Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1. [mw. A]
[mw. C],
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
arbeidsovereenkomst. De beschermingsbepalingen gelden weliswaar ook (zie artikel 7:662 lid 1 BW) voor de werknemers die op grond van een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten in een onderneming die in stand worden gehouden door een publiekrechtelijke rechtspersoon (de zogenaamde arbeidscontractanten in overheidsdienst), maar uit de parlementaire geschiedenis volgt dat de wetgever het niet nodig heeft geacht om de bepalingen tevens van toepassing te doen zijn op ambtenaren met een
aanstelling. De reden hiervoor is dat er bij een privatisering, gezien de bepalingen hierover in de rechtspositieregelingen, altijd overleg met de vakbonden plaats zal vinden, waarbij er ook aandacht besteed zal worden aan de opvang van de personele gevolgen door de transitie van ambtenaarschap naar een arbeidsovereenkomst (Kamerstukken II 2000/01, 27469, 3 p. 4 e.v.). [mw. A] , [mw. B] en [mw. C] , die vóór de privatisering van het zwembad een aanstelling als ambtenaar hadden bij de Gemeente, kunnen dan ook geen beroep doen op de beschermingsbepalingen uit het BW bij overgang van onderneming.
De rechtspraak waarin de CAO-norm is ontwikkeld en toegepast ziet op gevallen waarin de door de rechter uit te leggen bepaling van de overeenkomst mede de rechtspositie van derden beïnvloedt. Onder zodanige derden zijn te verstaan partijen - in het onderhavige geval: de werkneemsters - die niet betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de overeenkomst en die dus geen invloed hebben kunnen uitoefenen op de inhoud of de formulering van bepalingen. Voorts kan niet worden aanvaard dat een bepaling van een cao op verschillende wijzen zou moeten worden uitgelegd al naar gelang de personen die bij een geschil als procespartijen betrokken zijn. De bestaansgrond van de CAO-norm is dan ook gelegen in de bescherming van derden tegen een uitleg van een bepaling in een overeenkomst waarbij betekenis wordt toegekend aan de voor hen niet kenbare partijbedoeling, en in de noodzaak van een eenvormige uitleg voor alle door die overeenkomst gebonden partijen. Voor wat betreft de uitleg van afspraken in de arbeidsovereenkomsten gaat het niet alleen om de tekst van de gemaakte afspraken, maar komt het ook aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (het Haviltex-criterium).
gedurende vijf jaarmede van toepassing is. In het Sociaal Plan zelf is ook de termijn van vijf jaar genoemd als de termijn gedurende welke de netto salarisaanspraken verbonden aan de laatst vervulde functie bij de gemeente Lemsterland, de netto aanspraken op vakantiegeld, eindejaarsuitkering, de aan de functie verbonden salarisperspectieven, en de van toepassing zijnde vaste toelagen per medewerker worden gegarandeerd. De omstandigheid dat niet met zoveel woorden in de arbeidsovereenkomsten is vermeld wat er na ommekomst van de genoemde periode van vijf jaar zou gaan gebeuren, geeft geen aanleiding voor een andere uitleg. Werkneemsters konden en mochten hieruit naar het oordeel van de kantonrechter niet afleiden dat de garanties oneindig zouden zijn. Anders was de vermelding van een bepaalde periode van toepasselijkheid immers inhoudsloos en was het zelfs überhaupt niet nodig geweest om garantiebepalingen in de arbeidsovereenkomst op te nemen. Werkneemsters hebben geen andere feiten of omstandigheden genoemd die, anders dan uit de letterlijke tekst van het Sociaal Plan of de arbeidsovereenkomst voort vloeit, meebrengen dat de garanties langer zouden duren dan voornoemde vijf jaar. De kantonrechter neemt voorts in aanmerking dat er in het kader van de privatisering van het zwembad in 2012 informatiebijeenkomsten zijn geweest en dat werkneemsters in die periode werden bijgestaan door professionele gemachtigden. Ter zitting is een aan werkneemsters gerichte e-mail overgelegd d.d. 17 oktober 2012, waarin specifieke vragen van hen over de arbeidsovereenkomst zijn beantwoord en waaruit volgt dat ook de tijdelijkheid van het Sociaal Plan aan de orde is geweest. Ook gelet hierop is niet aannemelijk dat werkneemsters de consequenties van het Sociaal Plan op dat moment niet hebben (kunnen) doorzien.