ECLI:NL:RBNNE:2018:2158

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
LEE 18-1513
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een evenementenvergunning en geluidsontheffing voor het evenement Stoetbakken in Emmen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 juni 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot een evenementenvergunning en geluidsontheffing voor het evenement Stoetbakken, dat op 1 en 2 juni 2018 in Emmen zou plaatsvinden. De burgemeester van de gemeente Emmen had op 24 mei 2018 aan de derde-belanghebbende een evenementenvergunning verleend, evenals een geluidsontheffing. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen deze besluiten, verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat hij vreesde voor overlast door het evenement.

De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester in redelijkheid de evenementenvergunning had kunnen verlenen, aangezien het evenementenbeleid niet kennelijk onredelijk was en de burgemeester in overeenstemming met dit beleid had gehandeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om de in het beleid genoemde uitloop van een half uur in te korten of te verbieden, noch om de eindtijd van het evenement op zaterdag te wijzigen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moest worden afgewezen, omdat de houdbaarheid van het bestreden besluit in de bezwaarfase als overwegend positief werd ingeschat.

De uitspraak benadrukt de afweging van belangen tussen de organisatoren van het evenement en de omwonenden, waarbij de voorzieningenrechter terughoudend is in zijn beoordeling van de belangenafweging door de burgemeester. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester de beleidsregels correct heeft toegepast en dat er geen sprake was van kennelijk onredelijke overlast voor de omwonenden. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Bestuursrecht
locatie Groningen
zaaknummer: LEE 18/1513

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 juni 2018 in de zaken tussen

[verzoeker], te [plaats], verzoeker,

en
1. de burgemeester van de gemeente Emmenverweerder sub 1,
2. het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmenverweerder sub 2,
(gemachtigde: mr. J.T. Oosterhoff).
Als
derde-partijheeft aan het geding deelgenomen: [belanghebbende], gevestigd te [plaats], derde-belanghebbende,
(gemachtigde: [naam]).

Procesverloop

Bij afzonderlijk besluit van 24 mei 2018 (het bestreden besluit I) heeft verweerder sub 1 aan derde-belanghebbende een evenementenvergunning onder voorschriften verleend voor het evenement Stoetbakken op de Noordbarge te Emmen op 1 juni en 2 juni 2018.
Bij afzonderlijk besluit van 24 mei 2018 (het bestreden besluit II) heeft verweerder sub 2 aan derde-belanghebbende een geluidsontheffing onder voorschriften verleend voor het houden van het evenement Stoetbakken, op 1 juni en 2 juni 2018, op de Noordbarge te Emmen.
Tegen de afzonderlijke, bestreden besluiten heeft verzoeker een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft verzoeker op 25 mei 2018 de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 1 juni 2018.
Verzoeker is in persoon verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en L. de Jonge.
Namens derde-belanghebbende zijn voornoemde gemachtigde en [naam] verschenen.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Bij zijn oordeelsvorming betrekt de voorzieningenrechter de navolgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Derde-belanghebbende heeft op 16 februari 2018 een aanvraag om evenementen-vergunning bij verweerder sub 1 ingediend.
Derde-belanghebbende heeft op 16 februari 2018 een aanvraag om geluidsontheffing bij verweerder sub 2 ingediend.
1.2.
Bij afzonderlijk bestreden besluit I van 24 mei 2018 heeft verweerder aan derde-belanghebbende een evenementenvergunning onder voorschriften verleend voor het evenement Stoetbakken op de Noordbarge te Emmen op 1 juni en 2 juni 2018. De evenementenvergunning is geldig voor de volgende periode:
- opbouw: 31 mei 2018, van 08.00 - 22.00 uur, 1 juni 2018, van 08.00 - 15.00 uur en
2 juni 2018, van 05.00 - 08.00 uur;
- evenement: 1 juni 2018, van 15.00 - 00.00 uur en 2 juni 2018, van 00.00 - 00.30 uur en
2 juni 2018, van 07.00 - 22.30 uur;
- afbouw: 2 juni 2018, van 17.00 - 22.00 uur en 3 juni 2018, van 10.00 - 18.30 uur.
1.3.
Bij afzonderlijk besluit II van 24 mei 2018 heeft verweerder aan derde-belanghebbende een geluidsontheffing onder voorschriften verleend voor het houden van het evenement Stoetbakken, op 1 juni en 2 juni 2018, op de Noordbarge te Emmen, inclusief een soundcheck op 2 juni 2018. Aan de geluidsontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden:
1. Het gemeten equivalent geluidsniveau, afkomstig van de in de aanvraag genoemde activiteit, mag niet meer bedragen dan 70 dB(A) op de gevel van een woning of op 100 meter afstand, zoals in de tabel aangegeven:
Omschrijving
Woning2)
100 m3)
Geluidsniveau1)
70 dB(A)
70 dB(A)
1) dit betreft het gemeten equivalent geluidsniveau op 1 meter voor de gevel van een woning (exclusief gevelreflectie);
2) woning of ander geluidsgevoelig object;
3) gemeten vanaf de grens van het in de aanvraag aangegeven evenemententerrein.
2. Als het niveau, genoemd onder punt 1, wordt overschreden dient het bronvermogen te worden verlaagd.
3. De soundcheck dient beperkt te worden tot maximaal 30 minuten.
4. De tijdstippen waarop geluid geproduceerd mogen worden, zijn:
Datum
Aanvang
Eind
01-06-2018
15.00 uur
00:00 uur
02-06-2018
00:00 uur
00:30 uur
02-06-2018
07:00 uur
22:30 uur
5. Aanwijzingen, gegeven door daartoe door het college aangewezen toezichthouders of de politie, met betrekking tot het geluidsniveau van de muziekinstallatie en geluidapparaten en recreatietoestellen, moeten terstond worden opgevolgd.
6. Deze ontheffing kan worden ingetrokken zodra mocht blijken dat niet aan de bovengenoemde voorschriften wordt voldaan.

Toepasselijke regelgeving

2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan, indien tegen een besluit bij de bestuursrechter voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1.
Ingevolge artikel 1:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Emmen 2017 (APV) kan de vergunning of ontheffing door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
a. in het belang van de openbare orde;
b. in het belang van de openbare veiligheid;
c. in het belang van de volksgezondheid;
d. ter bescherming van het milieu.
Ingevolge artikel 2:13, eerste lid, van de APV is het verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
Ingevolge artikel 2:13, derde lid, van de APV kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 1:6, de vergunning eveneens weigeren als naar zijn oordeel:
a. het evenement verdraagt zich niet met het karakter of de bestemming van de plaats waar deze wordt gehouden;
b. sprake is van gelijktijdigheid met een ander evenement en dit leidt tot een negatieve beïnvloeding van de openbare orde of heeft een negatief effect op de woon- en leefsituatie in de omgeving;
c. de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement, gelet op de hiervoor genoemde belangen.
Ingevolge artikel 4:4, tweede lid, van de APV is het verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
Ingevolge artikel 4:4, derde lid, van de APV kan het college van het verbod ontheffing verlenen.
Ingevolge artikel 4:4, vierde lid, van de APV kunnen aan de ontheffing voorschriften worden verbonden onder meer betreffende:
a. het maximale geluidsniveau;
b. situering van geluidsbronnen;
c. de frequentie en tijden van gebruik.
2.2.
Verweerder sub 1 heeft op 19 juli 2011 de Beleidsregel “evenementenbeheer gemeente Emmen” (hierna: de beleidsregel) vastgesteld.
In paragraaf 5 (geluidhinder) van de beleidsregel is met betrekking tot vergunningplichtige evenementen het navolgende vermeld:
I. Voor categorie I geldt een geluidsniveau van ten hoogste 60 dB(A) ter plaatse van gevels van geluidgevoelige bestemmingen van derden. Voor deze evenementen geldt
geenbeperking in aantal.
II. Voor categorie II (middelgrote lawaaimakers) geldt een geluidsniveau van ten hoogste 70 dB(A) ter plaatse van gevels van geluidgevoelige bestemmingen van derden. Voor deze evenementen geldt tevens
geenbeperking in aantal.
III. Voor categorie III (grote lawaaimakers) geldt een geluidniveau van ten hoogste 90 dB(A) ter plaatse van gevels van geluidgevoelige bestemmingen van derden, tot maximaal 24.00 uur wanneer de volgende dag een werkdag is en tot maximaal 01.00 uur wanneer de volgende dag een zaterdag/zondag of een feestdag betreft. Tevens geldt een beperking in het aantal evenementen, waarvoor deze hoge geluidsnorm geldt:
- Emmen Centrum: maximaal 8 evenementen met een geluidsnorm van 90 dB(A);
- Klazienaveen: maximaal 6 evenementen met een geluidsnorm van 90 dB(A);
- Overige dorpen/wijken: maximaal 4 evenementen met een geluidsnorm van 90 dB(A).
Categorie
Hoogst toelaatbare geluid-niveaus
A. Klein
(meldingplichtig)
I. 60 dB(A)
tot uiterlijk 23.00 uur
II. 70 dB(A)
tot uiterlijk 23.00 uur
B. Middelgroot
II. 70 dB(A)
tot uiterlijk 23.00 uur
III. 90 dB(A)
maximum in aantal keren dat deze geluidnorm mag worden gehanteerd
C. Groot
II. 70 dB(A)
tot uiterlijk 23.00 uur
III. 90 dB(A)
maximum in aantal keren dat deze geluidnorm mag worden gehanteerd
Eindtijden moeten duidelijk zijn voor organisatoren. Ook voor omwonenden is dit vanzelfsprekend van belang. Door een gefaseerde afsluiting van een evenement wordt een geleidelijk vertrek van bezoekers gestimuleerd. Dit houdt in dat de hiervoor vermelde tijden gelden als eindtijden voor de muziek. Tot uiterlijk een half uur na het beëindigen van de muziek mogen er consumpties worden verstrekt, terwijl het evenement zelf uiterlijk een uur na het beëindigen van de muziek afgelopen moet zijn. De genoemde geluidniveaus gelden tot maximaal 23.00 uur wanneer de volgende dag een werkdag is en tot maximaal 24.00 uur wanneer de volgende dag een zaterdag/zondag of een feestdag betreft. Bij evenementen in geluidscategorie III mag een beperkt aantal keren de geluidsnorm van 90 dB(A) worden gehanteerd tot maximaal 24.00 uur (dag voor werkdag) dan wel 01.00 uur (dag voor zaterdag/zondag/feestdag).

Overwegingen

3. Gesteld voor de vraag of er aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen, overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
3.1.
Aangezien derde-belanghebbende op korte termijn gebruik zal maken van de aan verleende evenementenvergunning en geluidsontheffing, acht de voorzieningenrechter het spoedeisende belang aan de zijde van verzoekers gegeven.
4. Tussen partijen is in geschil of verweerder sub 1in dit geval in redelijkheid een evenementenvergunning voor het evenement op de Noordbarge te Emmen heeft kunnen verlenen. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
4.1.
Verzoeker betoogt dat het evenement voornamelijk plaatsvindt in een weiland waarop geen bestemming “evenement” of “evenemententerrein” rust. Verder wijst verzoeker erop dat er geen schriftelijke toestemming is gevraagd van de eigenaar van de grond om dit te mogen gebruiken voor een evenement. Daarbij acht verzoeker van belang dat de huurder van het weiland of Plaatselijk Belang Noordbarge is, of derde-belanghebbende. Volgens verzoeker wordt deze grond enkel en alleen gehuurd met de bedoeling om er evenementen of in ieder geval één evenement te kunnen houden. In de visie van verzoeker wordt er gesproken van een evenemententerrein of horecaplein, terwijl verweerder sub 1 op de hoogte is van het feit dat de grond is bestemd voor het weiden van vee.
4.2.1.
In artikel 1:6, in samenhang gelezen met artikel 2:13, derde lid, van de APV zijn de weigeringsgronden voor de onderhavige vergunning neergelegd. Van die weigeringsgronden zou naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in dit geval alleen artikel 2:13, derde lid, aanhef en onder a, van de APV van toepassing kunnen zijn, inhoudende dat het evenement zich niet verdraagt zich niet met het karakter of de bestemming van de plaats waar deze wordt gehouden. Als een dergelijke grond zou bestaan dan brengt dat nog niet met zich dat verweerder sub 1 gehouden is de evenementenvergunning te weigeren, het opent slechts de mogelijkheid om die vergunning te weigeren.
4.2.2.
De voorzieningenrechter overweegt dat het in artikel 2:13, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 1:6 van de APV, neergelegde vergunningenstelsel strekt ter bescherming van specifiek genoemde belangen (vgl. Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS), 13 april 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT3708). Bij zijn besluitvorming om wel of geen evenementenvergunning te verlenen, dient verweerder sub 1 rekening te houden met de betrokken algemene belangen, de belangen van aanvrager en van de omwonenden in het licht van artikel 1:6 van de APV, in samenhang gelezen met artikel 2:13, derde lid, van de APV. De rechter dient zich bij de beoordeling van de belangenafweging terughoudend op te stellen en dient te toetsen of het bestreden besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel dat sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat verweerder sub 1 niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen. In het kader van artikel 2:13, derde lid, aanhef en onder a, van de APV dient de voorzieningen-rechter te beoordelen of verweerder sub 1 zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het evenement niet in strijd is met het karakter of de bestemming van de locatie. Artikel 2:13, derde lid, aanhef en onder a, van de APV dient naar het oordeel van de voorzieningenrechter te worden gelezen in het kader van de belangen die de APV beoogt te beschermen, te weten (handhaving van) de openbare orde. Gelet hierop wordt onder het begrip bestemming in artikel 2:13, derde lid, aanhef en onder a, van de APV niet de bestemming in de zin van het bestemmingsplan verstaan (vgl. AbRvS, 1 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2028, bijgevoegd). Gelet hierop heeft verweerder sub 1 in hetgeen verzoeker met betrekking tot het strijdig gebruik van het terrein op de Noordbarge te Emmen naar voren gebracht, geen aanleiding hoeven zien om de gevraagde evenementenvergunning te weigeren. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat het onderhavige evenement zich anderszins niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de plaats waar deze wordt gehouden. Dat het terrein waarop het evenement is gepland ingevolge het bestemmingsplan niet is aangewezen als evenemententerrein maar een agrarische bestemming heeft, doet daar niet aan af. Deze grond van verzoeker slaagt niet.
5. Verder is tussen partijen in geschil of verweerder sub 2 na een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een geluidsontheffing ten behoeve van het evenement heeft verleend. Dienaangaande overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
5.1.
Verzoeker betoogt dat er sprake is van een tweedaags lawaaifestival met verstrekte muziek tot diep in de nacht. Verder wijst verzoeker erop dat tegenwoordig op donderdag al de opbouw begint met de nodige herrie en drukte vanwege de opbouw van een grote feesttent met heftrucks en ander zwaar materieel. Daarna volgt volgens verzoeker het muziekfeest dat gewoonlijk al dan niet met vergunning tot diep in de nacht duurt. Op de zaterdagochtend wordt verzoeker rond 05.00 uur gewekt door de gebruikelijke activiteiten voor de warenmarkt en het broodbakken. Daarbij acht verzoeker van belang dat vorig jaar voor het eerst ook de zaterdagavond bij het evenement werd betrokken, waarbij er tot na 21.00 uur alcohol werd geschonken en er versterkte muziek werd gespeeld. Om die reden begint pas op de zondag de afbouw die zich ook uitstrekt over de maandag. In de visie van verzoeker betrof de overlast voorheen slechts twee dagen, terwijl het nu gaat om vijf dagen. Naar de mening van verzoeker is de grens van aanvaardbare overlast inmiddels meer dan overschreden. Ter zitting heeft verzoeker te kennen gegeven dat wat hem betreft het geschil zich toespitst op de vraag of er een beperking dient te worden aangebracht in de eindtijden, in die zin dat de eindtijd van het evenement op vrijdag op 00.00 uur wordt bepaald en op zaterdag op 18.00 uur.
5.2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat, gelet op de ingediende aanvraag door derde-belanghebbende, het verlenen van de evenementenvergunning en de daarmee samenhangende geluidsontheffing conform de beleidsregel als bedoeld in rechtsoverweging 2.2. is en dat in dit geval niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat van onverkorte toepassing van de beleidsregel diende te worden afgezien.
5.3.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder sub 2, gelet op artikel 4:4 van de APV, in beginsel bevoegd is van het in dat artikel neergelegde verbod ontheffing te verlenen. Deze bevoegdheid kent een ruime beleidsvrijheid, waarbinnen verweerder sub 2 de belangen die bij het verlenen van een ontheffing zijn betrokken tegen elkaar afweegt. Deze vrijheid om, binnen de grenzen van de wettelijke bepaling, naar eigen inzicht uitvoering te geven aan die bevoegdheid is echter niet onbeperkt, maar vindt zijn grens in een voor omwonenden qua geluid te bieden beschermingsniveau dat valt te kwalificeren als niet kennelijk onredelijk.
5.3.2.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder sub 2 de geluidsontheffing heeft verleend op basis van de beleidsregel. Het uitgangspunt van de beleidsregel is dat geen onduldbare overlast ontstaat in de woningen van omwonenden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat de beleidsregel de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten. Hieruit vloeit voort dat verweerder met de verwijzing naar de beleidsregel naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen kennelijk onredelijke invulling van zijn beleidsvrijheid heeft gegeven (vgl. AbRvS, 13 juli 2016, ECLI:NL:RVS: 2016:1976). Tussen partijen is niet in geschil, en de voorzieningenrechter neemt dit als een vaststaand gegeven aan, dat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag om een geluidsontheffing op een juiste wijze voormelde beleidsregel heeft toegepast. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter in hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht voor wat betreft de beperking van de eindtijd van het evenement op vrijdag- en zaterdagavond geen aanleiding voor de conclusie dat verweerder aanleiding had moeten zien om af te wijken van de beleidsregel. Daarbij komt dat de ontheffing die is verleend voor de nacht van vrijdag 1 juni op zaterdag 2 juni tot 00:30 uur in het weekend valt. Deze grond van verzoeker slaagt niet.
6. Gelet op de voorgaande overwegingen moet de houdbaarheid van het bestreden besluit in de bezwaarfase als overwegend positief worden ingeschat. Voor het treffen van een voorlopige voorziening bestaat geen aanleiding. Het verzoek daartoe wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling, als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb, bestaat geen aanleiding.
Beslist wordt als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.L.A. van Kats als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2018.
De griffier De voorzieningenrechter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: