ECLI:NL:RBNNE:2018:2173

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
18/730242-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontucht met stiefkinderen met bewijsminimum en strafmotivering

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht met zijn stiefkinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn stiefdochter, die op het moment van de feiten nog minderjarig was. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van de stiefdochter en andere ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door andere getuigenverklaringen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die immateriële en materiële schade hebben geleden door de daden van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730242-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 juni 2018 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2018.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Speksnijder, advocaat te Akkrum. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij in of omstreeks 1 januari 2002 tot en met 31 december 2004, althans in of omstreeks het jaar 2002 en/of het jaar 2003 en/of het jaar 2004, te Leeuwarden, in elk geval in de provincie Fryslân/Friesland, met [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] 1990), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- de billen en/of borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] gestreeld/aangeraakt en/of
- aan de tepels van die [slachtoffer 1] gezogen, althans de tepels van die [slachtoffer 1] met verdachtes mond aangeraakt en/of
- verdachtes penis door die [slachtoffer 1] doen of laten vasthouden en/of
- in het bijzijn van die [slachtoffer 1] gemasturbeerd, althans zichzelf seksueel bevredigd en/of een zaadlozing gehad en/of
- een of meerdere van verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer 1] gestopt/gedaan en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] zogenoemd gevingerd en/of
- en/of verdachte penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gestopt/gedaan en/of (zodoende) die [slachtoffer 1] in haar vagina geneukt;
1. Subsidiair
hij in of omstreeks 1 januari 2002 tot en met 19 juli 2004 te Leeuwarden ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, althans een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1990, bestaande die ontucht hierin dat verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- de billen en/of borsten en/of vagina van die [slachtoffer 1] heeft gestreeld/aangeraakt en/of
- aan de tepels van die [slachtoffer 1] heeft gezogen, althans de tepels van die [slachtoffer 1] met verdachtes mond heeft aangeraakt en/of
- verdachtes penis door die [slachtoffer 1] heeft doen of laten vasthouden en/of
- in het bijzijn van die [slachtoffer 1] heeft gemasturbeerd, althans zichzelf seksueel heeft bevredigd en/of een zaadlozing heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks 12 april 2005 tot en met 11 april 2008, in elk geval in of omstreeks het jaar 2005 en/of het jaar 2006 en/of het jaar 2007 en/of het jaar 2008, te Hurdegaryp, in elk geval in de gemeente Tytsjerksteradiel, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, althans een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1996, bestaande die ontucht hierin dat verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- verdachtes penis door die [slachtoffer 2] heeft doen of laten aftrekken en zodoende zich seksueel heeft doen of laten bevredigen door die [slachtoffer 2] en/of
- de penis van die [slachtoffer 2] heeft afgetrokken en/of aangeraakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. Hij heeft daartoe gemotiveerd aangevoerd dat ten aanzien van het onder 1. primair, 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde niet is voldaan aan het bewijsminimum. Ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde ontbreekt bovendien het vereiste opzet op ontuchtige handelingen.
Oordeel van de rechtbank
Bewijsoverweging
Ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2 gaat het om de vraag of is voldaan aan het wettelijk bewijsminimum. Het wettelijk bewijsstelsel gaat ervan uit dat een strafbaar feit niet kan worden bewezen op grond van de mededelingen van één persoon. Dit beginsel komt tot uitdrukking in artikel 342 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering. De regel van het bewijsminimum houdt in dat er -naast het hoofdbewijsmiddel- nog minimaal één ander bewijsmiddel aanwezig moet zijn dat voldoende steun geeft aan dit hoofdbewijsmiddel.
De Hoge Raad heeft aangegeven dat er geen algemene regels gegeven kunnen worden om de grens te bepalen tussen het wel of niet voldoende steun geven; dit hangt af van het concrete geval.
Ten aanzien van feit 1 is zijn de verklaringen van [slachtoffer 1] het hoofdbewijsmiddel. Zij heeft verklaringen afgelegd tijdens een informatief gesprek op 6 maart 2017 en in een aangifte op 27 maart 2017.
De rechtbank beoordeelt deze verklaringen op consistentie, accuraatheid en volledigheid.
Het enkele feit dat in verklaringen op punten tegenstrijdigheden voorkomen, maakt deze verklaringen op zichzelf nog niet onbetrouwbaar. Dit kan immers te wijten zijn aan de feilbaarheid van het menselijk geheugen, teweeggebracht onder invloed van tijdsverloop en emoties door het delict. Het gaat om de totale indruk die verklaringen maken en de wijze waarop zij zijn afgelegd.
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] gedetailleerd en consistent heeft verklaard over de ontuchtige handelingen die verdachte bij haar heeft gepleegd. Voorts worden haar gedetailleerde verklaringen over verschillende specifieke gebeurtenissen binnen het gezin ondersteund door andere getuigen. De rechtbank heeft geen leugens, onmogelijkheden of overdrijvingen vastgesteld. Als geheel acht de rechtbank de verklaringen daarom betrouwbaar en neemt deze als uitgangspunt.
De verklaringen van [slachtoffer 1] worden ondersteund door verschillende andere verklaringen. Zo heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte tegenover hem heeft toegegeven dat hij [slachtoffer 1] vroeger heeft misbruikt. Ook heeft [getuige] , de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , verklaard dat zij verdachte via de telefoon heeft horen zeggen: 'het is allemaal gebeurd en ik heb het gedaan'. [getuige] heeft ook verklaard dat [slachtoffer 1] haar op haar vijftiende heeft verteld over het seksueel misbruik, waarbij ook sprake is geweest van seksueel binnendringen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer 1] voldoende worden onderbouwd door andere wettige bewijsmiddelen en acht het onder 1. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van hetgeen is beschreven onder feit 2.
De rechtbank acht de deels bekennende verklaring van verdachte voldoende ondersteunend voor deze aangifte en acht het feit op basis van de verklaring van [slachtoffer 2] en van verdachte, zoals hierna weergegeven, wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte zal dan ook veroordeeld worden voor het onder 2. ten laste gelegde.
Bewijs feit 1 primair
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 mei 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik kwam op een avond terug uit een café en zag thuis dat [slachtoffer 1] in het tweepersoonsbed van mij en toenmalige partner [getuige] lag. Ik heb haar toen verplaatst in het bed.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 27 maart 2017 opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017045727 d.d. 6 juli 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1990:
Het misbruik heeft plaatsgevonden in 2002/2003, toen was ik 12 à 13 jaar.
In 2002 woonden wij in [straatnaam] in Leeuwarden. Mijn moeder had een nieuwe vriend, genaamd [verdachte] . Mijn moeder werkte in de horeca en als zij dan weekends moest werken dan was het Bingo. Niet direct in het begin. Ik was ongeveer 12 jaar oud. Als ik in de avond op bed ging, dan zat hij meestal al aan een biertje. Als hij mij aanraakte was dat meestal onder invloed van bier. Dan ging ik alleen op de slaapkamer op bed. Hij kwam wel eens aan het bed zitten, aan de rand. Hij streelde mij wat over mijn armen, over mijn kont. Eerst over de dekens, later eronder. Dat is 2 of 3 keer op deze manier gebeurd, dat hij het zeg maar bij strelen hield. Daarna begon hij aan mijn borsten te zitten. Deed hij mijn shirt omhoog. Altijd als mijn moeder weg was. Mijn moeder ging meestal tegen 20:00 uur weg in het weekend. Het was altijd weekend. Ik mocht in de weekend opblijven tot meestal 21:30 uur of iets later.
Op een latere keer tilde hij mij uit bed en legde mij in het bed van mijn moeder. Mijn moeder was er niet. Dit is 1 keer gebeurd. Toen betastte hij mij echt. Mijn tieten en mijn buik. Hij zoog aan mijn tepels. Dan zei hij tegen mij: "Voel eens hoe hard hij is". Ik moest dan zijn piemel vast houden. Ik had dan dus zijn piemel in de hand. Toen ging hij aan mijn vagina zitten, hij maakte zijn vingers nat met spuug. Dat deed mij pijn. Ik zei hem dat ook dat het pijn deed. Hij zei dan: "Doe maar rustig meiske. Het komt wel goed". Hij ging met zijn vingers in mijn vagina.
Het is een half jaar lang zo door gegaan. Het is nadat ik in het bed gelegd was door hem, is het nog twee of drie keer gebeurd. Hij greep mij vaak in mijn vagina.
Ik was ook een keer ziek en was toen in mijn moeders bed gekropen. [verdachte] vatte dat kennelijk op als een uitnodiging. Hij kwam bij mij op bed. Hij greep weer naar mijn vagina. Hij zoog weer op mijn tepels. Weer hetzelfde gedrag: "Doe maar rustig meiske. Het komt wel goed". Hij pakte toen een handdoekje. Hij stopte toen het puntje van zijn penis in mijn vagina. Het heeft misschien een minuutje geduurd. Het blijft mij altijd bij. Het was een roze handdoekje. Hij zag wel echt dat het mij pijn deed en dat ik het vreselijk vond dat hij zover was gegaan. Hij zat er echt met het topje van zijn penis in. Hij zei: "Kijk eens hoed hard hij (zijn lul) is" en hij heeft zich afgetrokken in het bed. Ik zag dat hij dat deed waar ik bij was. In het bed van mijn moeder. Ik weet nog goed dat ik op de rand van het bed zat en zag dat hij zich aftrok. Hij ging met zijn hand omhoog en naar beneden bij zijn piemel. Ik wist toen niet dat het aftrekken heette. Ik zag hem naakt liggen. Ik zag ook dat er wit spul uit zijn piemel kwam.
Hij ging heen en weer toen hij met zijn piemel in mijn vagina zat. Ik zal op mijn zij en hij lag achter mij. Hij had mij vast op de heup en hij deed wel voorzichtig. Na deze keer is hij nog een keer met zijn piemel in mijn vagina gegaan. Ook weer op mama's bed. Hij heeft twee keer zijn penis in mijn vagina gedaan. De tweede keer deed het mij heel erg zeer, dat weet ik nog wel. [verdachte] was die keer naar de kroeg geweest. Hij kwam rond middernacht thuis en ik werd er wakker van. Hij begon mij direct overal aan te raken. Het herhaalde zich wat er de eerste keer in mama's bed was gebeurd. Hij lag achter mij. Hij pakte mijn hand vast en legde die op mijn piemel. Ik moest hem aftrekken, zonder dat ik toen wist dat het zo heette. Hij maakte de beweging en ik voelde dat hij met zijn piemel richting mijn vagina ging. Hij had mijn heup vast. Hij is toen ook met zijn penis in mijn vagina. Misschien ook weer 30 of 40 seconden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 april 2017, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 18 februari 2017 ben ik bij [verdachte] geweest. Ik heb aangebeld bij hem. Hij deed open en ik ben naar hem toegelopen. Ik zei tegen hem: 'Wat is er vroeger met [slachtoffer 1] gebeurd'. (..) Hij vertelde mij toen dat hij hulp zou gaan zoeken. Ik heb hem gevraagd of hij [slachtoffer 1] misbruikt had vroeger. Hij gaf toe dat hij [slachtoffer 1] vroeger misbruikt had, maar ik weet niet meer de woorden die hij daarbij gebruikte.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 12 april 2017, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
[verdachte] is mijn ex-man, daar heb ik 10 jaar een relatie mee gehad. En drie jaar mee getrouwd geweest. In totaal 13 jaar.
Wij zijn in 2014 zijn we gescheiden. In 2001 ben ik bij hem gekomen. (..) Ik ben eerst met hem in huis getrokken in de [straatnaam] in Leeuwarden. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gingen mee. In 2004 zijn we naar Hurdegaryp vertrokken.
[slachtoffer 1] heeft mij op haar 15 jarige leeftijd al verteld over het seksueel misbruik. (..)
Ze vertelde mij dat in de periode dat ik aan het werk was, [verdachte] op zondagsavonds bij haar haar bed kwam. Hij maakte dan een praatje met haar. Op de een of andere manier heeft het toen bij haar gedaan. Ze vertelde dat hij haar benen uit elkaar gedaan had en dat hij met zijn handen naar binnen was gegaan. Ze heeft mij niet precies verteld hoe hij dat gedaan had. [slachtoffer 1] was 12 of 13 jaar oud toen dit plaatsvond.
(..) Ik was aanwezig bij het telefoongesprek tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] had zij telefoon op de speaker zodat ik het hele gesprek mee kon luisteren. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "Het is allemaal gebeurd en ik heb dat gedaan, maar laten we elkaar met rust. En jullie laten mij met rust en vooral je moeder."
Bewijs feit 2
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 25 mei 2018 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
[slachtoffer 2] , destijds mijn stiefkind, en ik hebben elkaar in de onderbroek gekriebeld. Wij hebben elkaars piemel daarbij aangeraakt.
Bij het kriebelen werd wel eens vaker een timer aangezet. Dan kriebelden we elkaar 10 minuten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 11 april 2017, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017045727 d.d. 6 juli 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik zal ongeveer tussen de 10 en 13 jaar oud geweest zijn, of tussen de 9 en 12 jaar oud.
Het was voor mijn pubertijd. Ik lag dan in mijn eigen bed. Mijn moeder was heel vaak in de avond niet thuis. In het begin vroeg [verdachte] mij of ik bij hem kwam liggen en of hij mij zou kriebelen. Dat vond ik wel fijn. Ik ging dan ook gewoon bij hem liggen. Het was eerst ook gewoon kriebelen op de rug. [verdachte] vroeg mij of ik hem ook wilde kriebelen. Tijdens dat kriebelen vroeg [verdachte] aan mij of ik meer naar beneden wilde gaan naar zijn geslachtsdeel. Hij had dan een onderbroek aan en daar ging ik dan gewoon in. Dan trok ik hem af.
Aftrekken is het vel van zijn piemel op en neer trekken.
Zonder te vragen ging [verdachte] dan ook met zijn hand in mijn onderbroek. Ik weet dat hij mij ook heeft afgetrokken. [verdachte] zette een timer op zijn telefoon aan en dan zette hij hem op 10 minuten. Ik kriebelde hem 10 minuten en hij mij 10 minuten.
Dit speelde zich af in de [straatnaam] in Hurdegaryp. Ik denk dat het 10 keer is gebeurd. Het zal ongeveer in 2 à 3 jaar tijd gebeurd zijn.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. Primair
hij in de periode van 20 juli 2002 tot en met 31 december 2004, in de provincie Fryslân, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 1990, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , hebbende verdachte in voornoemde periode meermalen, althans eenmaal,
- de billen en borsten en vagina van die [slachtoffer 1] gestreeld/aangeraakt en
- aan de tepels van die [slachtoffer 1] gezogen en
- verdachtes penis door die [slachtoffer 1] doen of laten vasthouden en
- in het bijzijn van die [slachtoffer 1] gemasturbeerd en een zaadlozing gehad en
- een of meerdere van verdachtes vingers in de vagina van die [slachtoffer 1] gestopt/gedaan en/of vervolgens die [slachtoffer 1] zogenoemd gevingerd en
- verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer 1] gestopt/gedaan en zodoende die [slachtoffer 1] in haar vagina geneukt;
2.
hij in 12 april 2005 tot en met 11 april 2008, te Hurdegaryp, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind, te weten [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 1996, bestaande die ontucht hierin dat verdachte in voornoemde periode meermalen
- verdachtes penis door die [slachtoffer 2] heeft doen of laten aftrekken en zodoende zich seksueel heeft doen of laten bevredigen door die [slachtoffer 2] en
- de penis van die [slachtoffer 2] heeft afgetrokken en/of aangeraakt.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
2. Ontucht plegen met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht en een ambulante behandeling.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gemotiveerd bepleit om de straf te beperken tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf met de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van het Leger des heils Jeugdbescherming & Reclassering, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn twee stiefkinderen. Bij zijn stiefdochter bestond het seksueel misbruik in eerste instantie uit het strelen van haar intieme delen, maar het misbruik heeft ook bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Het ontucht bij zijn stiefzoon begon als onschuldig kriebelen, maar liep uit op elkaar af te trekken.
Beide slachtoffers waren rond de 12 jaar oud. Een kwetsbare leeftijd voor kinderen die aan het begin staan van hun seksuele ontwikkeling. Het gedrag van verdachte heeft deze ontwikkeling verstoord.
De ontucht vond plaats in het woonhuis waar de verdachte, samen met de moeder en de slachtoffers woonde. Het ouderlijk huis is bij uitstek een plek waar een kind veilig moet kunnen zijn. De verdachte heeft daar echter herhaaldelijk en op grove wijze inbreuk gemaakt op de veiligheid van zijn stiefkinderen ten behoeve van zijn eigen seksuele lusten. Daarmee heeft hij als stiefvader misbruik gemaakt van de afhankelijke positie die zijn stiefdochter en stiefzoon tegenover hem innamen.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte nog niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Wel is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken, zoals verdachte zelf heeft erkend, dat hij eerder seksueel contact had met zijn – destijds minderjarige – biologische zoon. Deze zoon heeft hiervan geen aangifte gedaan.
Uit onder meer het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte heeft verklaard dat hij zelf vroeger ook seksueel is misbruikt. Het risico op herhaling is moeilijk in te schatten, omdat verdachte de feiten deels ontkend heeft. Risicofactoren zijn het gebrek aan inzicht in zijn delictgedrag en de gevolgen daarvan. Daarnaast is er waarschijnlijk sprake van persoonlijkheidsproblematiek. Alles overwegende heeft de reclassering geadviseerd om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarde een meldplicht en een ambulante behandelverplichting bij GGZ Friesland.
Gelet op de ernst van de gepleegde feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend. Daarnaast acht zij een voorwaardelijke gevangenisstraf passend zodat de geadviseerde bijzondere voorwaarden daaraan gekoppeld kunnen worden. Zij ziet onvoldoende aanleiding om de gevorderde proeftijd van 5 jaar op te leggen en zal deze beperken tot 3 jaren. De rechtbank zal daarnaast rekening houden met het tijdsverloop sinds het plegen van de feiten.
Alles overwegende komt de rechtbank tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf worden een meldplicht en ambulante behandelverplichting bij GGZ Friesland gekoppeld.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
- ten aanzien van feit 1: [slachtoffer 1] , tot een bedrag van € 6.000,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
- ten aanzien van feit 2: [slachtoffer 2] , tot een bedrag van € 2.542,20 bestaande uit € 42,20 materiële schade en € 2.500,00 immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat beide vorderingen volledig worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van beide vorderingen aangevoerd dat ten aanzien van de gestelde immateriële schade onvoldoende vaststaat dat deze het rechtstreeks gevolg zijn van de ten laste gelegde feiten.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1. primair bewezen verklaarde. Dit geldt ook ten aanzien van de beschreven bedreigingen. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2004.
Tevens is naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2. bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 april 2008.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde schade aansprakelijk is, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, beide tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 12 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen 5 dagen na beëindiging van zijn detentie meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1 te Leeuwarden en hierna zolang en frequent de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen door GGZ Friesland of een soortgelijke zorgverlener, zulks te bepalen door de reclassering op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 6.000,00 (zegge: zesduizend euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 december 2004.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 6.000,00 (zegge: zesduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 65 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 2.542,20 (zegge: tweeduizend vijfhonderdentweeënveertig euro en twintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 april 2008.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 2.542,20 (zegge: tweeduizend vijfhonderdentweeënveertig euro en twintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 35 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 42,20 aan materiële schade en € 2.500 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Bunk, voorzitter, mr. M. Brinksma en mr. G.W.G. Wijnands, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 juni 2018.