eerdere beslissingen van de bestuursrechter. Het is enkel aan de strafrechter om te beoordelen of het ten laste gelegde op grond van wettig en overtuigend bewijs kan worden bewezen. De rechtbank verwerpt daarom ook dit verweer.