ECLI:NL:RBNNE:2018:2152

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
18/930278-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting met geweld en bedreiging, terbeschikkingstelling met voorwaarden

Op 7 juni 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 12 december 2017 in Meppel een verkrachting heeft gepleegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren en heeft daarnaast ter beschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. De verdachte heeft de slachtoffer met geweld en bedreiging gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat heeft geleid tot de beslissing om TBS met voorwaarden op te leggen in plaats van TBS met dwangverpleging. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 14.413,64, ter vergoeding van materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 11 maanden gelast, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930278-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 21/007651-13
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Overijssel - HvB Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 12 december 2017 te Meppel door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd/gebracht, althans die [slachtoffer] een of meer tongzoenen gegeven, en/of
- zijn penis tegen de anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of
- de vagina van die [slachtoffer] met zijn vinger(s) betast en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht,
en bestaande dat geweld en/of die andere feitelijkheid/feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die andere feitelijkheid/feitelijkheden hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] bij haar keel/hals heeft vastgegrepen en/of
- de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer] heeft afgesloten en/of enige tijd afgesloten heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer] op de vloer heeft gegooid/gewerkt en/of
- op die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar een bank en haar daar naar zich toe heeft getrokken en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Dus als jij niet wil gebeurt het ook niet?", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer] (opnieuw) op de vloer heeft gegooid/gewerkt en/of
- ( opnieuw) de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer] heeft afgesloten en/of enige tijd afgesloten heeft gehouden en/of
- die [slachtoffer] (meermalen) aan haar haren heeft getrokken en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Je hebt geen keus, ik sla je in elkaar", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer] heeft bevolen haar broek uit te trekken en/of
- heeft geprobeerd de broek van die [slachtoffer] uit te trekken en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik heb zin", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- een of meer kledingstukken van die [slachtoffer] kapot heeft getrokken en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik geef je een keus, ik sla je kapot of je zuigt eraan", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding heeft ontdaan en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Draai je om", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Je hebt weer een keus, ik sla je kapot of je draait je nu om", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer] heeft omgedraaid en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Doe je benen wijd of ik steek 'm in je kont", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- die [slachtoffer] voorover heeft geduwd en/of
- ondanks het door die [slachtoffer] geboden (verbaal) verzet is doorgegaan met de door hem verrichte handelingen en/of
- in ieder geval gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en/of psychische overwicht op die [slachtoffer] ;
Feit 2
hij op of omstreeks 12 december 2017 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer] heeft afgesloten en/of enige tijd afgesloten heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, subsidiair dat
hij op of omstreeks 12 december 2017 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (meermalen) de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen
en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer] heeft afgesloten en/of enige tijd afgesloten heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, meer subsidiair dat
hij op of omstreeks 12 december 2017 te Meppel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt/dichtgeknepen en/of enige tijd dichtgedrukt/dichtgeknepen heeft gehouden, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer] heeft afgesloten en/of enige tijd
afgesloten heeft gehouden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 primair ten laste gelegde en veroordeling voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, omdat het dichtknijpen van de keel een slachtoffer fataal kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsvrouw heeft daarnaast betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat het vastgrijpen van de keel van het slachtoffer krachtig en langdurig genoeg was voor een aanmerkelijk kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel.
Oordeel van de rechtbank
t.a.v. feit 1
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 mei 2018;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2017, opgenomen op pagina 35 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017325969 d.d. 31 januari 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 december 2017 opgenomen op pagina 88 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [verdachte].
t.a.v. feit 2
De rechtbank acht het onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Op basis van het dossier is evident dat verdachte [slachtoffer] op 12 december 2017 bij de keel heeft gegrepen. [slachtoffer] heeft hiervan aangifte gedaan en verdachte heeft hierover bij de politie een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft echter niet de overtuiging gekregen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het doden dan wel zwaar mishandelen van die [slachtoffer] . Uit de verklaringen van [slachtoffer] blijkt dat zij nog kon communiceren met verdachte toen hij zijn handen om haar keel had en dat zij niet buiten bewustzijn is geweest. Om tot het bewijs van voorwaardelijk opzet op de dood dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel te komen is het noodzakelijk dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden aanvaardde en op de koop toenam. Hiervoor zijn in de verklaringen van aangeefster en verdachte onvoldoende aanwijzingen te vinden. De wijze van geweldsuitoefening die heeft plaatsgevonden wijst, gezien de uiterlijke verschijningsvorm, naar het oordeel van de rechtbank meer op het in bedwang houden, dan wel het bang maken van het slachtoffer teneinde de door verdachte gewenste seks met haar te hebben, dan op het doden van het slachtoffer dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij haar.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 12 december 2017 te Meppel door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] geduwd en
- zijn penis tegen de anus van die [slachtoffer] geduwd en
- de vagina van die [slachtoffer] met zijn vinger(s) betast en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd
en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- die [slachtoffer] bij haar keel/hals heeft vastgegrepen en
- de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en enige tijd dichtgedrukt heeft gehouden, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer] heeft afgesloten en enige tijd afgesloten heeft gehouden en
- die [slachtoffer] op de vloer heeft gegooid en
- op die [slachtoffer] is gaan liggen en
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar een bank en haar daar naar zich toe heeft getrokken en
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Dus als jij niet wil gebeurt het ook niet?" en
- opnieuw de keel/hals van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt, in ieder geval de zuurstoftoevoer voor die [slachtoffer] heeft afgesloten en enige tijd afgesloten heeft gehouden en
- die [slachtoffer] aan haar haren heeft getrokken en
- die [slachtoffer] heeft bevolen haar broek uit te trekken en
- heeft geprobeerd de broek van die [slachtoffer] uit te trekken en
- een kledingstuk van die [slachtoffer] kapot heeft getrokken en
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Ik geef je een keus, ik sla je kapot of je zuigt eraan" en
- die [slachtoffer] (gedeeltelijk) van de door haar gedragen kleding heeft ontdaan en
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Draai je om" en
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Je hebt weer een keus, ik sla je kapot of je draait je nu om" en
- dreigend tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "Doe je benen wijd of ik steek 'm in je kont" en
- die [slachtoffer] voorover heeft geduwd en
- ondanks het door die [slachtoffer] geboden (verbaal) verzet is doorgegaan met de door hem verrichte handelingen en
- gebruik heeft gemaakt van zijn fysieke en psychische overwicht op die [slachtoffer] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Verkrachting.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en dat ter zake van deze feiten aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: TBS met dwangverpleging) zal worden opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een contactverbod wordt opgelegd, inhoudende dat hij op geen enkele wijze contact op neemt met het slachtoffer.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit om bij het bepalen van de hoogte van een eventueel op te leggen gevangenisstraf rekening te houden met het ingrijpende karakter en de vrijheidsbeperking van een klinische behandeling in het kader van een eventueel op te leggen terbeschikkingstelling met voorwaarden (hierna: TBS met voorwaarden). Omdat behandeling noodzakelijk wordt geacht en er een vordering tot tenuitvoerlegging ligt van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, dient de gevangenisstraf in duur beperkt te worden.
Daarnaast heeft zij met betrekking tot een eventueel op te leggen TBS maatregel bepleit om, evenals is geadviseerd door de psycholoog en psychiater en de reclassering, die een maatregelenrapport heeft opgesteld, geen TBS met dwangverpleging op te leggen doch een TBS met voorwaarden. Ten aanzien van de door de reclassering voorgestelde voorwaarden heeft zij betoogd dat het stellen van de voorwaarde dat verdachte geen cannabis mag gebruiken niet wenselijk is nu hij dit al zeventien jaren lang op regelmatige basis gebruikt als zelfmedicatie. Dit maakt dat een terugval niet is uit te sluiten, terwijl een omzetting in een TBS met dwangverpleging vanwege het overtreden van deze voorwaarde buitenproportioneel zou zijn, omdat het gebruik van cannabis verdachte niet direct recidivegevaarlijk maakt. De raadsvrouw stelt voor als voorwaarde te stellen dat verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering omtrent het gebruik van cannabis dient te houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank veroordeelt verdachte omdat hij op zich op 12 december 2017 heeft schuldig gemaakt aan een verkrachting van het slachtoffer [slachtoffer] , waarbij hij het gebruik van geweld niet heeft geschuwd. Door zo te handelen heeft verdachte op vergaande wijze de persoonlijke integriteit van het slachtoffer geschonden. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan, temeer omdat de strafbare gedraging plaatsvond in de woning van het slachtoffer; een omgeving waar zij zich veilig had behoren te voelen en waar haar nog jonge kinderen boven lagen te slapen.

straf

Het handelen van verdachte heeft psychische gevolgen gehad voor het slachtoffer waar zij tot de dag van vandaag hinder van ondervindt. Dit blijkt onder meer uit een door het slachtoffer opgestelde verklaring die ter terechtzitting door haar is voorgedragen. Doordat zij zich niet meer veilig voelt in haar woning hebben het slachtoffer en haar partner besloten om te gaan verhuizen. Ook het feit dat kort na de verkrachting bleek dat het slachtoffer zwanger was, heeft erg veel impact gehad omdat niet op voorhand zeker was wie de vader van het ongeboren kind zou zijn. Het door verdachte gepleegde misdrijf is zo ernstig dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur op zijn plaats is. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf neemt de rechtbank als uitgangspunt de LOVS oriëntatiepunten die zien op een verkrachting. Als oriëntatiepunt geldt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De raadsvrouw heeft gepleit om een lagere straf op te leggen indien er naast de gevangenisstraf TBS met voorwaarden wordt opgelegd. De rechtbank vindt echter een strafverzwaring op zijn plaats omdat er sprake is van aanzienlijk geestelijk letsel bij het slachtoffer, er fors geweld is gebruikt door verdachte, er door de aard van de gedraging sprake is geweest van een forse inbreuk op de integriteit van het slachtoffer en verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had. Daarnaast weegt de rechtbank als strafverzwarend mee dat uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 april 2018 blijkt dat verdachte op 5 november 2014 is veroordeeld voor verkrachting en dat verdachte ten tijde van het plegen van onderhavig delict in de proeftijd liep van een voor deze verkrachting voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf.
De rechtbank legt de verdachte - alles afwegende - een gevangenisstraf op voor de duur van drie jaren. Dit is een aanzienlijk lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de rechtbank het onder 2. tenlastegelegde feit niet bewezen acht. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt van de gevangenisstraf afgetrokken.

maatregel

Verdachte is zowel door een psychiater als een psycholoog onderzocht. Naar aanleiding van deze onderzoeken is door C.J.F. Kemperman, psychiater, op 17 april 2018 en door E.M. van Engers, psycholoog, op 1 mei 2018, rapport uitgebracht. Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De rechtbank verenigt zich met deze conclusie en maakt die tot de hare. Het ten laste gelegde wordt verdachte derhalve in verminderde mate toegerekend.
Aan verdachte kan de maatregel van terbeschikkingstelling worden opgelegd als is voldaan aan een aantal wettelijke vereisten. Ten eerste moet voldaan zijn aan het vereiste dat het door hem begane feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Aan dit vereiste is voldaan. Voorts moet er sprake van zijn dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel eisen (het gevaarscriterium).
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens
Om de vraag te kunnen beantwoorden of verdachte ten tijde van het plegen van dit delict leed aan een gebrekkig ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, heeft de rechtbank kennis genomen van bovengenoemde rapporten. Uit de rapporten blijkt, zakelijk weergegeven, onder meer dat verdachte gediagnosticeerd is met een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken en ADHD met een overwegend hyperactief-impulsief beeld. Hierdoor heeft verdachte een beperking in de vrijheid voor het bepalen van zijn gedragsmogelijkheden, kan verdachte impulsief reageren en snel kwaad worden als hij zich gekrenkt voelt. Daarnaast is bij verdachte sprake van ernstige stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis.
In deze omstandigheden kwam verdachte volgens de rapporteurs tot de verkrachting, waarbij hij onder invloed van drank weinig remming ondervond en zich liet leiden door behoeftebevrediging.
Aldus kan de vraag naar het bestaan van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens ten tijde van het begaan van het delict positief beantwoord worden. Aan dit criterium is voldaan.
gevaarscriterium
De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, moet het opleggen van de maatregel eisen. Beide deskundigen schatten de kans op herhaling van een geweld- en zedendelict in als hoog als de psychische gesteldheid van verdachte niet verbeterd wordt. Als risicofactoren - waardoor er sprake is van gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen - komen naar voren de justitiële voorgeschiedenis, het gebruik van middelen en het ontbreken van een goede dagbesteding, een stabiele relatie en een goed sociaal netwerk. Ook het gegeven dat detentie verdachte niet kon behoeden voor recidive, kan worden gezien als risico verhogend.
Verdachte heeft zich nog nauwelijks laten behandelen voor zijn middelengebruik en agressieregulatie en heeft zich in het verleden onttrokken aan een opgelegde behandeling bij Verslavingszorg Noord-Nederland. Ook is sprake van een beperkt ziektebesef. Omdat verdachte binnen de proeftijd is gerecidiveerd met een zelfde zedendelict, is volgens de rapporteurs een verregaande interventie noodzakelijk. Pas na een stevig klinisch traject kan - na nieuwe risicotaxatie en positieve evaluatie van de behandeling - worden gedacht aan dagbehandeling en poliklinische behandeling. Een klinische behandeling bij een voorwaardelijk strafdeel is niet aanbevolen omdat bij omzetting detentie resteert en verdachte nog onbehandeld blijft. De rapporteurs adviseren een TBS-maatregel met voorwaarden (waaronder een klinische opname in een FPK), ter vermindering van het maatschappelijk gevaar, gelet op het hoge recidiverisico en de waarborging van de behandeling.
Bovenstaande overwegende komt de rechtbank tot de conclusie dat de oplegging van TBS met voorwaarden uit veiligheidsoogpunt geboden is. Bij onvoldoende behandeling van de psychische problematiek van verdachte, vormt hij een blijvend gevaar voor de samenleving. Omdat verdachte in het verleden nog nauwelijks is behandeld voor zijn problematiek en een betrouwbare bereidheid tot medewerking toont, ziet de rechtbank geen noodzaak om over te gaan tot een TBS met dwangverpleging zoals door de officier van justitie is geëist. Desgevraagd heeft de reclasseringsmedewerker ter terechtzitting verklaard dat hij verwacht dat de maatregel van TBS met voorwaarden afdoende zal zijn om herhaling te voorkomen. De rechtbank acht het echter wel aangewezen dat verdachte klinisch wordt behandeld in een FPC, waar een strenger regiem geldt dan in een FPK, waardoor verdachte voorlopig geen, althans beperkte, vrijheden zal mogen genieten.
De terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van een of meer personen.
De rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is op het ogenblik waarop de tenuitvoerlegging van de detentie in deze zaak eindigt.
voorwaarden
Door de reclassering is onderzocht of de oplegging van TBS met voorwaarden toereikend is om de veiligheid te garanderen en onder welke voorwaarden de TBS kan worden uitgevoerd. Door E. Leyder Havenstroom, reclasseringswerker, is hiervan rapport en advies uitgebracht op 10 mei 2018. De rapporteur heeft het advies ter terechtzitting van 24 mei 2018 nader toegelicht en enkele van de in het rapport opgenomen voorwaarden nader geformuleerd. Uit het rapport en de toelichting blijkt, zakelijk weergegeven, dat de reclassering de stelling onderschrijft van bovengenoemde rapporteurs dat behandeling en/of begeleiding in het kader van een TBS met voorwaarden-modaliteit toereikend is. Met name omdat verdachte in het verleden niet eerder een klinische behandeling heeft ondergaan en verdachte zich bereid heeft verklaard om de samenwerking aan te gaan met de behandelaren en de reclassering. Tevens is aangegeven dat, gelet op het beveiligingsniveau, gekozen is voor opname in een FPC.
Door de reclassering zijn een aantal voorwaarden geformuleerd. De rechtbank zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder de volgende voorwaarden:
1. Verdachte wordt, direct in aansluiting op de ondergane detentie in deze zaak, verplicht om op basis van een door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich klinisch te laten opnemen in de FPC van der Hoeven kliniek of een soortgelijk FPC, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang deze directeur het noodzakelijk acht, ook waar dat gaat om eventuele medicatie. Hij houdt zich aan de huisregels van de kliniek. Bij overtreding van de huisregels door betrokkene neemt hij zijn verantwoordelijkheid en voegt zich naar de gegeven gedragsaanwijzingen van de kliniek;
2. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die hem in het kader van de nazorg gegeven worden door de FPC van der Hoeven kliniek, of een vergelijkbare FPC-instelling, dan wel de reclassering;
3. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de reclassering. Verdachte heeft een ‘inspanningsverplichting’. Hij zal initiatieven moeten tonen om de aanwijzingen en afspraken die hij maakt met de reclassering uit te voeren;
4. Verdachte houdt frequent contact met de toezichthouder van de reclassering, waarbij
de frequentie door de reclassering wordt bepaald en waarbij verdachte de reclassering informeert over de leefgebieden die de reclassering wenselijk acht. Eén belangrijk onderdeel zal in ieder geval zijn seksuele belevingswereld zijn;
5. Er geldt een middelenverbod op alcohol, cocaïne, speed en andere harddrugs. Verdachte verleent zijn medewerking aan urine controles die het doel hebben om eventueel middelengebruik op te sporen;
6. Wat betreft het gebruik van cannabis houdt verdachte zich aan de door de reclassering gegeven aanwijzingen, ook als deze inhouden dat verdachte zich onthoudt van het gebruik van cannabis;
7. Verdachte zal op geen enkele wijze contact opnemen met [slachtoffer] ;
8. Verdachte houdt de reclassering op de hoogte van eventuele wijzigingen in de leefsituatie en woonsituatie en/of andere relevante wijzigingen in zijn omgeving/gedrag;
9. Verdachte geeft toestemming aan medewerkers van de reclassering en aan de behandelende zorg instanties om informatie over hem uit te wisselen en is bereid om in
overleg tot nadere afspraken te komen;
10. Verdachte heeft zinvolle dagbesteding, hierbij rekening houdende met zijn draagkracht/draaglast verhouding;
11. Verdachte geef inzicht in zijn vrienden- en kennissenkring. Hij geeft openheid van
zaken over zijn partnerrelatie en verleent de reclassering toestemming met zijn partner te
spreken. Wanneer geïndiceerd zal verdachte meewerken aan relatiegesprekken;
12. Verdachte onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten.
Verdachte heeft zijn instemming verleend aan bovengenoemde voorwaarden.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.413,64 ter vergoeding van materiële schade en € 20.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de raadsvrouw van het slachtoffer, inhoudende dat het psychische letsel dat het slachtoffer is toegebracht en de hoogte van de toegewezen bedragen in soortgelijke zaken, de hoogte van het gevorderde bedrag aan immateriële schade rechtvaardigt en dat de gevorderde post “verhuiskosten” enkel gerelateerd is aan de verkrachting.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag voor geleden immateriële schade gematigd dient te worden zodat enerzijds recht wordt gedaan aan het leed dat het slachtoffer is toegedaan en anderzijds rekening wordt gehouden met de gebruikelijke bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend.
Voor wat betreft het gevorderde bedrag voor geleden materiële schade heeft de raadsvrouw gemotiveerd betoogd dat het slachtoffer in de post “verhuiskosten” niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsvrouw heeft zich voor de overige materiële schadeposten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. Dit geldt ook voor de door de verdediging betwiste post “verhuiskosten” omdat door de benadeelde partij voldoende aannemelijk is gemaakt dat de verhuizing het rechtstreekse gevolg is geweest van de verkrachting en het gevorderde bedrag redelijk is. De rechtbank ziet echter aanleiding om het bedrag dat wordt gevorderd voor de immateriële schade, te matigen.
De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 14.413,64, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 december 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. De rechtbank zal echter bepalen dat ingeval van wanbetaling de vervangende hechtenis in duur beperkt wordt tot één dag. Verdachte zal gedurende lange duur onder justitie vallen waardoor hij een minimaal inkomens- en bestedingspatroon zal hebben. Dit heeft tot gevolg dat de toepassing van volledige vervangende hechtenis niet effectief zal zijn om het doel van de vervangende hechtenis, te weten dat verdachte wordt bewogen om te betalen, te bewerkstelligen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden arrest van 5 november 2014, gewezen door de meervoudige kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 22 mei 2015.
De officier van justitie heeft bij vordering van 2 mei 2018 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 23 april 2018 blijkt dat een deel van voormelde voorwaardelijk opgelegde straf, te weten één maand, reeds ten uitvoer is gelegd bij vonnis van de politierechter van 20 juni 2016. De executie hiervan heeft plaatsgevonden tussen 4 mei 2017 en 24 juni 2017. De officier van justitie heeft dit ter terechtzitting bevestigd.
Het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit is door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd en hij middels een brief van het Ressortparket Arnhem-Leeuwarden van 9 december 2014 op de hoogte is gebracht van de ingangsdatum van de proeftijd en het gegeven dat de proeftijd niet loopt gedurende de tijd dat hem rechtens de vrijheid is ontnomen, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van het resterende gedeelte van de hem bij voornoemd arrest 5 november 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten 11 maanden.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 36f, 38, 38a en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank beveelt dat verdachte
ter beschikkingzal worden
gestelden stelt ter bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de volgende
voorwaarden:
1. Verdachte wordt, direct in aansluiting op de ondergane detentie in deze zaak, verplicht om op basis van een door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich klinisch te laten opnemen in de FPC van der Hoeven kliniek of een soortgelijk FPC, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang deze directeur het noodzakelijk acht, ook waar dat gaat om eventuele medicatie. Hij houdt zich aan de huisregels van de kliniek. Bij overtreding van de huisregels door betrokkene neemt hij zijn verantwoordelijkheid en voegt zich naar de gegeven gedragsaanwijzingen van de kliniek;
2. Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen die hem in het kader van de nazorg gegeven worden door de FPC van der Hoeven kliniek, of een vergelijkbare FPC-instelling, dan wel de reclassering;
3. Verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen gegeven door of namens de reclassering. Verdachte heeft een ‘inspanningsverplichting’. Hij zal initiatieven moeten tonen om de aanwijzingen en afspraken die hij maakt met de reclassering uit te voeren;
4. Verdachte houdt frequent contact met de toezichthouder van de reclassering, waarbij
de frequentie door de reclassering wordt bepaald en waarbij verdachte de reclassering informeert over de leefgebieden die de reclassering wenselijk acht. Eén belangrijk onderdeel zal in ieder geval zijn seksuele belevingswereld zijn;
5. Er geldt een middelenverbod op alcohol, cocaïne, speed en andere harddrugs. Verdachte verleent zijn medewerking aan urine controles die het doel hebben om eventueel middelengebruik op te sporen;
6. Wat betreft het gebruik van cannabis houdt verdachte zich aan de door de reclassering gegeven aanwijzingen, ook als deze inhouden dat verdachte zich onthoudt van het gebruik van cannabis;
7. Verdachte zal op geen enkele wijze contact opnemen met [slachtoffer] ;
8. Verdachte houdt de reclassering op de hoogte van eventuele wijzigingen in de leefsituatie en woonsituatie en/of andere relevante wijzigingen in zijn omgeving/gedrag;
9. Verdachte geeft toestemming aan medewerkers van de reclassering en aan de behandelende zorg instanties om informatie over hem uit te wisselen en is bereid om in
overleg tot nadere afspraken te komen;
10. Verdachte heeft zinvolle dagbesteding, hierbij rekening houdende met zijn draagkracht/draaglast verhouding;
11. Verdachte geef inzicht in zijn vrienden- en kennissenkring. Hij geeft openheid van
zaken over zijn partnerrelatie en verleent de reclassering toestemming met zijn partner te
spreken. Wanneer geïndiceerd zal verdachte meewerken aan relatiegesprekken;
12. Verdachte onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten.
Verdachte heeft zijn instemming verleend aan bovengenoemde voorwaarden.
De rechtbank beveelt dat de
terbeschikkingstellingmet voorwaarden
dadelijk uitvoerbaaris op het ogenblik dat de tenuitvoerlegging van de detentie in deze zaak eindigt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] :

Wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 14.413,64(zegge: veertienduizend vierhonderddertien euro en vierenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2017.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]voor het overige in haar vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]te betalen een bedrag van
€ 14.413,64(zegge: veertienduizend vierhonderdendertien euro en vierenzestig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 december 2017, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van één dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 6.413,64 ter vergoeding van materiële schade en € 8.000,00 ter vergoeding van immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

21/007651-13:
Gelast de tenuitvoerleggingvan het resterende gedeelte van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 5 november 2014 (waarvan een gedeelte groot één maand reeds ten uitvoer is gelegd), te weten:
11 maanden gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. B.I. Klaassens en mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door A.A. de Haan-Geertsema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juni 2018.
mr. C. Brouwer, voornoemd, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.