ECLI:NL:RBNNE:2018:2162

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
8 juni 2018
Zaaknummer
C/18/174782 / HA ZA 17-67
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwrecht: Beoordeling van bewijs inzake uitgavenplafond en directieraming in bouwcontract

Op 4 april 2018 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een vonnis in verzet gewezen in de zaak tussen BNL Timmerbedrijf B.V. en Villa Forte B.V. De procedure volgde op een eerder verstekvonnis van 1 februari 2017, waarin [gedaagde 1] hoofdelijk was veroordeeld tot betaling aan BNL. In deze zaak was de centrale vraag of er een uitgavenplafond van € 200.000,00 was overeengekomen tussen BNL en Villa Forte, en of de directieraming die door een getuige was afgegeven als richtprijs kon worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat Villa Forte niet was geslaagd in het leveren van het bewijs dat het uitgavenplafond was overeengekomen. De getuige verklaarde dat hij geen kennis had van een uitgavenplafond en dat de directieraming niet door BNL was afgegeven. De rechtbank verwierp het subsidiaire verweer van Villa Forte dat de directieraming als richtprijs gold, omdat deze niet aan BNL was verstrekt. Het verstekvonnis werd vernietigd voor zover [gedaagde 1] tot betaling was veroordeeld, maar het vonnis werd bekrachtigd voor de overige onderdelen. Villa Forte werd veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/174782 / HA ZA 17-67
Vonnis in verzet van 4 april 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BNL TIMMERBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Wehe-den Hoorn,
eiseres,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. H. Vorsselman te Groningen,
tegen

1.[voorletters] [gedaagde 1] ,

wonende te Groningen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VILLA FORTE B.V.,
gevestigd te Groningen,
gedaagden,
eisers in het verzet,
advocaat mr. J.M. Pol te Assen.
Partijen zullen hierna BNL en gedaagden gezamenlijk [gedaagde 1] c.s. genoemd worden. Gedaagden zullen afzonderlijk als [gedaagde 1] en VF worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 13 september 2017,
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 februari 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank blijft bij hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 13 september 2017.
2.2.
In het tussenvonnis van 13 september 2017 heeft de rechtbank VF opgedragen te bewijzen zij met BNL (mondeling) in februari 2016 een uitgavenplafond van € 200.000,00 inclusief btw is overeengekomen voor de cascobouw voor het project aan de [straatnaam] . Ter uitvoering van de bewijsopdracht heeft VF aangegeven dat zij [gedaagde 1] als partij-getuige en [getuige] als getuigen wenst te laten horen. Bij gelegenheid van het getuigenverhoor op 16 februari 2018 heeft de advocaat van [gedaagde 1] c.s. kenbaar gemaakt dat hij ervan afziet om [gedaagde 1] als partij-getuige te laten horen. [getuige] heeft toen wel een verklaring afgelegd.
2.3.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij betrokken is geweest in de voorfase van de totstandkoming van de aan BNL gegeven opdracht. Hij heeft verklaard dat van enig uitgavenplafond hem niets bekend is. De rechtbank is daarom van oordeel dat VF niet is geslaagd in het leveren van het aan haar opgedragen bewijs.
2.4.
VF heeft subsidiair gesteld dat zij de directieraming die zij van [getuige] heeft ontvangen door middel van het e-mailbericht van 10 maart 2016 heeft beschouwd als een richtprijs van BNL als bedoeld in artikel 7:752 lid 1 BW, die met maximaal 10% mag worden overschreden.
2.5.
BNL heeft daartegen aangevoerd dat de directieraming van [getuige] niet een door BNL afgegeven richtprijs is: de directieraming is door [getuige] opgemaakt op basis van door [gedaagde 1] verstrekte gegevens en slechts aan VF verstrekt. Bij aanvang van het werk kende BNL de raming niet.
2.6.
De rechtbank overweegt als volgt. De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij een directieraming heeft gemaakt op basis van gegevens die hij van VF heeft ontvangen. Hij heeft de raming uitsluitend aan VF - en niet aan BNL - toegezonden. In de per e-mail van 10 maart 2016 gezonden reactie van VF schrijft [gedaagde 1] aan [getuige] dat '
[voornaam](naar de rechtbank begrijpt wordt hiermee BNL aangeduid)
mij de uren gewoon in rekening brengt en het materiaal doorberekend naar mij toe. Dan is het helder en overzichtelijk. Als ik wekelijks de facturen ontvang dan houden we het allemaal mooi in de hand.
De mail aan [getuige] is door VF weliswaar ook aan BNL toegezonden, maar dit is op zichzelf onvoldoende om te kunnen oordelen dat BNL een richtprijs heeft afgegeven waaraan zij is gebonden. Uit de reactie van [gedaagde 1] blijkt bovendien dat de inhoud en omvang van de werkzaamheden nog niet vastlagen maar gaande het bouwproces nader zouden worden ingevuld door hem. [gedaagde 1] schrijft immers ook:
Doordat ik dagelijks aanwezig ben zullen er altijd nog wel zaken bij komen maar dat geef ik dan per mail door aan [voornaam] of bespreek ik met de uitvoerder.De rechtbank is van oordeel dat om deze redenen het subsidiaire verweer van VF moet worden verworpen. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn in deze procedure niet naar voren gebracht.
2.7.
VF heeft geen andere verweren aangevoerd tegen de vorderingen van BNL, zodat het verstekvonnis in stand kan blijven voor zover VF tot betaling aan BNL is veroordeeld.
2.8.
Het verstekvonnis zal op grond van het vorenstaande worden vernietigd, voor zover daarin [gedaagde 1] tot betaling is veroordeeld en de hoofdelijkheid met VF is uitgesproken.
Voor het overige zal dit vonnis op genoemde gronden worden bekrachtigd.
2.9.
VF zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden verwezen. De kosten worden aan de zijde van BNL begroot op:
- salaris advocaat
2.842,00(2 punt × tarief € 1.421,00)
Totaal € 2.842,00.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 1 februari 2017 onder zaaknummer / rolnummer C/18/18173021 HA ZA 16-301 gewezen verstekvonnis, voor zover [gedaagde 1] daarbij hoofdelijk is veroordeeld tot betaling van € 128.213,14, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over:
- het bedrag van € 40.046,16 vanaf 16 augustus 2016;
- het bedrag van € 51.589,56 vanaf 3 september 2016;
- het bedrag van € 34.540,66 vanaf 3 september 2016,
telkens tot de dag van volledige betaling,
en tot betaling van de proceskosten van de verstekprocedure ten bedrage van € 5.402,62,
en opnieuw beslissend
3.2.
veroordeelt Villa Forte om aan BNL te betalen een bedrag van € 128.213,14, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over:
- het bedrag van € 40.046,16 vanaf 16 augustus 2016;
- het bedrag van € 51.589,56 vanaf 3 september 2016;
- het bedrag van € 34.540,66 vanaf 3 september 2016,
telkens tot de dag van volledige betaling,
en tot betaling van de proceskosten van de verstekprocedure ten bedrage van € 5.402,62
3.3.
veroordeelt VF in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van BNL tot op heden begroot op € 2.842,00,
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
3.6.
bekrachtigt het verstekvonnis voor het overige.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 564