ECLI:NL:RBNNE:2018:2005

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
18/930011-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot brandstichting in AZC te Hoogeveen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot brandstichting in een kamer van het AZC te Hoogeveen op 26 januari 2018. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht. De rechtbank heeft overwogen dat de verklaringen van de verdachte en getuigen in het dossier niet voldoende bewijs opleverden voor opzet. De verdachte had wisselende verklaringen afgelegd, wat haar geloofwaardigheid niet ten goede kwam. De rechtbank concludeerde dat het niet uitgesloten kon worden dat de brand was ontstaan door onoplettendheid van de verdachte, die in verwarde toestand werd aangetroffen en probeerde de brand te doven. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om aan te nemen dat de verdachte opzettelijk de brand had gesticht, en sprak haar vrij van de beschuldigingen. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en werd de verdachte onmiddellijk in vrijheid gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930011-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 mei 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te Zwolle PPC.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.P.E.M Pover, advocaat te Meppel. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 26 januari 2018, te Hoogeveen, (althans) in de gemeente Hoogeveen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning/kamer (in een gebouw van het
AZC) aan/nabij de [straatnaam], aldaar, door vuur in aanraking te brengen en/of te laten komen met in die woning/kamer aanwezige hoeveelheid kleding, in elk geval een of meer stukken textiel, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die kleding, in elk geval dat/die stuk(ken) textiel, althans die brandbare stof, geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor die woning/kamer en/of voor een of meer belendende woningen/kamers en/of voor de inboedel van die belendende woning(en)/kamer(s), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die belendende woning(en)/kamer(s) aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen waarvan 233 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte wordt ervan verdacht dat zij op 26 januari 2018 brand heeft gesticht in een gebouw van het AZC te Hoogeveen. Verdachte ontkent dat zij dit opzettelijk heeft gedaan en heeft daartoe bij de politie en ter terechtzitting wisselende verklaringen afgelegd. Het gegeven dat verdachte telkens wisselend heeft verklaard, maakt de verklaringen van verdachte ongeloofwaardig zodat wordt uitgegaan van het scenario dat voortvloeit uit de aangifte en de getuigenverklaringen, inhoudende dat verdachte de brand opzettelijk heeft gesticht. Dit scenario wordt ondersteund door de foto’s in het dossier die kort na de brandstichting van de kamer zijn gemaakt. Links, rechts en boven de kamer bevonden zich andere kamers, waar vaak meerdere mensen aanwezig zijn, zodat er door het handelen van verdachte gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen te duchten was.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het duchten van levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk voor één of meer in de belendende kamers aanwezige personen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Op basis van het dossier, met name de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2], is evident dat er op 26 januari 2018 door toedoen van verdachte in de kamer van verdachte in het AZC te Hoogeveen een kleine brand heeft gewoed die na korte tijd kon worden geblust. De rechtbank heeft echter niet de overtuiging gekregen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het stichten van brand. Niet uitgesloten kan worden dat de brand door onoplettendheid van verdachte is ontstaan en dat zij - toen zij werd aangetroffen in haar kamer - in verwarde toestand verkeerde en de brand probeerde te doven (zoals zij zelf heeft verklaard) in plaats van deze op te stoken. Niet is boven redelijke twijfel verheven, dat verdachte de brand met opzet heeft gesticht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 29 mei 2018.
Beveelt de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 mei 2018.
mr. C. Brouwer, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.