In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot zware mishandeling van zijn vriendin. De feiten vonden plaats op 11 september 2017 in Groningen, waar de verdachte, na een conflict, zijn vriendin heeft aangevallen. Tijdens de eerste aanval heeft hij op haar gezeten en haar keel dichtgeknepen, waardoor zij enige tijd geen adem kon halen. Na een korte onderbreking van het geweld, waarbij de aangeefster haar zoontje naar de bovenbuurvrouw bracht, ging de verdachte verder met het geweld en sloeg hij haar meermalen hard tegen het hoofd. Dit resulteerde in twee breuken in haar kaak en een kapotte kies.
De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het onder 2 primair ten laste gelegde, omdat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan de onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten, waarbij het opzet van de verdachte op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen werd geacht. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van de aangeefster, de medische rapporten en de bekennende verklaring van de verdachte in overweging genomen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een behandelverplichting. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten.